ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6698

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-12275
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een waarschuwing aan een ambtenaar door de rechtbank Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 31 mei 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Hoorn, verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een waarschuwing die hem was gegeven naar aanleiding van zijn functioneren als ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarschuwing geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat de onderbouwing van de waarschuwing ook niet als een zelfstandig besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de waarschuwing geen wijziging in de rechtspositie van eiser met zich meebracht en dat er geen rechtsmiddel openstond tegen de onderbouwing van de waarschuwing. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de bestreden beslissing vernietigd, terwijl het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk werd verklaard. Tevens werd bepaald dat de gemeente Hoorn het griffierecht aan eiser moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de juridische status van waarschuwingen binnen de ambtenarenrecht en de beperkingen van rechtsmiddelen in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 12275
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2007
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn,
verweerder.
gemachtigde: mr. J.J. Blanken, werkzaam bij het CAPRA te Den Haag.
1. Procesverloop
Verweerder heeft zich op 24 maart 2006 schriftelijk uitgelaten over eisers functioneren als ambtenaar, welk schrijven volgens verweerder beschouwd dient te worden als formele laatste waarschuwing.
Hiertegen heeft eiser bij brief van 19 april 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 augustus 2006 heeft verweerder het bezwaar wat betreft de waarschuwing niet-ontvankelijk en wat betreft het over eiser uitgesproken oordeel ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 28 september 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:13, eerste lid, tweede volzin heeft de rechtbank Alkmaar de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de rechtbank Haarlem.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 mei 2007, alwaar eiser in persoon is verschenen. Tevens was zijn echtgenote aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Blanken, voornoemd. Tevens waren aanwezig A. Degeling, werkzaam op de afdeling P & O van verweerders gemeente en G. Heemskerk, afdelingshoofd.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft in zijn beslissing op bezwaar het volgende beslist:
a. eiser uit te nodigen voor een gesprek om de lucht te klaren en de afspraken te herbevestigen en voor zover nodig te verduidelijken;
b. het bezwaarschrift tegen de in het primaire besluit gegeven waarschuwing niet-ontvankelijk te verklaren en
c. de bezwaren tegen het over eiser gegeven oordeel dat hij niet beschikt over de eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor een goede vervulling van zijn functie zijn vereist en dat op dit punt verbetering dringend noodzakelijk is, ongegrond te verklaren. Eisers beroep richt zich met name tegen het over hem gegeven oordeel, als hiervoor onder c. omschreven.
2.2 De rechtbank merkt dit oordeel over eiser aan als de onderbouwing van de waarschuwing die eiser is gegeven. In ieder geval merkt de rechtbank het over eiser gegeven oordeel niet aan als een zelfstandig besluit, gericht op rechtsgevolg.
2.3 De door verweerder gegeven waarschuwing brengt (nog) geen wijziging in eisers rechtspositie. Omtrent een waarschuwing als de onderhavige heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van 18 mei 2006 (LJN: AX6392) overwogen dat gelet op de aard van de waarschuwing en het feit dat de waarschuwing betrokkene niet in enig rechtspositioneel belang treft, de waarschuwing als een normaal sturingsmiddel in de interne verhoudingen dient te worden aangemerkt. Hiertegen kan blijkens vaste jurisprudentie van de CRvB (LJN AT3554, TAR 2005, 82) geen rechtsmiddel worden aangewend. Deze jurisprudentie is onlangs weer bevestigd bij uitspraak van 11 januari 2007 (LJN: AZ6769).
2.4 Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat hij bekend is met de uitspraak van de CRvB, gepubliceerd onder nr. LJN: AT8183. De wijze waarop verweerder in het onderhavige geding de waarschuwing heeft gegeven is echter niet vergelijkbaar met de wijze waarop in die procedure is gewaarschuwd. Immers, het slechts constateren dat iemand niet beschikt over bepaalde eigenschappen, dat verbetering dringend noodzakelijk is en het uitdrukkelijk vermelden dat de brief beschouwd moet worden als een laatste waarschuwing is van een geheel andere orde dan het vaststellen dat iemand plichtsverzuim heeft gepleegd in de zin van een op die ambtenaar van toepassing zijnd en in het besluit genoemd wetsartikel en het vervolgens geven van een dienstopdracht iets te doen of na te laten.
2.5 Als tegen de waarschuwing geen rechtsmiddel open staat, staat er ook tegen de onderbouwing van de waarschuwing geen rechtsmiddel open. Verweerder had eiser ook op dit onderdeel van zijn bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.
2.6 Het vorenstaande houdt in dat het beroep gegrond zal worden verklaard. Nu in bezwaar niet is verzocht om een proceskostenveroordeling en eiser zich in beroep niet heeft laten bijstaan ziet de rechtbank geen aanleiding tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing;
3.2 verklaart het bezwaar van eiser van 19 april 2006 alsnog niet-ontvankelijk.
3.3 bepaalt tevens dat de gemeente Hoorn eiser het verschuldigde griffierecht ad € 141,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, rechter, in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2007 in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.