RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
gezagswijziging en omgangsregeling A + M
zaak-/rekestnr.: 123544/06-1285
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 15 mei 2007
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de vrouw,
procureur: mr. M. Middeldorp,
advocaat: mr. A.M. Holmes,
[naam man],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de man,
procureur: mr. E.C.H. de Leon.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 26 september 2006 en de daarin vermelde stukken;
- de dagbepalingsbeschikking van deze rechtbank d.d. 3 januari 2007 en de daarin vermelde stukken;
- de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 januari 2007, ingekomen ter griffie van onze rechtbank op 31 januari 2007;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 6 februari 2007 met een aanvulling op de raadsrapportage;
- de brief van de procureur van de moeder d.d. 2 maart 2007 met bijlagen;
en het verhandelde ter terechtzitting op 20 maart 2007 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun raadslieden.
2.1 Bij beschikking d.d. 26 september 2006 heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek in te stellen en de rechtbank advies uit de brengen over de vraag of het belang van de kinderen met zich meebrengt dat de vrouw alleen wordt belast met het gezag over de kinderen en of het contact tussen de man en de kinderen kan worden hersteld en zo ja, daaraan uitvoering te geven.
Gelet op het vorenstaande is de behandeling van de zaak aangehouden.
Ten aanzien van de omgang
2.2 In zijn rapport van 30 januari 2007 adviseert de Raad de rechtbank met betrekking tot de omgangsregeling als volgt:
1. De enige echt werkbare optie in het belang van de kinderen is dat ouders zelf in gesprek komen over hun kinderen. Bijvoorbeeld maandelijks een gesprek. Door de lange geschiedenis van verwijdering en verwijt zullen ouders mogelijk niet in staat zijn om zelfstandig openingen naar elkaar te maken. Het is aan de ouder, en met name aan de moeder, om dan via bemiddelingsgesprekken contact met de vader te hebben over de ontwikkeling van de kinderen. Het is, naast de gezamenlijke verantwoording, moeders verantwoordelijkheid (vanuit de onderlinge taakverdeling) en kracht om als primaire opvoeder met de vader naar de opening te zoeken in relatie tot de kinderen. In het belang van de kinderen dienen beide ouders het contactherstel van de vader met zijn kinderen tot doel te stellen. Dit zal procesmatig niet direct haalbaar zijn. Tot het moment dat dit haalbaar is stelt de Raad voor om
2. het voorstel van de vader over te nemen en de kinderen niet te dwingen middels een omgangsregeling contact met hem te hebben. De moeder heeft te kennen gegeven het geen enkel probleem te vinden om de vader per kwartaal te informeren over de kinderen en foto’s mee te sturen.
3. dat het in het belang van de kinderen is dat zij ook hun vader leren kennen. In dit kader wordt van de vader gevraagd om zijn kinderen ieder kwartaal te schrijven over dingen uit zijn leven, reacties te schrijven op wat hij van de moeder te horen krijgt, en foto’s van zijn privéleven op te sturen.
4. De moeder ook in deze situatie de centrale opvoedersrol te geven. De moeder verzamelt en beheert de informatie die de vader aan de kinderen stuurt Ieder kind krijgt de individuele ruimte om via de telefoon of email contact met vader te hebben. De moeder kan ook de persoonlijke notities van de kinderen meesturen in haar contact met de vader.
2.3 Ter zitting heeft de moeder zich opnieuw verzet tegen het vaststellen van een omgangsregeling, waarbij zij zich op het standpunt stelt dat zij op het moment dat de kinderen dat zelf willen, zij mee zal werken aan contactherstel. Nu hiervan nog geen sprake is, ziet zij geen reden tot contactherstel. De moeder heeft ter zitting bevestigd wel bereid te zijn om de vader ieder kwartaal schriftelijk te informeren over de kinderen en bij het verslag recente foto’s in te sluiten.
2.4 De vader heeft naar voren gebracht dat uit de raadsrapportage vooral de felheid naar voren springt waarmee de kinderen en de moeder een omgangsregeling met hem afwijzen en dat dit niet in verhouding staat tot wat de kinderen zeggen dat in het verleden is gebeurd. Daarnaast wijst de raadsvrouwe van de vader op de klachtwaardigheid van de door de moeder in het geding gebrachte verklaring van haar psychotherapeut [naam], gedateerd 5 februari 2007, nu in deze verklaring een onvoorwaardelijk en ongenuanceerd oordeel wordt geveld over vermeende ernstige mishandelingen in het verleden van de moeder door de vader, waarover deze therapeut geen contact met de vader heeft gehad en die door de vader worden ontkend. Hij voegt daaraan toe dat hij niet kan begrijpen dat nu pas, zes jaar na de echtscheiding, de moeder voor het eerst met deze verwijten komt.
De vader acht het juist dat in de raadsrapportage is opgenomen dat, om het contact te herstellen, de ouders in gesprek moeten raken met behulp van een bemiddelaar, waarbij het tot de verantwoordelijkheid van de moeder behoort om daaraan mee te werken. Volgens de vader is de enige manier om dit te bewerkstelligen de weg van forensische mediation, terwijl het niet-aangrijpen van deze mogelijkheid een premie stellen is op de weigerachtige houding van de moeder. Voorgesteld wordt het bureau Visser & Van Lidth te Alkmaar als forensisch mediator te benoemen.
2.5 De Raad heeft ter zitting zijn advies toegelicht en er nogmaals op gewezen dat beide ouders een voorbeeldfunctie hebben tegenover hun kinderen. Zij hebben de verantwoordelijkheid hun kinderen te tonen dat en hoe conflicten opgelost dienen te worden. Daarnaast is het van het grootste belang dat de kinderen in staat worden gesteld zelf zich een beeld te vormen van hun vader. Gelet op hun leeftijd, waarbij de pubertijd aanstaande is, is een dergelijke wetenschap van het grootste belang om gezonde relaties met anderen, en in het bijzonder met mannen, te kunnen aangaan.
Forensische mediation
2.6 Het uitgangspunt van de rechtbank is dat de vader en zijn kinderen recht hebben op omgang met elkaar. Dit uitgangspunt kan slechts verlaten worden indien sprake is van de (analoog aan de) in artikel 1: 377a BW genoemde ontzeggingsgronden. Hiervan is (nog) geen sprake. Wel is sprake van een zodanig ernstige situatie dat partijen daar niet uit zullen kunnen komen zonder deskundige (verplichte) tussenkomst.
2.7 De rechtbank acht voldoende redenen aanwezig om, alvorens te kunnen beslissen op het verzoek omtrent de omgangsregeling en het gezag, forensische mediation te gelasten. Zij volgt de vader in zoverre in zijn stellingen dat zij de mogelijkheid aanwezig acht dat, indien partijen nu met elkaar in gesprek raken, een brug geslagen kan worden naar de kinderen. Mislukt dit dan is de kans groot dat deze mislukking definitief zal zijn althans dat tijdens de minderjarigheid van de kinderen geen contact meer mogelijk zal zijn. Gelet op het grote belang dat de rechtbank hecht aan het contactherstel tussen de vader en de kinderen en het daaraan gekoppelde belang van een gezonde psycho-sociale ontwikkeling van de kinderen, acht zij de inzet van dit laatste middel geboden.
Anders dan van de zijde van de vader is voorgesteld zal zij daarbij niet het bureau Visser & Van Lith benoemen, nu dit alleen werkt op basis van vrijwilligheid en dit niet als forensisch mediators staat geregistreerd.
2.8 De rechtbank zal mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, gevestigd aan [adres] benoemen als forensisch deskundige, die zich bereid heeft verklaard het deskundigenbericht op te stellen. De deskundige wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase mediationtechnieken in te zetten, die er toe kunnen leiden dat de ouders hun – al dan niet in het verleden liggende – conflicten leren beheersen en hun geschillen zullen bijleggen. Bij het door de deskundige uit te voeren onderzoek kunnen de volgende vragen als leidraad dienen:
a. Hoe was de relatie van de ouders tijdens het huwelijk
b. In hoeverre belemmert de ex-partner problematiek partijen in hun mogelijkheid de kinderen ruimte te bieden voor een relatie dan wel een omgangsregeling met de andere ouder?
c. Hoe is de relatie van de kinderen met respectievelijk de moeder, de vader en elkaar (met speciale aandacht voor hechting en loyaliteit)?
d. Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden van respectievelijk de moeder en de vader?
e. In hoeverre is de moeder respectievelijk de vader in staat de kinderen ruimte te bieden voor een relatie dan wel een omgangsregeling met de andere ouder?
f. Bij wie is het gezag geëigend?
g. Zijn er vanuit het onderzoek aspecten naar voren gekomen die meegenomen moeten worden bij de afweging hoe een eventuele omgangsregeling met de niet-verzorgende ouder het beste vastgesteld kan worden?
h. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen?
2.9 De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de vader ligt om het voorschot van de deskundige voor zijn rekening te nemen, nu het vooral op zijn verzoek is dat de rechtbank deze maatregel beveelt.
2.10 De deskundige heeft de rechtbank laten weten de kosten te begroten op € 3.500,--
2.11 De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen, onder wier leiding het onderzoek zal plaatsvinden en met wie de deskundige zich kan verstaan als daar aanleiding toe is.
Ten aanzien van de informatieplicht
2.12 Nu partijen het in zoverre eens zijn geworden dat zij bereid zijn over en weer foto’s en informatie uit te wisselen, zal de rechtbank een informatieplicht opleggen waarbij de moeder de vader ieder kwartaal schriftelijk dient te informeren omtrent gewichtige aangelegenheden de kinderen betreffende en zij tevens een recente, goedgelijkende foto van de kinderen aan de vader dient te doen toekomen. De vader heeft toegezegd dat hij zijnerzijds in ieder geval per kwartaal een brief met eventueel recente foto’s zal toesturen om de kinderen op de hoogte te stellen van de gebeurtenissen in zijn leven.
Ten aanzien van het gezag
2.13 Met betrekking tot de verzochte gezagswijziging adviseert de Raad:
De Raad deelt de opstelling van de rechtbank zoals die verwoord staat in de beschikking van 26 september 2006, waarbij gesteld wordt dat het niet aanstonds aannemelijk is dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen is. De afzonderlijke gesprekken met de beide ouders en met de kinderen geven de Raad geen aanleiding tot een voorstel de gezagspositie van de ouders te wijzigen.
gelet op hetgeen hiervoor omtrent de omgangsregeling en de daarmee verband houdende forensische mediation is beslist, acht de rechtbank het op dit moment nog te vroeg om definitief te beslissen op het verzoek tot wijziging van het gezag van de zijde van de moeder.
3.1 Legt de moeder een informatieplicht op, waarbij zij de vader ieder kwartaal dient te informeren omtrent gewichtige aangelegenheden de kinderen betreffende en zij tevens een recente, goedgelijkende foto van de kinderen aan de vader dient te doen toekomen.
3.2 Benoemt tot deskundige mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, [adres], en verzoekt haar met inachtneming van de hiervoor onder nummer 2.8 geformuleerde vragen, schriftelijk en met redenen omkleed aan de rechtbank te rapporteren
Bepaalt dat de deskundige zelfstandig het onderzoek zal verrichten en daartoe zo spoedig mogelijk zal overgaan, op een door deze in overleg met de procureurs van partijen te bepalen datum en tijdstip.
Bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van deze beschikking een (afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen, aan de deskundige de nodige medewerking zullen verlenen en door haar verlangde inlichtingen zullen verschaffen.
Verstaat dat de deskundige partijen c.q. hun procureurs, bij het onderzoek in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, voor zover deze het onderzoek van de deskundige ten goede komen.
Bepaalt dat de deskundige in haar rapport zal vermelden dat aan het hiervoor genoemde is voldaan, zulks met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken van de zijde van partijen.
Bepaalt dat de griffier de deskundige een afschrift van deze beschikking zal toezenden.
Bepaalt dat de kosten van het onderzoek, door de deskundige begroot op € 3.500,--, door de vader dienen te worden voorgeschoten.
Bepaalt dat de man het begrote bedrag als voorschot uiterlijk 29 mei 2007 dient te deponeren op rekeningnummer [nummer] t.n.v. MVJ Arrondissement Haarlem, onder vermelding van het zaaknummer en deskundigenhonorarium.
Bepaalt dat de deskundige het onderzoek niet behoeft aan te vangen voordat het desbetreffende voorschot is gedeponeerd.
3.3 Benoemt tot rechter-commissaris, onder wier leiding het onderzoek zal plaatsvinden en met wie de deskundige zich kan verstaan als daar aanleiding toe is: mr A. Stefels.
3.4 Houdt de behandeling van de zaak met betrekking tot de beslissing omtrent de omgangsregeling en het gezag aan tot 23 augustus 2007 Pro Forma.
3.5 Verzoekt de deskundige uiterlijk op 2 augustus 2007 haar rapport aan de rechtbank en de procureurs van partijen te doen toekomen, dan wel de rechtbank te informeren omtrent de stand van zaken.
3.6 Verzoekt de procureurs van partijen uiterlijk op 16 augustus 2007 schriftelijk te reageren op het rapport van de deskundige.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 15 mei 2007, in tegenwoordigheid van
mr. K. Hoogkamer als griffier.