ECLI:NL:RBHAA:2007:BA2412

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130466
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Sicking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening door de Provincie Noord-Holland met betrekking tot onroerende zaken in Haarlemmermeer

In deze zaak heeft de Provincie Noord-Holland de rechtbank verzocht om vervroegde onteigening van bepaalde onroerende zaken in de gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft op 28 maart 2007 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de Provincie vorderde dat de rechtbank de onteigening zou uitspreken, ondanks dat de dagvaarding niet binnen de in artikel 54g van de Onteigeningswet gestelde termijn was uitgebracht. De Provincie stelde dat de dagvaarding pas kon worden uitgebracht na publicatie van het Koninklijk Besluit, wat de termijn verlengde. De rechtbank oordeelde dat de huidige tekst van artikel 54g Ow een omissie bevatte, aangezien het zou betekenen dat de vervroegde plaatsopneming niet meer zou kunnen worden toegepast. De rechtbank concludeerde dat de Provincie gebruik kon maken van de resultaten van de vervroegde opneming, omdat de dagvaarding binnen twee maanden na publicatie van het Koninklijk Besluit was uitgebracht. De rechtbank sprak vervolgens de vervroegde onteigening uit ten name van de Provincie, vrij van alle lasten en rechten, voor de onroerende zaken die in de uitspraak zijn genoemd. De rechtbank bepaalde ook het voorschot op de schadeloosstelling op EUR 395.000,-- en stelde dat er geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig was. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de verdere uitspraak omtrent de kosten aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 130466 / HA ZA 06-1534
Vonnis van 28 maart 2007
in de zaak van
DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
waarvan de zetel is gevestigd te Haarlem,
eiseres,
procureur mr. J.C. Binnerts,
tegen
[GEDAAGDE] ,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. drs. H.J.M. van Schie.
Partijen zullen hierna de Provincie en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte houdende producties van de Provincie
- de conclusie van antwoord
- de akte van de Provincie
- de antwoord-akte van [gedaagde] .
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De standpunten van partijen
2.1. De Provincie vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a) bij vervroeging uit zal spreken de onteigening van de onder randnummer 1 in de dagvaarding genoemde, ter onteigening aangewezen onroerende zaken, ten name van en ten behoeve van de Provincie, met de bepaling dat door inschrijving van dit vonnis in de daartoe bestemde registers het eigendom zal overgaan op de Provincie, vrij van alle rechten, lasten, huren en pacht;
b) bij aanvaarding van het aanbod bij antwoord het bedrag van de schadeloosstelling vast zal stellen op het bedrag van EUR 395.000,--;
c) indien het aanbod niet alsnog wordt aanvaard, het voorschot zal bepalen op 100% van het aangeboden bedrag, met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is;
d) primair een datum zal vaststellen waarop het deskundigenrapport zal worden gedeponeerd, subsidiair deskundigen in oneven getale en een rechter-commissaris zal benoemen, en een datum voor descente zal bepalen;
e) bij later vonnis de schadeloosstelling vast zal stellen volgens de wet, zonodig met veroordeling van de Provincie tot betaling van het bedrag waarmee de vastgestelde schadeloosstelling het betaalde voorschot te boven gaat, dan wel met veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van het gedeelte van het voorschot dat de vastgestelde schadeloosstelling te boven gaat, kosten rechtens.
2.2. [gedaagde] betwist de gevorderde vervroegde onteigening niet, maar verwerpt de door de Provincie aangeboden schadeloosstelling. [gedaagde] verzoekt het voorschot op de schadeloosstelling te bepalen op € 600.000,--. [gedaagde] stelt daartoe dat tussen de Provincie, de economische eigenaar van de te onteigenen percelen de besloten vennootschap Chip(s)hol III B.V., en [gedaagde] overeenstemming is bereikt ter zake van de vervroegde ingebruikname van de te onteigenen gronden en verzoekt dan ook het voorschot af te stemmen op het in die overeenkomst bepaalde voorschot ad € 600.000,--.
3. De beoordeling
3.1. De Provincie verzoekt de rechtbank -kort samengevat- primair, ondanks het feit dat zij de dagvaarding in onderhavige zaak niet binnen de in artikel 54g Onteigeningswet (hierna:Ow) gestelde termijn heeft uitgebracht, gebruik te maken van de resultaten van de vervroegde opneming door deskundigen. De Provincie stelt dat zij de dagvaarding niet binnen twee maanden na de descente kon uitbrengen, omdat het Koninklijk besluit toen nog niet gepubliceerd was en dat zij daarom de dagvaarding binnen twee maanden na de publicatie van het Koninklijk besluit heeft uitgebracht. De Provincie stelt dat met betrekking tot de huidige tekst van artikel 54g Ow sprake is van een vergissing van de wetgever.
1.2. De rechtbank stelt vast dat op 29 juni 2006 op grond van de beschikking van deze rechtbank d.d. 9 juni 2006 met zaak/rolnummer 124902/HA RK 06-60 op de voet van artikel 54a Ow, op verzoek van de Provincie, de opneming door deskundigen reeds heeft plaatsgevonden.
1.3. Artikel 54g Ow is in het kader van de invoering van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure per 1 juli 2005 gewijzigd, waarbij dit artikel thans letterlijk gelezen voorschrijft dat de dagvaarding binnen twee maanden na de opneming moet zijn uitgebracht. Dus ongeacht of het Koninklijk besluit dan voorhanden is of niet.
1.4. Op grond van artikel 54g Ow, zoals dat luidde tot 1 juli 2005, diende de dagvaarding echter binnen twee maanden na de descente te worden uitgebracht of -indien het Koninklijk besluit nog niet was gepubliceerd op de dag van de opneming- binnen twee maanden na publicatie daarvan.
1.5. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de huidige tekst van artikel 54g Ow sprake is van een omissie, nu toepassing van deze bepaling zou betekenen dat nimmer meer van het middel van vervroegde plaatsopneming gebruik zal worden gemaakt. Als het Koninklijk besluit immers zou moeten worden afgewacht, zal de onteigenende partij vervolgens de normale procedure van de vervroegde onteigening volgen; dan zou geen ruimte en reden meer zijn voor een vervroegde plaatsopneming. Zou de onteigenende partij wel de vervroegde plaatsopneming entameren, maar wegens het nog niet beschikbaar zijn van een Koninklijk besluit niet binnen twee maanden na die plaatsopneming kunnen dagvaarden, dan zal de onteigenende partij aangewezen zijn op het dagvaarden in een reguliere vervroegde onteigeningsprocedure inclusief een (nieuwe) benoeming van deskundigen en het houden van een plaatsopneming, zonder de voordelen van de vervroegde plaatsopneming.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat artikel 54g Ow in overeenstemming met artikel 18 lid 1 van de Ow -dat vereist dat ten tijde van de dagvaarding een onteigeningsbesluit voorhanden is- ook thans zo dient te worden verstaan, dat in de onderhavige zaak van de resultaten van de vervroegde opneming gebruik kan worden gemaakt, nu binnen twee maanden na publicatie van het Koninklijk besluit is gedagvaard. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er derhalve niet opnieuw een descente hoeft plaats te vinden, temeer daar [gedaagde] door voormeld standpunt van de rechtbank ook niet in zijn belangen is geschaad.
1.6. Omdat overigens de in de Ow voorgeschreven formaliteiten en termijnen zijn nageleefd en er geen verweer is gevoerd tegen de vordering tot vervroegde onteigening, zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
1.7. Aangezien de economisch eigenaar, de besloten vennootschap Chip(s)hol III B.V., geen partij is in deze onteigeningsprocedure ziet de rechtbank in hetgeen [gedaagde] te dier zake heeft aangevoerd geen reden om het voorschot op schadeloosstelling voor [gedaagde] op een hoger bedrag vast te stellen dan op 100% van het door de Provincie aangeboden bedrag, met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is.
1.8. Nu de opneming door de deskundigen reeds heeft plaatsgehad, bepaalt de rechtbank met betrekking tot de nederlegging van het deskundigenrapport het volgende. Een concept van het deskundigenrapport zal uiterlijk 28 juli 2007 gereed zijn en aan de rechtbank en aan partijen ter kennis zijn gebracht. Partijen krijgen vervolgens gedurende een maand de gelegenheid op dit concept te reageren. De datum voor de nederlegging ter griffie van het definitieve deskundigenrapport wordt bepaald op 28 september 2007.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. spreekt uit de vervroegde onteigening ten name en ten behoeve van de Provincie, vrij van alle bestaande lasten en rechten, van de onroerende zaken, kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer:
- Sectie en nummer AK 1461, voor een gedeelte ter grootte van 3 hectare, 93 are en 97 centiare (grondplannummer 3);
- Sectie en nummer AK 1458, voor een gedeelte ter grootte van 1 are en 76 centiare (grondplannummer 6);
- Sectie en nummer AK 1460, ter grootte van 79 are en 80 centiare (grondplannummer 8);
- Sectie en nummer AK 1459, ter grootte van 2 are en 20 centiare (grondplannummer 10); en
- Sectie en nummer AK 1461, voor een gedeelte ter grootte van 99 are en 96 centiare (grondplannummer 160).
4.2. bepaalt het door de Provinvie als onteigenende partij te betalen voorschot op de schadeloosstelling op EUR 395.000,-- (driehonderdvijfennegentig duizend euro), rechtstreeks te betalen aan [gedaagde] ,
4.3. bepaalt dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is,
4.4. wijst het in de gemeente Haarlemmermeer verschijnende Haarlems Dagblad aan als nieuwsblad, waarin dit vonnis binnen acht dagen nadat het kracht van gewijsde heeft verkregen, door de griffier bij uittreksel zal worden geplaatst,
4.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6. bepaalt dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk 28 september 2007 ter griffie van de rechtbank neergelegd dient te worden,
4.7. houdt iedere verdere uitspraak, waaronder die omtrent de kosten, aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Sicking en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2007.?