ECLI:NL:RBHAA:2007:BA3917

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630108-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot bevrijding uit huis van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het pogen iemand te bevrijden uit een huis van bewaring. De verdachte had zich in de nacht van 13 op 14 februari 2005 bij de Koepel in Haarlem opgehouden, waar zijn vriend, aangeduid als [slachtoffer], gedetineerd was. Tijdens een inspectie op 14 februari 2005 werden er twee ruitjes uit het venster van de cel van de [slachtoffer] aangetroffen, wat leidde tot de verdenking dat de verdachte betrokken was bij een poging tot bevrijding. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk een poging had gedaan om de [slachtoffer] te bevrijden. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was voor de benodigde materialen voor een bevrijding en dat de handelingen van de [slachtoffer] niet voldoende waren om van een daadwerkelijke bevrijding te spreken. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde feit. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een traangasbusje, waarvoor hij een geldboete van € 200 kreeg opgelegd. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie kon worden toegewezen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630108-05, 01/036607-04 (tul)
Uitspraakdatum: 25 april 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 april 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende: [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding na toegestane wijziging van die tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is omschreven, in dier voege dat:
1.
hij op of omstreeks de nacht van 13 op 14 februari 2005 te Haarlem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], althans een ander die krachtens rechterlijke uitspraak van de/diens vrijheid was beroofd, te bevrijden of bij diens bevrijding behulpzaam te zijn en daartoe tezamen en in vereniging met een of meer anderen
- (voorzien van verrekijker en/of traangas en/of touw en/of identiteitspapieren op naam van [slachtoffer]) met een vervoermiddel, te weten een Mercedes Vito, kenteken [kenteken] naar Haarlem is gereden en/of (vervolgens)
- zich heeft opgehouden in de buurt van de P.I. te Haarlem (de Koepel) terwijl dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2005 te Haarlem een traangasbusje (bevattende CS-Ortho-Chlorbenzalmalondinitril), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en /of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Vast staat dat de in het oosten van het land woonachtige verdachte zich in de nacht van 13 op 14 februari 2005 heeft opgehouden bij de Koepel in Haarlem waar zijn vriend [slachtoffer] gedetineerd is. Voorts volgt uit de stukken in het dossier dat bij inspectie op 14 februari 2005 van de cel waar onder meer genoemde [slachtoffer] verbleef twee ruitjes uit het venster waren verwijderd en de raamstijl daartussen zowel aan de binnen- als de buitenzijde was ingezaagd. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee echter niet bewezen worden dat verdachte gepoogd heeft [slachtoffer] te bevrijden of gepoogd heeft behulpzaam te zijn bij bevrijding (uitbraak) van die [persoon], zoals hem onder 1 tenlastegelegd. Voor een poging tot bevrijding, kennelijk via het venster van cel 217, ontbrak het de verdachte aan het noodzakelijke materiaal daartoe. Voor een poging tot behulpzaam zijn bij bevrijding (uitbraak) is noodzakelijk dat van een bevrijding sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de mogelijk door [slachtoffer] tot in de nacht van 13 op 14 februari 2005 verrichte handelingen (nog) onvoldoende om van een bevrijding te kunnen spreken. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij:
op 14 februari 2005 te Haarlem een traangasbusje (bevattende CS-Ortho-Chlorbenzalmalondinitril), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6° , voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – tot het volgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- teruggave aan verdachte van een gsm Siemens, een papier, zes pasfoto’s, 2 visitekaartjes met opschrift [opschrift], een papier, een kassabon, een papier 92-LP-LL, een document Turks, zes pasfoto’s met afbeelding [persoon], een telefoonboekje en een sleutelbos;
- verbeurdverklaring van een verrekijker, Nederlands geld € 2500 en een touw;
- teruggave aan [rechthebbende] van een identiteitsbewijs en een Turks paspoort;
- onttrekking aan het verkeer van busje traangas en een rijbewijs Nederlands;
- teruggave aan [rechthebbende] van een creditcard;
- tenuitvoerlegging van de verdachte bij vonnis van de politierechter te ’s-Hertogenbosch van 22 juli 2004 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een geldboete van € 2500.
6.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een traangasbusje voorhanden heeft gehad, hetgeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich kan brengen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een boete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd.
6.2 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp, te weten een traangasbusje, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot dit voorwerp is het feit begaan, terwijlhet ongecontroleerde bezit van dit voorwerp in strijd is met de wet.
6.3 Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 22 juli 2004 heeft de politierechter te ‘s-Hertogenbosch betrokkene ter zake van artikel 3 van de Opiumwet en artikel 31 van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 2500, subsidiair 50 dagen hechtenis. Ten aanzien van die straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat betrokkene zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is nog niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat genoemde, niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van Justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Gelast zal mitsdien worden, gelet op artikel 14g van het wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de geldboete van € 2500, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht art.: 23, 24, 24c, 36b, 36c
Wet Wapens en Munitie art.: 26, 55
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 200, (tweehonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
– 1.00 stk traangas Kl: zwart
Gelast de bewaring ten behoeve van rechthebbende van:
– 1.00 stk Verrekijker Kl: zwart PHILIPS
– Geld Nederlands 50 bb van 50 euro EUR 2500.00
– 1.00 stk GSM-toestel Kl: blauw SIEMENS A50 06-25350624
– 1.00 stk Papier Kl: wit kopieën
– 1.00 stk Creditcard Kl: blauw 737005786701 onv [rechthebbende]
– 1.00 stk Touw Kl: groen
– 1.00 stk Rijbewijs Kl: roze NEDERLANDS europees 3204203635
– 1.00 stk Identiteitsbewijs Kl: meerkl europees T 79015252 onv Kurcunlu
– 6.00 stk Foto KL: meerkl pasfoto
– 2.00 stk Kaart Kl: wit VISITEKAARTJE opschrift [opschrift]
– 1.00 stk papier
– 1.00 stk Bon Kl: wit KASSABON op achterzijde zijn telefoonnummers vermeld
– 1.00 stk Papier Kl: wit 92-LP-LL
– 1.00 stk Paspoort Kl: blauw turks 642123 onv [persoon]
– 1.00 stk Document turks onbekend document
– 6.00 stk Foto Kl: meerkl pasfoto afbeelding van [persoon]
– 1.00 stk Boek Kl: groen TELEFOONBOEKJE
– 1.00 stk Sleutelbos
Wijst toe de vordering van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de niet tenuitvoergelegde geldboete, groot € 2500 (TWEEDUIZEND EN VIJFHONDERD EURO), opgelegd in de zaak met parketnummer 01/036607-04 bij vonnis van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch d.d. 22 juli 2004.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Goedhuis-Visser, voorzitter,
mrs. A.C. Monster en E.B. de Vries-van den Heuvel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.J. de Baat,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2007.