ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1531

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/3772
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen en uitvoertransacties

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen X V.O.F. en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag omzetbelasting voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002. Eiseres, X V.O.F., is een onderneming die zich bezighoudt met de import en export van textiel en stoffen. De inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd van € 64.911, alsmede een boete van € 16.227, omdat eiseres het nultarief voor omzetbelasting ten onrechte had toegepast op verschillende intracommunautaire leveringen en uitvoertransacties. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag en boete, waarna de inspecteur de naheffingsaanslag heeft verminderd tot € 20.721 en de boete tot € 5.180.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat het nultarief van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat eiseres in sommige gevallen niet voldoende bewijs had geleverd dat de goederen daadwerkelijk uit de Gemeenschap waren uitgevoerd of dat de intracommunautaire leveringen correct waren. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat in bepaalde gevallen het nultarief terecht was toegepast, en heeft de naheffingsaanslag dienovereenkomstig verminderd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de opgelegde boete van 25% passend was, maar dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, waardoor de boete met 10% werd verlaagd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de naheffingsaanslag verminderd tot € 15.005 en de boete tot € 4.662. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het door eiseres betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3772
Uitspraakdatum: 12 maart 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X V.O.F., gevestigd
te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 27 mei 2004 over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, berekend op € 64.911, alsmede bij beschikking met dezelfde dagtekening een boete van € 16.227.
Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking een bezwaarschrift ingediend, dat op 8 juni 2004 door verweerder is ontvangen.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 3 februari 2006 de naheffingsaanslag verminderd tot € 20.721 en de boete verminderd tot € 5.180.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 maart 2006, ontvangen bij de rechtbank op 16 maart 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Namens eiseres is bij brief van 7 december 2006, door de rechtbank ontvangen op 12 december 2006, een nader stuk met vijf bijlagen ingediend. Een afschrift hiervan is aan verweerder gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2006. Verschenen zijn A, de gemachtigde van eiseres, tot bijstand vergezeld van B en C, alsmede namens verweerder D en E. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. Verweerder heeft voorts een opstelling van de aan de naheffingsaanslag ten grondslag liggende facturen overgelegd. Eiseres heeft hiervan kennis kunnen nemen en heeft zich daarover kunnen uitlaten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). De ondernemingsactiviteiten van eiseres bestaan uit de import en export van textiel en stoffen, alsmede incidentele in- en verkoop van andere producten. De vennoten van eiseres zijn F en G, beiden wonend buiten Europa. Eiseres heeft één werknemer, te weten B. B drijft feitelijk de onderneming van eiseres en is haar gevolmachtigde.
2.2. Bij eiseres is op 13 november 2003 een boekenonderzoek ingesteld. In het met dagtekening 28 april 2004 hieromtrent uitgebrachte rapport is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“1 Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:
(...)
- Omzetbelasting over het tijdvak 01-01-1999 tot en met 31-12-2002
De controle heeft zich voornamelijk gericht op het toepassen van het nultarief bij de omzetbelasting.
(...)
3 Omzetbelasting
3.1.1 Nul-tarief (bij uitvoer/intracommunautaire leveringen)
(...)
De feiten
(...) B heeft verklaard dat alle leveringen, waarbij het nultarief werd toegepast, in Nederland plaatsvonden (afhaaltransacties).
In beginsel zijn leveringen binnen Nederland aan de heffing van Omzetbelasting onderworpen. Indien het nultarief wordt toegepast dient de belastingplichtige de toepasselijkheid van dit tarief a.d.h.v. boeken en bescheiden aan te tonen o.g.v. art. 12 Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting.
Hierna volgt een opsomming van leveringen per afnemer en per jaar waarbij het nultarief is toegepast.
Per afnemer zal beoordeeld worden of a.d.h.v. boeken en bescheiden is aangetoond of de toepasselijkheid van het nultarief juist is.
Jaar 1999
Afnemer H, Duitsland (1 levering)
De goederen zijn contant betaald. Het BTW-identificatienummer van de afnemer is op de factuur vermeld. Het is niet duidelijk hoe en of de goederen naar Duitsland zijn gebracht. Het betreft geen vaste afnemer en er is geen vervoersverklaring in de administratie aanwezig. Er zijn geen bescheiden of administratieve vastleggingen in de administratie opgenomen waaruit het intracommunautaire karakter blijkt.
(...)
Afnemer I, Ghana (1 levering)
De goederen zijn afgehaald en contant verkocht. Een door de Douane afgetekende uitvoeraangifte is in de administratie niet aanwezig. Er is wel een Bill of loading in de administratie aanwezig met een aanhangsel waar verhuisgoederen en de goederen die (...) (eiseres) heeft verkocht op vermeld staan. Bij de verkoop van de betrokken goederen is het eigendom overgegaan. De heer I is feitelijk degene die de goederen uitvoert.
(...)
Afnemer J, België (1 levering)
De goederen zijn afgehaald en contant betaald. Het BTW-identificatienummer van de afnemer is op de factuur vermeld. Het betreft geen vaste afnemer en er is geen vervoersverklaring in de administratie aanwezig. Er zijn geen bescheiden of administratieve vastleggingen in de administratie opgenomen waaruit het intracommunautaire karakter blijkt.
(...)
Afnemer K, Roemenië (4 leveringen)
De goederen (hoofdzakelijk rollen stof) worden opgehaald en betaald door L uit Q. L is een handelsonderneming die handelt in dekbedden, matrassen, (...) slaapzakken, hoofdkussens etc. De heer B heeft verklaard dat bij uitvoer naar Roemenië L het vervoer regelt, de douaneformaliteiten verzorg(...) en contant geld meeneemt uit Roemenië voor de te verkopen produkten. Van uitvoer uit Europese unie heeft de heer B een aantal kopieën (5) door de Douane afgetekende uitvoeraangiften bij L opgehaald en aan mij verzonden. Bij opvraag bij de Douane is geconstateerd dat er geen uitvoeraangiftes op naam van (...) (eiseres) bekend zijn. Op alle uitvoeraangiften staat (...)L uit Q als exporteur vermeld. Op geen van de uitvoeraangiften is de naam (...) (eiseres) als afzender vermeld. Bij een uitvoeraangifte van 10 maart 1999 staat er een ander factuurnummer op dan op de verkoopfactuur van (...) (eiseres) en het factuurbedrag stemt niet overeen. Bij uitvoer naar Roemenië is er sprake van invoer in het betreffende land, in de administratie zijn geen documenten aangetroffen waaruit blijkt dat er invoerrecht en inklaringsrecht is betaald aan de Roemeense grens.
(...)
Ik stel mij op het standpunt dat voor het jaar 1999 voor een totaalbedrag van € 92.375 ten onrechte het nultarief is toegepast.
Naheffing 1999
17,5/117,5 x € 92.375 = € 13.757
Jaar 2000
Afnemer K, Roemenië (4 leveringen)
De goederen (hoofdzakelijk rollen stof) worden opgehaald en betaald door L (...) .De heer B heeft verklaard dat bij uitvoer naar Roemenië L het vervoer regelt, de douaneformaliteiten verzorg(...) en contant geld meeneemt uit Roemenië voor de te verkopen produkten. Van uitvoer uit Europese unie heeft de heer B een aantal kopieën (4) door de Douane afgetekende uitvoeraangiften bij L. opgehaald en aan mij verzonden. Bij opvraag bij de Douane is geconstateerd dat er geen uitvoeraangiftes op naam van de vennootschap (...) (eiseres) bekend zijn. Op alle uitvoeraangiften staat de L uit Q als exporteur vermeld. Op geen van de uitvoeraangiften is de naam (...) (eiseres) als afzender vermeld. Bij uitvoeraangiften van 06-01-2000, 27-04-2000 en 08-02-2000 staan er andere factuurnummers op dan op de verkoopfacturen van (...) (eiseres). De verkoop van 08-02-2000 betreft tijdelijke uitvoer volgens de kopie van de uitvoeraangifte. Bij uitvoer naar Roemenië is er sprake van invoer in het betreffende land, in de administratie zijn geen documenten aangetroffen waaruit blijkt dat er invoerrecht en inklaringsrecht is betaald aan de Roemeense grens.
(...)
Afnemer K, Frankrijk (3 leveringen)
Van de leveringen in 2000 aan afnemer SARL K zijn in de administratie alleen kopie-verkoopfacturen aanwezig. In de administratie zijn geen vervoersverklaringen aanwezig. Er is op de verkoopfactuur alleen een BTW-identificatienummer vermeld en een kenteken van een (bestel)auto. Het betreffen afhaaltransacties. Bij het afhalen is er contant betaald. Er zijn geen bescheiden of administratieve vastleggingen in de administratie opgenomen waaruit het intracommunautaire karakter blijkt.
(...)
Afnemer M., Frankrijk (2 leveringen)
Het betreft geen vaste afnemer. Van afnemer M zijn in de administratie alleen kopie-verkoopfacturen aanwezig. In de administratie zijn geen vervoersverklaringen aanwezig. Er is op de verkoopfactuur een BTW-identificatienummer vermeld en een kenteken (...) van een (bestel)auto. Bij het afhalen is er contant betaald. Er zijn geen bescheiden of administratieve vastleggingen in de administratie opgenomen waaruit het intracommunautaire karakter blijkt.
(...)
Afnemer N, Frankrijk (1 levering)
De goederen zijn contant betaald. Het BTW-identificatienummer is op de factuur vermeld. Het betreft geen vaste afnemer en er is geen vervoersverklaring in de administratie aanwezig. Er zijn geen bescheiden of administratieve vastleggingen in de administratie opgenomen waaruit het intracommunautaire karakter blijkt. N is sinds 05-02-1998 niet meer BTW-plichtig.
(...)
Afnemer O, Roemenië (6 leveringen)
Afnemer O is mijns inziens dezelfde als afnemer K als hiervoor vermeld. Het bedrijf is op het zelfde adres gevestigd en gebruikt het zelfde telefoonnummer. De wijze waarop er wordt geleverd is ook identiek als beschreven bij K. In de administratie zijn kopieën van uitvoeraangiften aanwezig. Op deze kopieën komt de naam (...) (eiseres) niet voor en L wordt vermeld als de exporteur. Verder sluit ik mij aan bij wat ik bij K geconstateerd heb.
(...)
Ik stel mij op het standpunt dat voor het jaar 2000 voor een totaalbedrag van € 66.278 ten onrechte het nultarief is toegepast.
Naheffing 2000
17,5/117,5 x € 66.278 = € 9.871
Jaar 2001
Afnemer O, Roemenië (4 leveringen)
Afnemer O is mijn(s) inziens dezelfde als afnemer K als hiervoor vermeld. Het bedrijf is op het zelfde adres gevestigd en gebruikt het zelfde telefoonnummer. De wijze waarop er wordt geleverd is ook identiek als beschreven bij K. In de administratie zijn kopieën van uitvoeraangiften aanwezig. Op deze kopieën komt de naam (...) (eiseres) niet voor en L wordt vermeld als de exporteur. Verder sluit ik mij aan bij wat ik bij K geconstateerd heb.
(...)
Ik stel mij op het standpunt dat voor het jaar 2001 voor een totaalbedrag van € 117.987 ten onrechte het nultarief is toegepast.
Naheffing 2001
19/119 x € 117.987 = € 18.838
Jaar 2002
(...)
Afnemer R, Duitsland (2 leveringen)
De factuur is verzonden naar Duitsland en de goederen werden afgeleverd in Nederland. De goederen blijven feitelijk in Nederland. (...) Het afleveradres is S B.V. T Nederland.
(...)
Afnemer U, Frankrijk (1 levering)
Van de levering in 2002 aan afnemer U is in de administratie alleen een kopie-verkoopfactuur aanwezig. In de administratie is geen vervoersverklaring aanwezig. Het betreft een afhaaltransactie. Er is op de verkoopfactuur een BTW-identificatienummer vermeld en een kenteken van (bestel)auto. Op de factuur staat het volgende vermeld: Now we do not have to pay to m/s V tekst Istanbul Turkey.
Er zijn geen bescheiden of administratieve vastleggingen in de administratie opgenomen waaruit het intracommunautaire karakter blijkt. Afnemer U geen vaste afnemer.
(...)
W, Duitsland (1 levering)
De factuur is verzonden naar Duitsland en de goederen werden afgeleverd in Nederland. De goederen blijven feitelijk in Nederland. (...) Het afleveradres is S B.V. T Nederland.
(...)
Ik stel mij op het standpunt dat voor het jaar 2002 voor een totaalbedrag van € 140.581 ten onrechte het nultarief is toegepast.
Naheffing 2002
19/119 x € 140.581 = € 22.445”
2.3. De naheffingsaanslag is conform de bevindingen van het controlerapport berekend op (€ 13.757 + € 9.871 + € 18.838 + € 22.445 =) € 64.911. De boete is vastgesteld op 25 procent van voormeld bedrag, zijnde € 16.227.
2.4. Bij de bestreden uitspraak is de naheffingsaanslag verminderd tot € 20.721. Voormeld bedrag betreft de omzetbelasting met betrekking tot de navolgende transacties:
1999:
- intracommunautaire transacties:
- H, Duitsland(a) hfl. 427,50
- J, België (b) hfl. 5.000,00
- uitvoertransacties:
- I, Ghana (c) hfl. 5.000,00
- K (d)
- d.1. hfl. 14.615,00
- d.2. hfl. 10.091,00
- d.3. hfl. 10.800,00
- d.4. hfl. 9.000,00
- d.5. hfl. 9.250,00
hfl. 53.756,00
totaal 1999 hfl. 64.183,50
2000:
- intracommunautaire transacties:
- K (e)
- e.1. hfl. 5,706,90
- e.2. hfl. 5.749,20
- e.3. hfl. 4.500,00
hfl. 15.956,10
- M (f)
- f.1. hfl. 9.000,00
- f.2. hfl. 10.800,00
- f.3. hfl. 6.982,20
hfl. 26.782,20
- N (g) hfl . 574,00
- uitvoertransacties:
- K (d)
- d.6. hfl. 10.330,00
- d.7. hfl. 7.982,75
- d.8. hfl. 10.967,60
- d.9. hfl. 10.846,30
hfl. 40.126,65
- O (h)
- h.1. hfl. 11.118,50
- h.2. hfl. 6134,50
- h.3. hfl. 7.381,50
- h.4. hfl. 14.354,25
- h.5. hfl. 12.486,55
- h.6. hfl. 11.143,80
hfl. 62.619,10
totaal 2000 hfl. 146.058,05
2001:
- uitvoertransacties:
- O (h)
- h.7. hfl. 12.066,30
- h.8. hfl. 13.586,70
- h.9. hfl. 11.339,10
- h.10. hfl. 1.701,50
totaal 2001 hfl. 38.693,60
2002:
- intracommunautaire transacties:
- R (i)
- i.1. hfl. 5.580,00
- i.2. hfl. 5.592,09
€ 11.172,09
- U (j) € 2.070,00
- W (k) € 9.999,78
totaal 2002 € 23.241,87
2.5. De boete is vastgesteld op 25 procent van € 20.721, ofwel op € 5.180.
3. Geschil
In geschil is primair of eiseres met betrekking tot de onder 2.2. vermelde transacties recht heeft op toepassing van het tarief van artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet (het nultarief).
Subsidiair is in geschil of eiseres aan een in het verleden ingesteld boekenonderzoek het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat zij op voormelde transacties eerdergenoemd nultarief mocht toepassen.
Voorts is in geschil de boete.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en naar de pleitnota’s. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Verweerder heeft tot een bedrag van € 20.568 een specificatie van de naheffingsaanslag verstrekt. In deze specificatie zijn twee vergissingen te onderkennen. De eerste betreft het bedrag ad hfl. 11.399,10 van de factuur van 26 maart 2001 aan O: het juiste bedrag is hfl. 11.339,10. De tweede vergissing betreft de omstandigheid dat in de optelling van de facturen aan O voor het jaar 2001 in plaats van het bedrag van hfl. 13.586,70 het bedrag van hfl. 11.399,10 is vermeld.
Het totaal van de facturen 2001 aan O bedraagt hfl. 38.693,60 en niet het door verweerder berekende bedrag van hfl. 36.566. Het verschil beloopt hfl. 2.127,60 (2.187,60 – 60).
De omzetbelasting hierover bedraagt (19/119 x hfl. 2.127,60 = ) hfl. 339 ofwel € 154, zodat het totaal van de specificatie van verweerder dient te luiden (€ 20.568 + € 153 =) € 20.721.
5.2. Intracommunautaire transacties
5.2.1. Voor intracommunautaire transacties zijn van toepassing de volgende wettelijke bepalingen en beleidsbepalingen:
Artikel 22, tweede lid, onderdeel a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG):
Iedere belastingplichtige moet een boekhouding voeren welke voldoende gegevens bevat om de
toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde en de controle daarop door de
belastingadministratie mogelijk te maken.
Artikel 28quater van de Zesde richtlijn:
A. Vrijstelling voor leveringen van goederen
Onverminderd andere communautaire bepalingen verlenen de Lid-Staten onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de hierna genoemde vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, vrijstelling voor:
a. leveringen van goederen in de zin van artikel 5 door de verkoper of door de afnemer of voor hun rekening buiten het in artikel 3 bedoelde grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, verzonden of vervoerd, die worden verricht voor een andere belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon die als zodanig optreedt in een andere Lid-Staat dan die van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen. (...)
Artikel 9 van de Wet:
1. De belasting bedraagt 19 percent (tekst 2001 en 2002)/17,5 percent (tekst 1999 en 2000).
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting: (...) b. nihil voor leveringen van goederen (...), genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden.
Tabel II:
(...)
a.6. goederen die worden vervoerd naar een andere lid-staat, wanneer deze goederen
aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire
verwerving van die goederen.
Artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: het Uitv.besl.):
1. De aanspraak op toepassing van het tarief van nihil voor leveringen (...) genoemd in de bij de
wet behorende tabel II, geldt slechts, indien de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt. (...)
Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 juni 1995, nr. VB95/2120, gewijzigd bij Besluit van 10 november 1995, nr. VB95/3447 (Mededeling 38), onder meer gepubliceerd in V-N 1995/2324.
5.2.2. In zijn arrest van 18 juni 2004, nummer 38783, onder meer gepubliceerd in BNB 2004/316 c*, heeft de Hoge Raad overwogen dat de Nederlandse wet voor de toepassing van het nultarief slechts eist dat sprake is van een levering van goederen die worden vervoerd naar een andere lidstaat, welke goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen. De aanwezigheid van een correct btw-identificatienummer is niet een constitutieve voorwaarde voor het mogen toepassen van het nultarief op intracommunautaire leveringen.
5.3.1. Met inachtneming van hetgeen in 5.2.1. en 5.2.2. is opgenomen zal de rechtbank beoordelen of er met betrekking tot de in onderdeel 2.4. van deze uitspraak gespecificeerde transacties sprake is van leveringen waarop eiseres het nultarief mocht toepassen. De bewijslast rust op eiseres.
5.3.2. Transactie a.
Ter zake van deze levering heeft eiseres in het geding gebracht twee benzinebonnen van 20 februari 1999 van in Duitsland gelegen benzinestations, een faxbericht van 2 maart 2004, waarin eiseres H verzoekt de bijgevoegde ‘delivery note’ van 19 februari 1999 te tekenen, alsmede de door H desgevraagd getekende ‘delivery note’.
Met betrekking tot de vermelding van Y GmbH in de adressering van het faxbericht van 2 maart 2004 acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de fax van voormelde GmbH is gebruikt, omdat H zelf geen fax bezat.
Op grond van voormelde bescheiden, alsmede gelet op hetgeen ter zitting namens eiseres omtrent deze transactie naar voren is gebracht, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank aangetoond dat sprake is van een levering van goederen als bedoeld in Tabel II, post a.6. Het nultarief is daarom terecht toegepast.
5.3.3. Transacties e.1.-e.3.
Ter zake van deze transacties zijn facturen overgelegd en ‘delivery notes’. Op al deze bescheiden is vermeld BTW NO FR.xxxx.xxxx.xxx. Op iedere factuur is het kenteken van een vrachtauto vermeld.
Op grond van de overgelegde bescheiden, te weten de facturen met de vermeldingen van het kenteken en het BTW-identificatienummer en de verklaring van de eigenaar van K dat hij de goederen in Z heeft opgehaald, is de rechtbank van oordeel dat eiseres heeft voldaan aan de op haar rustende bewijslast. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat sprake was van een vaste afnemer en is van oordeel dat eiseres ervan mocht uitgaan dat deze afnemer in 2000 nog ondernemer was. Het BTW-identificatienummer is immers ook nog geaccepteerd op de ICL-lijst. Hieraan doet niet af dat het identificatienummer achteraf is ingetrokken.
Met betrekking tot de op voormelde drie facturen genoemde goederen is derhalve terecht het nultarief toegepast.
5.3.4. Transactie j.
Ter zake van deze transactie heeft eiseres onder meer overgelegd een pro-forma factuur, waarop is vermeld het kenteken van een vrachtwagen en waarop een handtekening is geplaatst. Namens eiseres is te dier zake verklaard dat deze handtekening afkomstig is van degene die de goederen naar Frankrijk heeft vervoerd. Nu verweerder deze verklaring niet heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat eiseres aan de op haar rustende bewijslast heeft voldaan.
5.3.5. Transacties b., f.1-f.3., g., i.1.-i.2. en k.
Met hetgeen eiseres inzake deze transacties heeft overgelegd, heeft zij niet aangetoond dat het nultarief van toepassing is. Van de transacties b., f.1.-f.3. en g. heeft eiseres geen vervoersdocumenten of getekende afhaalverklaringen over kunnen leggen, zodat zij niet heeft aangetoond dat de goederen Nederland hebben verlaten. De goederen van de transacties i1-i.2. en k. zijn blijkens de overgelegde documenten vervoerd naar T, Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze laatstbedoelde transacties binnenlandse leveringen, waarop het nultarief niet kan worden toegepast.
5.3.6. Op grond van hetgeen hiervoor in 5.3.2. tot en met 5.3.5. is overwogen, dient de naheffingsaanslag verminderd te worden met:
1999 hfl. 427,50
2000 hfl. 15.956,10
hfl. 16.383,60 x 17,5/117,5 = hfl. 2.440 ofwel € 1.107
2002 € 2.070 x 19/119 = € 330
€ 1.437
5.4. Uitvoertransacties
5.4.1. Voor uitvoertransacties zijn, naast de hiervoor reeds aangehaalde artikelen 22, tweede lid, onderdeel a, van de Zesde richtlijn, artikel 9 van de Wet en artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit, de volgende wettelijke bepalingen van toepassing:
Artikel 15 van de Zesde richtlijn:
Onverminderd andere communautaire bepalingen verlenen de Lid-Staten vrijstelling voor de volgende handelingen, onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de betreffende vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen:
1. de levering van goederen die door of voor rekening van de verkoper worden verzonden of
vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap;
2. de levering van goederen die door of voor rekening van een niet in het binnenland gevestigde
koper worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap (...).”
Tabel II:
(...)
a.2. goederen welke door een ondernemer worden:
- uitgevoerd uit de Gemeenschap (...).
5.4.2. Met inachtneming van de in 5.4.1. opgenomen wettelijke bepalingen zal de rechtbank beoordelen of er met betrekking tot de in onderdeel 2.4. van deze uitspraak gespecificeerde transacties sprake is van leveringen waarop het nultarief kan worden toegepast.
5.4.3. Transactie c.
Eiseres heeft onder meer overgelegd een factuur van 12 maart 1999 ten name van I te Ghana, met betrekking tot 1000 shorts/skirts, 500 witte en 500 zwarte t-shirts. Ook heeft eiseres overgelegd een bill of lading van het schip Saint Roch 917S, getekend op 28 maart 1999 door AA B.V. met een specificatie daarbij. Op deze specificatie is vermeld het containernummer CRXU 205828 9. Onder de beschrijving van de goederen is onder meer vermeld: ‘1000 T-SHIRTS, 1000 SKIRTS’.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee aangetoond dat de onderhavige goederen uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd. In dit kader treft geen doel de stelling van verweerder dat de goederen niet aan een ondernemer zouden zijn geleverd. In de Wet noch in de Zesde richtlijn is immers als voorwaarde opgenomen dat moet worden geleverd aan een ondernemer. Evenmin treft doel verweerders stelling dat tussen de datum van de levering en de datum van de uitvoer een periode van zestien dagen zit, welke periode te lang is om van uitvoer te kunnen spreken. In de Nederlandse regeling is immers geen termijn opgenomen binnen welke goederen moeten zijn uitgevoerd.
5.4.4. Transactie d.1.
Eiseres heeft onder meer overgelegd de factuur van 9 maart 1999 met betrekking tot 7.900 meter stof voor een bedrag van hfl. 14.615, alsmede een uitvoerdocument met als geadresseerde K, Roemenië. Op dit uitvoerdocument zijn voorts vermeld een hoeveelheid van 7.900 meter stof en een prijs van de goederen ad hfl. 14.615.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee heeft aangetoond dat de onderhavige goederen uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd.
5.4.5. Transactie d.3.
Eiseres heeft onder meer overgelegd de factuur van 28 juni 1999 met betrekking tot 6.000 meter stof voor een bedrag van hfl. 10.800, alsmede een uitvoerdocument met als geadresseerde K, Roemenië. Op dit uitvoerdocument zijn voorts vermeld een hoeveelheid van 6.000 meter stof en een prijs van de goederen ad hfl. 10.800.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee heeft aangetoond dat de onderhavige goederen uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd.
5.4.6. Transactie h.2.
Eiseres heeft onder meer overgelegd de factuur van 29 september 2000 met betrekking tot in totaal 2.674 meter polyester/katoenen stof voor een bedrag van hfl. 6.134,50, alsmede een uitvoerdocument met als geadresseerde O, Roemenië, door de douane gestempeld op 2 oktober 2000. Op dit uitvoerdocument zijn voorts vermeld een hoeveelheid van twintig rollen weefsel van synthetische stapelvezel, gemengd met katoen, en een prijs van de goederen ad hfl. 6.134.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee heeft aangetoond dat de onderhavige goederen uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd.
5.4.7. Transactie h.9.
Eiseres heeft onder meer overgelegd de factuur van 26 maart 2001 met betrekking tot 5.274 meter stof van poly/katoen voor een bedrag van hfl. 11.339,10, alsmede een uitvoerdocument, met als geadresseerde O, Roemenië, door de douane gestempeld op 29 maart 2001. Op dit uitvoerdocument zijn voorts vermeld een hoeveelheid van 34 rollen poly/cott(o)(...)n stof, en een prijs van de goederen van hfl. 11.339.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermede heeft aangetoond dat de onderhavige goederen uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd.
5.4.8. Transacties d.2., d.4. tot en met d.9, h.1., h.3. tot en met h.8. en h.10.
De documenten die eiseres inzake deze transacties heeft overgelegd, bevatten geen gegevens die de desbetreffende goederen als lading identificeren, zodat eiseres met betrekking tot deze goederen niet heeft aangetoond dat zij het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten, zodat het nultarief niet kan worden toegepast.
5.4.9. Op grond van hetgeen hiervoor in 5.4.3. tot en met 5.4.8. is overwogen, dient de naheffingsaanslag verminderd te worden met:
1999 hfl. 5.000,00
hfl. 14.615,00
hfl. 10.800,00
hfl. 30.415,00
2000 hfl. 6.134,50
hfl. 36.549,50
hfl.36.549,50 x 17,5/117,5 = hfl. 5.443 ofwel € 2.469
2001 € 11.339,10 x 19/119 = € 1.810
€ 4.279
5.4.10. Uit de onderdelen 5.3.6. en 5.4.9. volgt dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met (€ 1.437 + € 4.279 =) € 5.716 tot € 15.005.
5.5. Eiseres stelt subsidiair dat zij aan de bevindingen van het rapport van 17 november 2000, dat is opgesteld inzake een bij haar op 3 november 2000 ingesteld boekenonderzoek, het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat zij haar boeken en bescheiden beheerde op een manier die het toepassen van het nultarief rechtvaardigde.
Dienaangaande is de rechtbank van oordeel dat uit voormeld rapport niet is af te leiden dat in het tijdvak waarop voormelde controle betrekking had, sprake was van invoertransacties of intracommunautaire transacties waarbij eiseres heeft gehandeld op dezelfde wijze als de in het geding zijnde transacties. Te minder kan uit dat rapport worden afgeleid dat de controlerende ambtenaar door enige toezegging of gedraging bij eiseres het vertrouwen heeft gewekt dat zij bij vergelijkbare transacties in de jaren 1999 tot en met 2002 kon handelen zoals zij dat heeft gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom bij eiseres niet het door haar gestelde vertrouwen gewekt.
5.6. Aan eiseres is op grond van artikel 67f, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete van 25 procent opgelegd. Eiseres stelt dat geen sprake is van grove schuld.
Mede in aanmerking genomen de door eiseres uitgeoefende activiteiten en het feit dat zij steeds de mogelijkheid heeft gehad om de omzetbelasting naar het geldende hoge tarief in rekening te brengen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres op de hoogte heeft moeten zijn van de toepasselijke regelgeving en zich ervan bewust heeft moeten zijn dat de uitvoer of het vervoer naar een andere lidstaat uit de boeken en bescheiden moet blijken. Eiseres heeft daarom zodanig lichtvaardig gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat ter zake van de in het geding zijnde transacties geen omzetbelasting is voldaan. De rechtbank acht de opgelegde boete in de omstandigheden van dit geval passend en geboden. Echter, uit de brief van 10 april 2004 van eiseres leidt de rechtbank af dat in het voorlopige rapport met dagtekening 27 januari 2004 eiseres voor het eerst op de hoogte is gesteld van de boete. Na de aankondiging tot de uitspraak van deze rechtbank zijn derhalve meer dan twee jaren verlopen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van bijzondere omstandigheden die een zo lange duur van behandeling rechtvaardigen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn is overschreden. In verband daarmee zal de rechtbank de boete met 10% verlagen tot € 4.662.
5.7. Op grond van het onder 5.4.10. en 5.6. overwogene is het beroep in zoverre gegrond.
6. Proceskosten
Aangezien het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Vergoeding van kosten gemaakt in de bezwaarprocedure kunnen met verwijzing naar artikel 8:75 jo. 7:15, derde lid van de Awb niet worden toegekend.
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 15.005;
- vermindert de boete tot € 4.662;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, voorzitter, mrs. E. Polak en A. van Dongen, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.