Primair stelt [verweerder] zich op het standpunt dat Indygo geen partij is bij de huurovereenkomst, zodat zij niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
Subsidiair stelt [verweerder] zich op het standpunt dat de belangenafweging niet in het voordeel van Indygo uitvalt.
Aan de belangenafweging kan echter niet worden toegekomen aangezien artikel 7:230a lid 4 BW wanbetaling als verplichte afwijzingsgrond kent en er in het onderhavige geval sprake is van evidente wanbetaling. Tot op heden heeft Indygo, ondanks vele aanmaningen daartoe van [verweerder], nog nooit huurpenningen voldaan. Ook aan het laatste verzoek tot huurbetaling van 19 maart 2007 heeft Indygo niet voldaan. Indygo heeft derhalve ruim drie jaar lang niet betaald voor het gebruik van het gehuurde.
Voor het geval de kantonrechter toch aan een belangenafweging toekomt, heeft [verweerder] het volgende aangevoerd:
Het eigendomsrecht is sterker dan het huurrecht. In geval van gelijke belangen is het belang van Indygo onvoldoende om een schorsing van de ontruimingsverplichting te bewerkstelligen.
Er zijn diverse vergelijkbare bedrijfsruimtes te huur aangeboden de afgelopen periode voor een vergelijkbare of zelfs lagere huur.
Indygo heeft reeds sedert 31 december 2005 de tijd gehad om alternatieve huisvesting te zoeken. Zij was immers reeds op die datum bekend met de opzegging van de huurovereenkomst.
Gezien het aanbod van geschikte huurruimte in Haarlem betwist [verweerder] dat Indygo zich voldoende heeft ingespannen om nieuwe ruimte te vinden.
Het feit dat de per 31 december 2006 geldende huurprijs relatief laag is, mag geen argument zijn voor Indygo.
Verhuis- en herinrichtingskosten zijn onvermijdelijk gezien het feit dat de huurovereenkomst is opgezegd.
Anders dan Indygo stelt, is noch de directeur noch de aandeelhouder van Indygo als vennoot genoemd in het contract van de vennootschap onder firma.
De vennootschap onder firma is niet per 1 januari 2004 gestaakt. De op 18 november 2004 gesloten samenwerkingsovereenkomst kan gezien worden als een aanpassing op de op dat moment geldende afspraken onder het v.o.f.-contract. Het v.o.f.-contract en de samenwerkingsovereenkomst zijn per 31 december 2005 geëindigd doordat [verweerder] deze overeenkomsten tegen voornoemde datum heeft opgezegd.
De opzegging van de huurovereenkomst is geen onderwerp van geschil in de arbitrage procedure. De uitkomst daarvan is derhalve niet relevant voor de beoordeling van het onderhavige verzoek.
Het belang van [verweerder] bestaat uit de volgende vier componenten:
a. Commercieel belang. [verweerder] wenst op korte termijn zijn eigen bedrijf in de gehuurde ruimte te vestigen.
b. De huurprijs is in vergelijking met vergelijkbare panden laag.
c. De verhouding tussen partijen is verstoord.
d. [verweerder] is eigenaar met het meest omvattende eigendomsrecht, terwijl Indygo slechts huurster is.
Het belang van [verweerder] bij de ontruiming van het gehuurde is groter dan dat van Indygo bij voortduren van het gebruik. Niet alleen wenst [verweerder] op korte termijn het gehuurde zelf in gebruik te nemen, ook de relatief lage huurprijs en de verstoorde relatie met Indygo zijn van belang. Voorts zijn de belangen van Indygo niet feitelijk onderbouwd, te wijten aan nalaten van Indygo en weerlegd door [verweerder].