ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1427

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501581-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van bagage op luchthaven Schiphol door meerdere personen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 maart 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van bagage op de luchthaven Schiphol. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste vond plaats op 15 november 2006, waarbij de verdachte samen met anderen een leren jas heeft weggenomen, en de tweede op 2 december 2006, waarbij een laptoptas met waardevolle inhoud, waaronder twee paspoorten en een geldbedrag, werd gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is schuldig bevonden aan beide feiten, die zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waarbij werd opgemerkt dat dergelijke diefstallen een grote impact hebben op reizigers, die vaak vermoeid zijn en minder alert op hun bagage. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke afkeuring van dergelijk gedrag en de noodzaak van een generaal preventieve werking van de straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 9 maanden, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de aard van de feiten.

Daarnaast werd er een vordering tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van € 174,-- toegewezen, maar de benadeelde partij van de echtgenoot werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 15 maart 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 maart 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
thans gedetineerd in: PI- Noord-Holland Noord, HvB Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (leren) jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 02 december 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptoptas met inhoud (waaronder twee paspoorten en een geldbedrag van ongeveer 4000 dollar),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat:
1.
hij op 15 november 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, geheel toebehorende aan [slachtoffer].
2.
hij op 2 december 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptoptas met inhoud, waaronder twee paspoorten, geheel toebehorende aan [slachtoffer].
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan een gevangenisstraf van 12 maanden zal worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van € 174,-- inhoudende de schade met betrekking tot de lederen tas, het paspoort en het contante geldbedrag ad 4.000,-- USD, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De schade met betrekking tot het fototoestel is op basis van de gegevens uit het dossier niet vast te stellen. Voor dit deel van de vordering vraagt zij de rechtbank de benadeelde partij niet te ontvangen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een korte periode twee maal schuldig gemaakt aan diefstal van bagage op de luchthaven Schiphol. Feiten als het onderhavige vormen een ware plaag voor reizigers die op de luchthaven arriveren of daarvandaan vertrekken. Reizigers op Schiphol letten vaak – vermoeid door hun reis – minder goed op en zijn daarmee een gemakkelijk doelwit van criminelen. Zij hebben vaak niet alleen waardevolle bagage bij zich, maar ook reisbescheiden, zoals in het onderhavige geval een paspoort, waarvan het verlies groot ongemak met zich brengt. Bovendien betekenen dergelijke diefstallen voor de gedupeerden vaak ook een onverwachte en directe doorkruising van hun reisplannen en brengen daardoor veel bijkomend nadeel toe. Dergelijke diefstallen worden dikwijls in groepsverband gepleegd en wel op uiterst geraffineerde wijze. Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte zich samen met een ander aan berovingen van passagiers heeft schuldig gemaakt.
De strafoplegging in een dergelijke zaak zal de scherpe maatschappelijke afkeuring van het bewezenverklaarde tot uitdrukking dienen te brengen, terwijl daarvan voorts een generaal preventieve werking zal uit dienen te gaan. De goede naam van Schiphol, en daarmee van Nederland, staat immers op het spel indien reizigers bij hun (eerste) kennismaking met Nederland geconfronteerd worden met dit soort crimineel gedrag.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is een lagere straf passend is gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten.
6.3 Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] en haar echtgenoot [slachtoffer] hebben allebei een vordering tot schadevergoeding van
€ 4.372,-- euro ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1.2 tenlastegelegde feit hebben geleden aan materiële schade, te weten: een lederen tas, een paspoort, 4.000,-- USD cash geld en een fototoestel.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 174,-- met betrekking tot het paspoort en de lederen tas eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De schade met betrekking tot het fototoestel en het bedrag van 4.000,-- USD is niet eenvoudig vast te stellen, omdat een nadere toelichting ontbreekt. Voor dit deel van de vordering zullen de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen. Nu de benadeelde partijen echtgenoten van elkaar zijn, de vorderingen precies gelijkluidend zijn en het de schade betreft met betrekking tot dezelfde goederen geleden, zal rechtbank daar waar zij de vordering zal toewijzen dit slechts toewijzen aan de benadeelde partij [slachtoffer]. Haar echtgenoot [slachtoffer] zal niet ontvankelijk verklaard worden in zijn vorderingen.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 174,--.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36f, 57, 310, 311.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 174,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 174,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte inzoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Hol, voorzitter,
mrs. E.L. Grosheide en W.J. van Andel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. T. Alexander en B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2007.
Mrs. Grosheide en Hol zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.