ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6829

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
344616 VV EXPL 07-82
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • T.M. van Wassenaer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van gezagvoerder na incident met assistent purser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 31 mei 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een gezagvoerder bij Martinair Holland N.V., en zijn werkgever Martinair. De zaak ontstond na een incident op 14 maart 2007, waarbij [eiser] in conflict kwam met een assistent purser na een vlucht van Amsterdam naar Miami. De situatie escaleerde bij het hotel, waar [eiser] de assistent purser vastpakte en haar bestraffend toesprak. Martinair beschouwde dit gedrag als een dringende reden voor ontslag op staande voet, wat op 21 maart 2007 werd uitgevoerd.

[Eiser] heeft het ontslag betwist en vorderde in kort geding zijn wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris. De kantonrechter oordeelde dat Martinair niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. De rechter benadrukte dat de gevolgen van het ontslag voor [eiser] te ernstig waren in vergelijking met het belang van Martinair bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet nietig was en dat [eiser] recht had op wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn loon.

De rechter veroordeelde Martinair tot betaling van de proceskosten en legde een dwangsom op voor het geval Martinair niet zou voldoen aan de uitspraak. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ontslagprocedures en de noodzaak om alternatieve maatregelen te overwegen voordat tot ontslag op staande voet wordt overgegaan.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 344616/VV EXPL 07-82
datum uitspraak: 31 mei 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M.J.M. Keulaerds
tegen
de naamloze vennootschap
MARTINAIR HOLLAND N.V.
te Luchthaven Schiphol
gedaagde partij
hierna te noemen Martinair
gemachtigde mr. P. Klinckhamers
De procedure
[Eiser] heeft Martinair op 27 april 2007 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2007, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. De zaak is daarop aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen nog een regeling te treffen. Bij brief van 21 mei 2007 heeft de gemachtigde van [eiser] laten weten dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over een regeling en hij heeft vonnis gevraagd.
De feiten
a. [Eiser], thans 33 jaar oud, is op 22 januari 1997 in dienst getreden bij Martinair als Eerste Officier Boeing 767. In april 2005 is [eiser] bevorderd tot gezagvoerder 767. Zijn salaris bedraagt € 9.283,69 bruto per maand exclusief emolumenten.
b. Na de vlucht Amsterdam-Miami op 14 maart 2007 waarop [eiser] als gezagvoerder had gediend, is op het vliegveld tussen met name [eiser] en de assistent purser [assistent purser] irritatie ontstaan over het al of niet wachten op de aflevering van een ID die een steward had vergeten. [Eiser] vond dat de bemanning met uitzondering van die steward met een busje alvast naar het hotel moest gaan. [assistent purser] heeft zich daarop provocerend jegens [eiser] gedragen. Uiteindelijk kon de bemanning toch binnen korte tijd gezamenlijk naar het hotel afreizen.
c. Over de precieze toedracht van het incident daarna bij het hotel lopen de verhalen van de diverse betrokkenen uiteen, maar wat wel duidelijk is, is het volgende.
d. Bij het hotel aangekomen heeft (wederom) een aanvaring plaatsgevonden tussen [eiser] en [assistent purser]. [Assistent purser] heeft voorgesteld een vieze crewborrel te houden. [Eiser] heeft daarop desbewust niet gereageerd, alhoewel dat volgens [eiser] tegen de regels was. Bij het uitladen van de koffers zijn [assistent purser] en [eiser] met elkaar in aanraking gekomen. [Assistent purser] heeft daarover een opmerking richting [eiser] gemaakt, welke [eiser], mede door de gebeurtenis eerder, in het verkeerde keelgat is geschoten. [Eiser] heeft [assistent purser] vastgepakt aan een bovenarm en hij heeft geprobeerd haar met haar gezicht naar hem toe te draaien. In bijzijn van een deel van de bemanning heeft hij haar woorden toegevoegd in de strekking van “En nou is het afgelopen met die grote mond van jou, ik ben hier de baas en niet jij.” Daarop heeft [assistent purser] zeer geëmotioneerd gereageerd, waarna [eiser] haar heeft losgelaten.
e. Met de purser die toen al in de lobby was, heeft [eiser] meteen daarna de situatie besproken en hij heeft haar gemeld dat hij het gedrag van [assistent purser] zodanig gezagsondermijnend vond en dat hij zich genoodzaakt had gezien in te grijpen, ook met het oog op de terugvlucht.
f. Na dat incident is een crewborrel gehouden.
g. De volgende ochtend heeft [eiser] contact opgenomen met de purser over het al of niet inzetten van [assistent purser] als assistent purser voor de terugvlucht. De purser wilde [assistent purser] als assistent purser laten terugvliegen en [eiser] heeft dat geaccepteerd. Vervolgens zijn het vervoer naar het vliegveld, de vlucht en de aankomst op Schiphol normaal verlopen.
h. Bij brief van 16 maart 2007 heeft Martinair [eiser] uitgenodigd voor een gesprek op 20 maart 2007 (later verzet naar 21 maart 2007), waarbij Martinair heeft meegedeeld:”Het gesprek is bedoeld om uw kant van het verhaal te beluisteren. (…) Op voorhand attendeer ik u erop dat dit incident dermate ernstig wordt bevonden, dat u rekening dient te houden met de mogelijkheid dat Martinair na dit gesprek uw dienstverband wegens een dringende reden beëindigt.”
i. Tijdens het gesprek op 21 maart 2007 heeft Martinair [eiser] op staande voet ontslagen. Bij brief van 23 maart 2007 heeft Martinair dat ontslag bevestigd. In die brief staat onder meer:
“In het gesprek van 21 maart jl. ontkende u de toedracht zoals de crew heeft verklaard. (...) U vertelde dat u heel boos bent over deze behandeling en over het feit dat u dit gesprek heeft moeten voeren. (...) De heer [medewerker Martinair] en mevrouw [medewerkster Martinair] hebben u verteld dat Martinair zich op het standpunt stelt dat u op een buitengewoon disproportionele wijze hebt gereageerd op de uitlatingen van uw collega, mevrouw [assistent purser]. U hebt haar zo agressief en bedreigend toegesproken, dat zij en omstanders bang waren dat u haar zou slaan. U hebt er bovendien op geen enkele wijze blijk van gegeven te beseffen dat u onjuist hebt gehandeld. In tegendeel, zelfs nadat u er een nachtje over had kunnen slapen bleef u bij uw standpunt en eiste u van de purser dat zij mevrouw [assistent purser] uit haar functie zou ontheffen. Voor Martinair is dergelijk gedrag jegens collega's onacceptabel. Dit klemt te meer daar Martinair van haar gezagvoerders verwacht dat deze voorbeeldgedrag vertonen en te alle tijden hun zelfbeheersing weten te behouden, zeker gezien hun bijzondere verantwoordelijkheid en bevoegdheden.
Resumerend stellen wij vast dat u zich schuldig heeft gemaakt aan intimidatie en misbruik van uw positie, dat u hierin heeft volhard nadat u tot rust was gekomen, dat uw gedrag zeer nadelig effect heeft gehad op de crew, dat u achteraf probeert om uw rol te bagatelliseren en de schuld in de schoenen van anderen te schuiven, dat u nog steeds niet begrijpt hoezeer dit gedrag onverenigbaar is met de functie van gezagvoerder, dat u het zelfs ergerlijk en volstrekt onbegrijpelijk vindt dat Martinair u hierop aanspreekt en dat u er geen blijk van geeft dat u zich de eerdere opmerkingen over onaangenaam en ongewenst gedrag ter harte heeft genomen. Uw optreden en houding zijn een gezagvoerder ronduit onwaardig.
Al deze feiten en omstandigheden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, zijn voor Martinair een dringende reden geweest om de arbeidsovereenkomst met u met onmiddellijke ingang op te zeggen. Dit betekent dat u met ingang van 21 maart 2007 geen loon meer ontvangst. ”
j. [Eiser] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen.
k. Martinair heeft [eiser] ondanks aanmaning daartoe geen salaris betaald vanaf 21 maart 2007.
l. Martinair heeft inmiddels bij de rechtbank Haarlem sector kanton een verzoekschrift ingediend strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor het geval dat vast komt te staan dat daaraan nog geen einde is gekomen. De mondelinge behandeling van dat verzoek is voorzien op 25 juni 2007.
De vordering
[Eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Martinair tot wedertewerkstelling in zijn functie van gezagvoerder van een Boeing 767 op straffe van verbeurte van een dwangsom en tot doorbetaling van het loon vanaf 21 maart 2007. [Eiser] stelt daartoe onder meer het volgende.
Hij heeft Martinair geen dringende redenen voor ontslag op staande voet gegeven.
Martinair heeft zich niet aan de procedure ex artikel 11.1 van de CAO gehouden. Als het voorgeschreven onderzoek had plaatsgevonden, dan had aandacht kunnen worden besteed aan het incident op het vliegveld, dat het vervolg zou hebben genuanceerd. Alleen al de nuancering moet leiden tot de conclusie dat een dringende reden ontbreekt.
Anders dan Martinair heeft betoogd, is [eiser] niet tegen [assistent purser] aangelopen of naar haar toegerend. Hij heeft zich na de botsing slechts omgedraaid en [assistent purser] bij haar bovenarm vastgepakt. Van die aanraking heeft hij spijt, dat had hij niet moeten doen. Zijn bedoeling was enkel geweest een communicatie met [assistent purser] mogelijk te maken door haar naar zich toe te draaien, andere bedoelingen heeft hij niet gehad. Dat het incident een nadelig effect heeft gehad op de crew betwist [eiser]; de crewborrel is gewoon doorgegaan in een ontspannen sfeer. Verder wijst hij er nog op dat piloot zijn een leerproces is.
Voor zijn fout is een ontslag op staande voet niet de juiste sanctie. Martinair heeft nog andere zaken erbij gehaald om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen, maar die andere zaken zijn onvolledig weergegeven en uit hun verband getrokken. De voorgeschiedenis zoals deze door Martinair is beschreven klopt niet en behoort – mede gezien de op dit punt onduidelijke ontslagbrief – niet mee te tellen. In de ontbindingsprocedure zal [eiser] uitvoeriger op de voorgeschiedenis ingaan.
Het hem gegeven ontslag op staande voet heeft voor [eiser] enorme consequenties. Het komt erop neer dat [eiser] zijn toekomst als vlieger kan vergeten en niet alleen bij Martinair.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, niet alleen mist hij nu het loon vanaf 21 maart 2007, maar als non-actieve vlieger mist hij tevens de noodzakelijke vliegervaring.
Het verweer
Martinair heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. De kernvraag van deze procedure is of het voldoende aannemelijk is te achten dat de rechter, in een aan te spannen bodem-procedure, tot de slotsom zal komen dat er voor het [eiser] op 21 maart 2007 gegeven ontslag op staande voet een dringende reden aanwezig was. De kantonrechter is van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen.
2. Bij de beoordeling van de vraag òf van een dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden betekenen. De vraag of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging, behoort dus te worden beantwoord in het kader van de vraag of sprake is van een dringende reden.
3. Het kernpunt van Martinair voor het ontslag op staande voet is geweest, zo begrijpt de kantonrechter, dat [eiser] bij het incident bij het hotel in Miami de bocht uit is gevlogen en dat hij ook de volgende dag niet de laakbaarheid van zijn gedrag, een gezagvoerder onwaardig, heeft ingezien.
4. In deze procedure is niet vast komen te staan dat [eiser], zoals Martinair heeft aangevoerd, [assistent purser] bij dat hotel heeft bedreigd of door elkaar heeft geschud. Wel is duidelijk dat [eiser] haar heeft vastgepakt en geagiteerd heeft toegesproken. Te begrijpen valt dat [eiser] geagiteerd was door de (eerdere) provocatie door [assistent purser] en zich geroepen voelde om corrigerend op te treden en in overleg met de purser te treden over de samenwerking op de terugvlucht met het oog op de veiligheid aan boord.
De handelwijze van [eiser] om de gerezen problemen op te lossen was onbetwist niet zoals het betaamt. [Eiser] heeft ook erkend dat hij deze kwestie op een andere manier had moeten aanpakken.
5. Die handelwijze van [eiser] op en na 13 maart 2007 maakt echter naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter nog niet dat [eiser] Martinair een dringende reden voor ontslag heeft gegeven, onder meer niet gelet op de ingrijpende gevolgen die onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor [eiser] heeft, vergeleken met het belang van Martinair bij de beëindiging. Dat Martinair het incident niet over haar kant kan laten gaan valt te billijken, maar een ontslag op staande voet gaat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden te ver. [eiser] heeft al aangegeven maatregelen anders dan een ontslag op staande voet te willen accepteren, zoals mogelijk een functionele stap terug onder bepaalde voorwaarden; deelname van [eiser] aan een training sociale vaardigheden kan wellicht ook tot de maatregelen behoren. Van Martinair had mogen worden verwacht dat zij die mogelijkheden had overwogen en daarover met [eiser] had gesproken, in plaats van meteen deze zo ver gaande maatregel te nemen van ontslag op staande voet, te meer nu ter zitting onbestreden is komen vast te staan dat [eiser] veiligheidstechnisch geen enkel verwijt valt te maken.
6. De conclusie moet daarom zijn dat voldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventueel te voeren bodemprocedure zal oordelen dat het gegeven ontslag op staande voet nietig is vanwege het ontbreken van een dringende reden. Deze vordering moet worden toegewezen, ook wat betreft de wedertewerkstelling, waarbij [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft.
7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
8. De proceskosten komen voor rekening van Martinair omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Martinair bij wijze van voorlopige voorziening:
a. om [eiser] weder tewerk te stellen in zijn functie van gezagvoerder van een Boeing 767 binnen 48 uur na betekening van dit vonnis;
b. doorbetaling van het loon van [eiser] met ingang van 21 maart 2007;
- bepaalt dat Martinair een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 voor iedere dag dat deze de hiervoor onder a. gegeven beslissing niet nakomt, tot een (voorlopig) maximum van € 35.000,00;
- veroordeelt Martinair tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
exploot € 84.31
vastrecht € 106,00
salaris gemachtigde € 400,00.
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.