ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1409

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630706-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van DNA-materiaal afgenomen van veroordeelde op basis van procedurele fouten

Op 22 maart 2007 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afname van DNA-materiaal van een veroordeelde. Het bezwaarschrift, ingediend door mr. E.M. Devis op 8 februari 2007, betrof de procedurele juistheid van de afname van het celmateriaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afname niet heeft plaatsgevonden volgens de vereisten van artikel 3 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. De veroordeelde had geen bezwaar gemaakt tegen de afname door een niet-medisch persoon, maar de rechtbank oordeelde dat de afname door de badmeester niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat deze niet als bevoegd persoon was aangewezen door de directeur van de Penitentiaire Inrichting.

De rechtbank heeft de argumenten van de veroordeelde overwogen, waaronder het feit dat het bevel tot afname niet door de zaaksofficier van justitie was gegeven en dat de veroordeelde een blanco strafblad had. De rechtbank concludeerde dat het bevel tot afname van DNA-materiaal niet rechtsgeldig was, omdat de procedure niet correct was gevolgd. De rechtbank heeft daarom het bezwaarschrift gegrond verklaard en bevolen dat het afgenomen celmateriaal en het verslag van het DNA-onderzoek vernietigd moesten worden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij het afnemen van DNA-materiaal en de bescherming van de rechten van veroordeelden. De rechtbank heeft hiermee een precedent geschapen voor toekomstige zaken waarin de procedurele juistheid van DNA-afnames ter discussie staat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
ENKELVOUDIGE RAADKAMER
Registratienummer: [nummer]
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 22 maart 2007
BESCHIKKING (art. 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 8 februari 2007 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. E.M. Devis, advocaat, ingediend bezwaarschrift, gedateerd 8 februari 2007, van
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
domicilie kiezende te ([adres], ten kantore van mr. Devis, voornoemd.
Het bezwaarschrift is gericht tegen het nader bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde, ten behoeve waarvan op bevel van de officier van justitie te Haarlem van 16 januari 2007 op 25 januari 2007 bij belanghebbende celmateriaal is afgenomen.
Op 8 maart 2007 is dit bezwaarschrift in raadkamer behandeld.
Voor veroordeelde is verschenen zijn raadsvrouwe mr. Devis, voornoemd.
Tevens was aanwezig was de officier van justitie mr. Hendriks.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beoordeling
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
Het bevel van de officier van justitie tot afname van DNA materiaal d.d. 16 januari 2007 is gegrond op artikel 2 lid 1 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: de Wet), waarbij als grondslag heeft gediend de veroordeling van veroordeelde op 27 november 2006 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank ter zake van artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (poging tot doodslag).
Belanghebbende heeft, zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat:
- het bevel, nu dat niet is gegeven door de zaaksofficier van justitie, onbevoegd is gegeven;
- er sprake is van een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b, van de Wet, nu hij een blanco strafblad heeft, eenmalig in de fout is gegaan en niet te verwachten is dat hij zich nogmaals aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
- niet duidelijk is of de afname van het celmateriaal heeft plaatsgevonden door een daartoe bevoegd persoon.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de stelling, dat het bevel tot afname van DNA-materiaal enkel gegeven kan door de zaaksofficier van justitie, geen steun in het recht.
Alvorens de rechtbank toekomt aan de beantwoording van de vraag of te dezen sprake is van een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b, van de Wet, dient beoordeeld te worden of de afname van het celmateriaal van veroordeelde heeft plaatsgevonden overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Artikel 3, derde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken bepaalt:
Tot afname DNA-materiaal ingevolge bevel ex artikel 2 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is - ingeval de veroordeelde daartegen geen bezwaar maakt - bevoegd een daartoe door de directeur van de inrichting aange-wezen persoon als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Penitentiaire beginselenwet, die voldoet aan bij ministeri-ële regeling vastgestelde eisen.
Artikel 1, onder f, van de Penitentiaire beginselenwet bepaalt:
onder ambtenaar of medewerker wordt verstaan: een persoon die een taak uitoefent in het kader van de tenuit-voerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Artikel 8, tweede lid, van de Regeling DNA-onderzoek in strafzaken bepaalt:
De door de directeur van de inrichting aangewezen persoon als bedoeld in artikel 3, derde lid, van het besluit, dient met goed gevolg de door het Opleidingsinstituut DJI verzorgde en door de Stichting CEDEO erkende op-leiding "DNA-afname bij veroordeelden" te hebben afgelegd.
Uit de verklaring die is opgemaakt van het afnemen van het wangslijm blijkt niet dat de afname heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Met name ontbreekt daarin de vermelding dat:
- veroordeelde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de afname door een ander dan een arts of verpleegkundige;
- de badmeester, die het DNA-materiaal (wangslijm) heeft afgenomen, daartoe door de directeur van de Penitentiaire Inrichting Midden Holland is aangewezen;
- die badmeester overeenkomstig voormelde regeling tot het afnemen van DNA-materiaal (wangslijm) is gecertificeerd.
Op grond van het voorgaande behoort te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het bezwaarschrift gegrond;
beveelt de vernietiging van het op 25 januari 2007 van belanghebbende afgenomen celmateriaal en het verslag van het daarop betrekking hebbende DNA-onderzoek.
4. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beschikking is op 22 maart 2007 gegeven door mr. Goossens, rechter,
in tegenwoordigheid van Van Velzen, griffier.