ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1799

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630562-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Brouwer
  • mrs. Hijink
  • mrs. Kalden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een stelselmatige dader na diefstal en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en mishandeling. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou op 15 augustus 2006 in Zaandam diverse levensmiddelen hebben gestolen en op 3 augustus 2006 aan boord van een Nederlands luchtvaartuig een medepassagier hebben mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de zaak heeft de rechtbank de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht.

De officier van justitie heeft een voorwaardelijke ISD-maatregel geëist, waarbij de rechtbank zich heeft laten leiden door de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft rapportages van een psychiater en de reclassering in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat er een risico op recidive aanwezig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een stelselmatige dader is en heeft de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar.

Daarnaast heeft de rechtbank een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen voor een deel van de gevorderde schade. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 80,-- aan de benadeelde partij en heeft de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd, om de verdachte in de gelegenheid te stellen zich aan de voorwaarden van de reclassering te houden. De uitspraak is gedaan in het kader van de openbare terechtzitting van 8 februari 2007.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630562-06; 13/011169-04 (tul)
Uitspraakdatum: 21 februari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 februari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit. Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van deze vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Aldus wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse levensmiddelen (te weten kaas, bier, saus en rundvlees), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel A]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 03 augustus 2006 aan boord van een Nederlands ([maatschappij B]) luchtvaartuig (vliegende van Lagos naar Amsterdam), opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], geboren [geboortedatum]), met zijn vuist (met kracht) in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op 15 augustus 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse levensmiddelen, te weten kaas, bier, saus en rundvlees, toebehorende aan [winkel A].;
2.
hij op 3 augustus 2006 aan boord van een Nederlands [maatschappij B] luchtvaartuig, vliegende van Lagos naar Amsterdam, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], geboren [geboortedatum], met zijn vuist met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
diefstal
feit 2:
mishandeling
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de beslissingen
6.1. Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen geacht en gevorderd dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voorwaardelijk zal worden opgelegd met een proeftijd van drie jaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd [slachtoffer] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
6.2 Maatregel ISD
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapportages:
- het psychiatrisch onderzoek pro justitia, uitgebracht door psychiater[psychiater] d.d. 6 februari 2007;
- het voorlichtingsrapport, uitgebracht door Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Zaandam d.d. 6 februari 2007 .
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft goederen gestolen bij een supermarkt. Diefstal brengt, naast de toegebrachte schade, ook veel hinder voor de gedupeerde personen met zich mee.
Voorts heeft verdachte een medepassagier in het vliegtuig geslagen. Hierdoor heeft verdachte het slachtoffer letsel toegebracht en schrik aangejaagd. Geweldsmisdrijven veroorzaken voorts gevoelens van onrust en onveiligheid, met name aan boord van een vliegtuig waar mensen niet van het geweld weg kunnen lopen. Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat verdachte in het verleden veelvuldig en regelmatig in aanraking is geweest met politie en justitie, met name in verband met mishandeling.
Verdachte is geprioriteerd als veelpleger (categorie ISD). In de vijf jaar voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten is verdachte ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een al dan niet voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. De feiten waarvoor verdachte bij dit vonnis wordt veroordeeld, zijn begaan na de tenuitvoerlegging van voornoemde straffen. Gezien het strafrechtelijk verleden van verdachte bestaat er ernstig gevaar voor recidive en daarmee is de veiligheid van goederen en personen in het geding. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Geconcludeerd kan worden dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
De rapportage van psychiater [psychiater] houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Bij betrokkene wordt als hoofddiagnose gesteld een antisociale persoonlijkheidsstoornis en daarnaast trekken van een schizotypische en een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Op lichamelijk gebied is betrokkene bekend met epilepsie. Verder is sprake van cannabisafhankelijkheid. De persoonlijkheidsstoornis heeft op zichzelf niet geleid tot het (eerste) ten laste gelegde, aangezien hij op dat moment helder heeft kunnen nadenken en handelen. Daarom adviseert de psychiater betrokkene te beschouwen als toerekeningsvatbaar. Voorts adviseert de psychiater een begeleidingscontact met de reclassering. Gezien de diverse veroordelingen in het verleden wordt het zinvol geacht dat betrokkene gaat leren delicten te voorkomen. De reclassering zou hem hierbij behulpzaam kunnen zijn door hem onder andere te wijzen op risico’s. Verder zou de reclassering betrokkene kunnen helpen op lange termijn doelstellingen na te streven. Tenslotte kan betrokkene praktische hulp goed gebruiken op het gebied van het verkrijgen van medische zorg (in verband met epilepsie), huisvesting, financiën en het vinden van een dagbesteding. Vanwege de agressieregulatie en de persoonlijkheidsproblematiek kan betrokkene ook door de reclassering verwezen worden naar een forensisch psychiatrische behandelsetting.
Het rapport van de Reclassering houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene heeft de neiging om problemen buiten zichzelf neer te leggen en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag. Dit maakt dat de kans op recidive aanwezig is. De mogelijkheden van een voorwaardelijke ISD-maatregel zijn onderzocht. Gebleken is dat toezicht bij voorwaardelijke veroordeling niet voldoende is. Risicomanagement in de vorm van een reclasseringstoezicht is echter volgens psychiater Van der Meijs wel noodzakelijk. Het risicomanagement zal dan voornamelijk gericht zijn op maatschappelijke begeleiding en het monitoren van betrokkene om de kans op recidive te verkleinen. De Reclassering concludeert in haar rapport dat het noodzakelijk en wenselijk is dat betrokkene een voorwaardelijke ISD-maatregel met reclasseringstoezicht krijgt opgelegd.
De rechtbank neemt de conclusie van de Reclassering en het advies van psychiater [psychiater] over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal derhalve de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen onder het stellen van voorwaarden. De rechtbank ziet daarbij, in afwijking van de vordering van de officier van justitie op dat punt, onvoldoende aanleiding een proeftijd van langer dan twee jaar op te leggen.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 6 juli 2005 heeft de politierechter te Amsterdam (parketnummer [parketnummer]) betrokkene onder andere veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten aanzien van deze voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat betrokkene zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is nog niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat de proeftijd van de genoemde, niet ten uitvoer gelegde straf dient te worden verlengd met één jaar.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank ziet in het verhandelde ter terechtzitting aanleiding de proeftijd, verbonden aan de voorwaardelijke veroordeling, te verlengen met één jaar, om verdachte in de gelegenheid te stellen zich te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 1650,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 150,--) en immateriële (€ 1500,--) schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Gelet op het dossier is de rechtbank is van oordeel dat de materiële schade (te weten advocaatkosten) tot een bedrag van € 30,-- en de immateriële schade tot een bedrag van € 50,-- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Voor het overige heeft de benadeelde partij de schade niet nader toegelicht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering voor het overige niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de benadeelde partij voor het overige niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 80,--.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
38p, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Gelast dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE JAREN.
Beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een behandeling bij een forensisch-psychiatrische instelling.
Verlengt de proeftijd, verbonden aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, opgelegd in de zaak met parketnummer [parketnummer], met één jaar.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 80,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 80,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Brouwer, voorzitter,
mrs. Hijink en Kalden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2007.