ECLI:NL:RBHAA:2007:BA2034

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/003980-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen kennisgeving vervangende hechtenis en de geldigheid van betekening

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Haarlem op 21 maart 2007 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. Het bezwaarschrift was gericht tegen een kennisgeving van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) die mededeelde dat de vervangende hechtenis, opgelegd bij vonnis van 18 februari 2005, ten uitvoer zou worden gelegd. De veroordeelde was niet in persoon verschenen tijdens de behandeling van het bezwaarschrift, maar zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, was wel aanwezig.

De raadsman betwistte de geldigheid van de betekening van de kennisgeving, stellende dat deze niet conform artikel 588 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) was betekend. De politierechter verwierp dit verweer en oordeelde dat de betekening wel degelijk had plaatsgevonden volgens de geldende regelgeving. Artikel 588, vierde lid, Sv biedt ruimte voor nadere regels die zijn uitgewerkt in het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen. Dit houdt in dat in gevallen waarin het CJIB handelt namens het openbaar ministerie, volstaan kan worden met toezending van de mededeling aan de griffie.

De politierechter benadrukte dat de afwijking van de wettelijke regeling, waarbij de kennisgeving per post naar de griffie werd verzonden in plaats van feitelijk aan de griffier te worden uitgereikt, gering was. Het belang van een goede uitvoering van de wet en de concentratie van de verwerking bij het CJIB rechtvaardigden deze werkwijze. De politierechter concludeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift niet was gestart, omdat de betekening niet correct was uitgevoerd, en verklaarde de veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
POLITIERECHTER
Registratienummer: 07/265
Parketnummer: 15/003980-04
Uitspraakdatum: 21 maart 2007
BESCHIKKING (art. 22g Sr.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 22 februari 2007 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een bezwaarschrift, gedateerd 22 februari 2007, van
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Op 7 maart 2007 is dit bezwaarschrift in het openbaar behandeld.
Veroordeelde is niet in persoon verschenen.
Aanwezig waren de raadsman van veroordeelde mr. O.O. van der Lee en de officier van justitie.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beoordeling
Het bezwaarschrift is gericht tegen de kennisgeving, gedateerd 24 november 2005, van het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden dat in dezen handelt namens de officier van justitie in dit arrondissement. In die kennisgeving wordt veroordeelde medegedeeld dat de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 18 februari 2005 opgelegde vervangende hechtenis ten uitvoer zal worden gelegd. Bij dit, onherroepelijk geworden, vonnis is een werkstraf voor de duur van 180 uur opgelegd, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat veroordeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn bezwaar omdat het bezwaarschrift na het verstrijken van de termijn van artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is ingediend.
De raadsman van veroordeelde heeft erop gewezen dat de betekening van bovengenoemde kennisgeving niet conform artikel 588, derde lid, sub c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft plaatsgevonden. Aldus is, naar zijn zeggen, bedoelde termijn niet gaan lopen.
De politierechter overweegt het volgende.
Artikel 588, vierde lid, Sv bepaalt dat, in het belang van een goede uitvoering van dat wetsartikel, nadere regels kunnen worden gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Artikel 3 van het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen, in samenhang met artikel 1 van de Regeling bepalingen uitreiking van gerechtelijke mededelingen aan griffier, bepaalt ter uitwerking van bovenstaande dat, in een geval als dit waarin het Centraal Justitieel Incassobureau handelt namens het openbaar ministerie, voor de uitreiking aan de griffier als bedoeld in artikel 588, derde lid, Sv, kan worden volstaan met toezending van de mededeling aan de desbetreffende griffie.
Aldus is in deze gehandeld, zo blijkt uit de akte van betekening. Vervolgens is namens het openbaar ministerie op 20 december 2005 een afschrift van de kennisgeving per gewone post verzonden aan - destijds - het GBA-adres van veroordeelde, zoals artikel 588, derde lid, Sv voorschrijft. De politierechter constateert dan ook dat is voldaan aan de bestaande regelgeving.
De politierechter is voorts van oordeel dat genoemde (lagere) regelgeving binnen de grenzen blijft van het belang van een goede uitvoering. De afwijking van de wettelijke regeling, verzending per post naar de griffie in plaats van feitelijke uitreiking aan de griffier, is gering terwijl het belang in de uitvoerende sfeer groot is. Gelet op de keuze voor een landelijk geconcentreerde verwerking bij het CJIB, is het immers niet doenlijk om elk stuk ter plaatse van elke griffie uit te reiken. Het belang van veroordeelde is, te meer daar de mededeling in elk geval door het openbaar ministerie naar zijn GBA-adres wordt verzonden, met deze regelgeving niet in het geding.
Het voorgaande betekent dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dat veroordeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3. Beslissing
De politierechter:
- verklaart veroordeelde niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.
4. Samenstelling enkelvoudige kamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Kingma, rechter,
in tegenwoordigheid van F. Zierikzee, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.