“4.1. Ingevolge artikel 42, tweede en vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) worden bij het bepalen van winst uit onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste twintig procent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
4.2. Gelet op de tekst van de Wet IB 1964 rust op eiser de last om overtuigend aan te tonen dat de door hem geëxploiteerde auto voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Eiser is vrij in de wijze waarop hij dit bewijs levert.
4.3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de auto niet in privé is gebruikt en ontkent dat een kto is ingebouwd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de klacht geuit dat de Belastingdienst in het taxiproject een projectmatige benadering hanteert waardoor de individuele benadering van de belastingplichtige onder druk staat. Het is de rechtbank opgevallen dat de door verweerder ingediende stukken zijn gekopieerd van andere zaken zonder dat de gegevens zijn aangepast aan de onderhavige zaak, dat er stukken zijn welke in het geheel niet op de onderhavige zaak betrekking hebben of zodanig zijn geanonimiseerd dat daarin niet de door verweerder daaraan toegekende waarde kan worden toegekend.
4.4. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen, er van uitgaande dat in de auto een kto is aangebracht. De bewijslast van de aanwezigheid van een kto in de auto rust, tegenover de ontkenning door eiser, op verweerder.
De kilometertelleronderbreker
4.5.1. Na afweging van de verklaring van eiser tegen de door verweerder ingebrachte bewijsstukken is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat aan de stukken en hetgeen verweerder ter zitting heeft aangevoerd niet ontleend kan worden dat een kto is ingebouwd.
De omstandigheden die tot deze conclusie hebben geleid zijn de volgende.
4.5.2. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat hij de aanwezigheid van een kto afleidt en dat dat gebaseerd is op een combinatie van gegevens. De auto is op 6 mei 1998 op naam gesteld, vervolgens is op 7 mei 1998 een Mercedes bij E geweest. Verweerder heeft verklaard dat het gebruikelijk is een auto na aankoop direct taxiklaar te laten maken om het bedrijf te kunnen uitoefenen. In combinatie met de factuur acht verweerder een kto aanwezig en stelt dat diversen niet anders kan zijn dan een kto.
Uit het onder 2.6. vermelde agendablad blijkt dat er op 7 mei diverse werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Op de factuur zijn naast de telefoon en de taxameter meerdere werkzaamheden gespecificeerd. De opmerking diversen in de agenda kan naar het oordeel van de rechtbank aan deze meerdere werkzaamheden worden toegeschreven.
4.5.3. In het onder 2.8. vermelde schrift is geen verwijzing naar de onderhavige auto aangetroffen. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het schrift aangeeft hoe de systematiek tot stand is gekomen, dat de onderhavige auto niet wordt aangetroffen omdat die werknemer in die periode geen Mercedessen van een kto voorzag en dat het schrift een algemeen deel van de bewijsvoering is.
4.5.4. Autobedrijf F heeft, blijkens de onder 2.9. vermelde verklaring, de aanwezigheid van een kto niet kunnen bevestigen.
4.5.5. De rechtbank acht de inbouw van een kto niet bewezen. Zij heeft dit oordeel uitsluitend gebaseerd op de stukken en de informatie die op de individuele zaak van eiser betrekking hebben. De stukken en informatie die, naar verweerder ter zitting heeft toegegeven, niet concreet betrekking op deze zaak hebben, zijn buiten beschouwing gelaten. Tegenover de gemotiveerde betwisting door eiser heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat een kto in de betreffende auto met het kenteken NN-NN-00 is ingebouwd.
De administratie
4.6.1. Verweerder heeft gesteld dat de administratie van eiser niet conform artikel 52 lid 1 AWR naar de eisen van het bedrijf zijn gevoerd en dat boeken, bescheiden en andere gegevens niet zodanig zijn bewaard dat te allen tijde de rechten en verplichtingen alsmede de overige voor de heffing van belastingen van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Verweerder heeft de kilometeradministratie gereconstrueerd en een aantal omissies geconstateerd. Ter zitting zijn deze punten als volgt besproken.
4.6.2. Verweerder heeft de administratie van eiser verworpen. Eiser heeft aangevoerd dat de heer G, controlemedewerker van verweerder, heeft gezegd dat de administratie er verzorgd uitziet. Verweerder heeft gesteld dat de administratie onvolledig is en heeft een gereconstrueerde kilometeradministratie samengesteld. Eiser heeft zich ter zitting beklaagd over de langdurige weigering van verweerder om deze gereconstrueerde administratie ter inzage te geven. Ter zitting heeft eiser de juistheid van deze reconstructie gemotiveerd betwist. Verweerder heeft 220 kilometer vermeld op de rittenkaart van 13 april 1999 niet in de reconstructie meegenomen waardoor er na deze datum een terugkerend verschil blijft. De overige verschillen heeft eiser verklaard aan de hand van de pleitnota, en laten zich, kort weergegeven, verklaren door niet meegenomen retourkilometers van garagebezoeken naar huis en verschillend tussen de opnamemomenten van het garagebedrijf en het opnamemoment in de administratie.
4.6.3. Met betrekking tot het verschil in de kilometerstand op 12 april 1999 tussen de door garage F opgenomen stand van 47.219 en de stand volgens de rittenkaartenadministratie van 46.976 acht de rechtbank het mogelijk dat de kilometerstand door het garagebedrijf onjuist overgeschreven is.
4.6.4. Aan de op 9 september 2000 tijdens een verkeerscontrole opgenomen meterstand van 124.284 hecht de rechtbank niet de waarde die verweerder daaraan toekent nu het procesverbaal van deze controle gedateerd is op 13 juni 2003 en kennelijk bijna drie jaar na dato is opgemaakt. Een vergissing ten aanzien van de in dit procesverbaal opgenomen informatie is door dit tijdverloop niet uit te sluiten.
4.6.5. Door de Belastingdienst is tweemaal geconstateerd dat er een passagier in onderhavige auto instapte terwijl het tijdstip van instappen niet geregistreerd staat in de administratie van eiser. De rechtbank trekt daaruit niet de conclusie dat er bij deze gelegenheden sprake is van privé-gebruik.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat de administratie van eiser hiaten vertoont maar dat deze voldoende aannemelijk door eiser zijn verklaard. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verwerping van de administratie niet aan de orde is.”