ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6041

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133919
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een justitiële jeugdinrichting

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Haarlem op 20 april 2007 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een justitiële jeugdinrichting. De Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland had op 21 maart 2007 verzocht om deze machtiging in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoonde. De kinderrechter oordeelde dat opname en behandeling van de minderjarige in De Koppeling noodzakelijk was, gezien de gedragsproblemen die zijn ontwikkeling ernstig belemmerden.

De kinderrechter overwoog dat, ondanks de vertraging in de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet op de jeugdzorg, de machtiging voor een justitiële jeugdinrichting moest worden afgegeven. De minderjarige diende dag en nacht uit huis geplaatst te worden in een gestructureerde en veilige omgeving. De rechtbank ging ervan uit dat de machtiging voor verblijf in een justitiële jeugdinrichting niet ten uitvoer zou worden gelegd zolang de minderjarige zich liet opnemen en behandelen in De Koppeling.

De raadsvrouwe van de minderjarige had ter zitting aangegeven dat zij geen contact met hem had kunnen krijgen, maar dat zij het bleef proberen. De voogdijwerkster bevestigde dat De Koppeling om de machtiging vroeg en dat de minderjarige bereid was mee te werken aan deze vorm van behandeling. De kinderrechter verleende uiteindelijk de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een justitiële jeugdinrichting, conform het indicatiebesluit, met ingang van 20 april 2007 tot 20 april 2008. Deze beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
Machtiging uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling
zaak-/rekestnr.: 133919/07-330
beschikking van de kinderrechter d.d. 20 april 2007
naar aanleiding van een verzoek van:
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, Locatie Haarlem,
gevestigd te Haarlem,
verder te noemen: de Stichting,
met betrekking tot de minderjarige:
naam: [naam minderjarige]
geboren: [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]
moeder: [naam moeder]
wonende te [woonplaats]
vader: onbekend
voogdij: Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland
verblijfplaats: [naam[ te Almere
Verloop van de procedure
De Stichting, belast met de voogdij over voornoemde minderjarige, heeft op 21 maart 2007 verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige, in een justitiële inrichting voor de duur van een jaar.
Het hulpverleningsplan is bij dat verzoek gevoegd.
Op 21 maart 2007 is het indicatiebesluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg aan de rechtbank overgelegd.
Aan de minderjarige is als raadsvrouwe mr. M.B. Meindersma toegevoegd.
Op 13 april 2007 heeft de kinderrechter het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Hierbij is verschenen en gehoord:
- de Stichting, vertegenwoordigd door mevrouw [naam] (uitvoerend voogdijwerkster).
De moeder heeft zich schriftelijk akkoord verklaard met het verzoek.
De minderjarige is in de gelegenheid gesteld in raadkamer te worden gehoord.
Beoordeling
De raadsvrouwe van [minderjarige] heeft ter zitting aangegeven dat het haar niet gelukt is om met hem in contact te komen, maar dat zij het blijft proberen. Wel wijst zij op het feit dat De Koppeling geen inrichting is in de zin van artikel 261 lid 5 van Boek 1van het Burgerlijk Wetboek en dus is er geen machtiging voor een justitiële jeugdinrichting nodig. Daarnaast zou [minderjarige] mogelijk in het kader van de Bopz moeten worden opgenomen.
De voogdijwerkster geeft aan dat De Koppeling om die machtiging vraagt en dat [minderjarige] wil meewerken aan deze vorm van behandeling.
Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is de kinderrechter van oordeel dat opname en behandeling van de minderjarige in De Koppeling noodzakelijk is in het belang van diens verzorging en opvoeding. De kinderrechter overweegt daarbij dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat behandeling en verblijf in De Koppeling noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Nu echter de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) vertraging oploopt, terwijl De Koppeling een gesloten accommodatie is als bedoeld in dit wetsvoorstel, zal thans, in weerwil van hetgeen de advocaat van [minderjarige] terecht opmerkt, een machtiging voor een justitiële jeugdinrichting worden afgegeven. De kinderrechter overweegt daarbij dat het, gelet op de ernstige gedragsproblemen van de minderjarige, noodzakelijk is hem dag en nacht uit huis te plaatsen in een voldoende gestructureerde en veilige omgeving. Opname op grond van de wet Bopz kan in dit geval geen oplossing bieden nu deze wet niet is gericht op behandeling van de minderjarige en [de minderjarige] behandeling dringend nodig heeft en deze kan krijgen in De Koppeling.
De rechtbank gaat ervan uit dat de machtiging voor verblijf in een justitiële jeugdinrichting niet ten uitvoer zal worden gelegd zolang de minderjarige zich laat opnemen en behandelen in De Koppeling.
Beslissing
De kinderrechter:
Verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een Justitiële Jeugdinrichting, conform het indicatiebesluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg, welk besluit aan deze beschikking is gehecht met ingang van 20 april 2007 tot 20 april 2008.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. de Rooij als kinderrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2007, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier.