RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/630814-06
Uitspraakdatum: 20 februari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 januari 2007 alsmede 6 februari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Flevoland, HvB Almere Binnen, Caissonweg 2 te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van feit 1 primair
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit, omdat van bewuste en nauwe samenwerking geen sprake was. Indien de rechtbank bewezen acht dat verdachte het vuurwapen opzettelijk ten behoeve van deze overval heeft geleverd, kan daaruit hooguit medeplichtigheid tot het plegen van dit strafbare feit volgen.
De rechtbank passeert dit verweer. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen blijkt dat verdachte voorafgaand aan de overval met zijn mededaders aanwezig was op het Nieuw Guineaplein te Haarlem en dat hij wist van de op handen zijnde overval. In die wetenschap heeft verdachte zijn vuurwapen aan een van de uitvoerders van de overval gegeven en hem uitgelegd hoe het wapen gebruikt moest worden. Nadat deze mededader tezamen met een ander was vertrokken voor het uitvoeren van de overval, heeft verdachte met enkele andere mededaders in de buurt van het café dat werd overvallen in een auto rond gereden om een en ander in de gaten te houden. Na afloop van de overval was verdachte wederom op het Nieuw Guineaplein aanwezig bij het verdelen van het bij de overval buitgemaakte geldbedrag, waarvan hij zelf ook een deel heeft gekregen.
Uit het vorenstaande blijkt dat verdachte een belangrijke rol bij de voorbereiding heeft gespeeld, zich daarna niet heeft gedistantieerd op het moment dat de overval plaatsvond en samen met de overige mededaders de feitelijke uitvoerders van de overval na afloop heeft opgewacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte op deze wijze, zonder zelf een uitvoeringshandeling te hebben verricht, bewust, nauw en volledig samengewerkt met zijn mededaders.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft ter terechtzitting primair aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte zich in de auto bevond die heeft gepost voor [het restaurant] van het beoogde slachtoffer, [slachtoffer 3]. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat als verdachte al aanwezig was, hij geen wetenschap had van de plannen om [slachtoffer 3] te overvallen en evenmin van het feit dat zich in de andere auto een tas bevond met bivakmutsen, een mes en een (nep)pistool.
De rechtbank verwerpt beide verweren. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen blijkt dat verdachte aanwezig was in de auto die in de [A-straat] in de buurt van [restaurant A] geparkeerd stond. In die auto bevonden zich naast verdachte nog twee mededaders, waaronder degene die de overval had gepland en daarover de leiding had. Uit de verklaringen blijkt eveneens dat er op diverse momenten contact is geweest tussen deze mededader en de inzittenden van een andere auto die de woning van het beoogde slachtoffer moesten observeren. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte, die die avond lange tijd met zijn twee mededaders in de auto heeft gezeten, op de hoogte was van de voorbereidingen die werden getroffen voor het plegen van de overval alsmede van de daarbij te gebruiken (nep)wapens en bivakmutsen, alsook het te gebruiken mes. Dit klemt te meer nu verdachte enkele dagen eerder betrokken was bij een gewapende overval waarbij deels dezelfde mededaders aanwezig waren en waarvoor verdachte nota bene zelf het vuurwapen had geleverd. Verdachte heeft zich desondanks niet gedistantieerd van deze mededaders en de door hen in voorbereiding zijnde overval. Uit het vorenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte bewust, nauw en volledig met zijn mededaders heeft samengewerkt bij de voorbereiding van de overval.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
PRIMAIR:
(incident 5)
hij op 13 augustus 2006 te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en
anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1.143,75 euro, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat een of meer van zijn mededaders
- met bivakmutsen op Café '[café A]' zijn binnengelopen en
- aan die [slachtoffer 1] en de bezoekers van café '[café A]' een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en
- vervolgens dit vuurwapen heeft doorgeladen en
- hebben geroepen "allemaal op de grond!" en "alle telefoons weg!" en
- vervolgens een vuurwapen, heeft gericht en gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en
- vervolgens heeft gevraagd om geld en
- vervolgens, nadat die [slachtoffer 1] geld uit de kassa in een door hem opengehouden plastic tasje had gestopt, dreigend heeft geroepen "meer! meer!" en "sneller! sneller!" en
- heeft geroepen om de kluis;
2.
(incident 6)
[medeverdachte 1] op 19 augustus 2006 te Haarlem, ter uitvoering van het door [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 2],
opzettelijk dreigend en gewelddadig
- met een bivakmuts op Café '[café B]' is binnengelopen en
- vervolgens heeft geroepen: "Geld!" en
- daarbij heeft gezwaaid met een vuurwapen en
- dat vuurwapen heeft gericht op de hond van die [slachtoffer 2],
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrij(f)(ven) niet is voltooid;
tot het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) verdachte op 19 augustus 2006 te Haarlem opzettelijk middelen heeft verschaft door:
- die [medeverdachte 1] zijn, verdachtes, vuurwapen ter beschikking te stellen;
3.
(incident 12)
hij in de periode van 17 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2006 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 lid 1 en lid 2 onder 2º van het Wetboek van Strafrecht) dan wel afpersing in vereniging (artikel 317 lid 1 en lid 3 in samenhang met artikel 312 lid 2 onder 2º van het Wetboek van Strafrecht) opzettelijk
- auto's, merk Ford type Escort of merk Volkswagen type Lupo en merk Volkswagen type Golf en
- een pistool of een neppistool en
- een mes en
- bivakmutsen,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft voorhanden gehad, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders toen aldaar
- met een auto, Volkswagen type Golf, met daarin dat pistool of dat neppistool en dat mes en die bivakmutsen postgevat voor de woning van [slachtoffer 3] om die [slachtoffer 3] bij thuiskomst op te wachten en
- gelijktijdig met een andere auto, Ford type Escort of Volkswagen type Lupo, postgevat voor [restaurant A] om te bekijken of en wanneer die [slachtoffer 3] daar zou vertrekken en
- vervolgens onderling van positie gewisseld en aldus de observatie voortgezet;
4.
(incident 19)
hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 20 oktober 2006 te Haarlem en/of te gemeente Velsen, een of meer wapens van categorie III, te weten een of meer pistolen en munitie, te weten 5 patronen (kaliber 7.62 mm), voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3.2 bewezenverklaarde heeft begaan op grond van onder meer:
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweldpleging, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen of medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur 5 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de onder 2 op de beslaglijst vermelde patronen te onttrekken aan het verkeer. Van de overige goederen op de beslaglijst heeft hij de teruggave aan verdachte gevorderd.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte is in augustus 2006 betrokken geweest bij een gewapende overval op café “[café A]”. Twee mededaders van verdachte zijn rond middernacht met een bivakmuts op het café ingegaan en binnen hebben zij de aanwezigen bedreigd met een, door verdachte daartoe geleverd, vuurwapen en een niet van een echt vuurwapen te onderscheiden neppistool. De mededader van verdachte heeft zijn vuurwapen in het café doorgeladen en, terwijl hij dat vuurwapen had gericht op de barvrouw, op dreigende toon geld uit de kassa geëist. Bij deze overval hebben verdachte en zijn mededaders ruim 1100 euro buitgemaakt.
Minder dan een week later heeft een tweede overval plaatsgevonden, ditmaal op café "[café B]". Twee mededaders van verdachte zijn naar het café gereden. Een van hen is buiten blijven wachten, de ander is met een bivakmuts op het café binnengegaan en heeft, zwaaiend met het wederom door verdachte geleverde vuurwapen, geld geëist. Het kordate optreden van de eigenares van het café, bijgestaan door haar rottweiler, heeft deze mededader afgeschrikt waarna hij het café is uitgevlucht.
Daarnaast is verdachte betrokken geweest bij de voorbereiding van een gewapende overval in een woning. Hij heeft, samen met zijn mededaders, in een auto gepost voor [het restaurant] van het beoogde slachtoffer, terwijl enkele andere mededaders, in het bezit bivakmutsen, een mes en een (nep)pistool die bij de overval gebruikt zouden gaan worden, voor de woning van het beoogde slachtoffer hebben gepost in afwachting van diens thuiskomst. Verdachte en zijn mededaders hebben zich van het voorbereiden van deze overval, die in de woning van het beoogde slachtoffer zou plaatsvinden, niet laten weerhouden door het feit dat naar zij wisten het slachtoffer daar met zijn vrouw en kinderen woonde. Dat deze overval uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden, is waarschijnlijk slechts te danken aan het feit dat verdachte en zijn mededaders het beoogde slachtoffer die avond niet hebben gezien.
Verdachte is derhalve in een tijdsbestek van ongeveer anderhalve week betrokken geweest bij een gewapende overval op een café en de voorbereiding van een gewapende overval in een woning. Dit zijn ernstige misdrijven die behoren tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de directe slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke feiten lijden vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. In het bijzonder rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij tweemaal het bij de overvallen gebruikte vuurwapen heeft geleverd en zelfs instructies heeft gegeven over de werking ervan, wetende dat het door jongens van 17 en 18 jaar oud gebruikt zou worden om mensen mee te bedreigen en hen geld afhandig te maken. Daarnaast heeft verdachte dit of een soortgelijk vuurwapen op een eerder moment al voorhanden gehad op een avond bij het surfmeertje in Velserbroek waar verdachte dit wapen aan onder meer een aantal jongens van 17 en 18 jaar heeft laten zien en een van hen er mee heeft laten schieten. Tijdens zijn aanhouding was verdachte in het bezit van munitie, geschikt om te worden verschoten uit zowel een semi-automatisch als een volautomatisch geweer.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank ook in aanmerking dat hij in de afgelopen vijf jaar reeds driemaal een vrijheidsbenemende straf opgelegd heeft gekregen, onder meer wegens afpersing en diefstal met geweld. Bij de laatste veroordeling op 22 februari 2005 is aan verdachte, die op dat moment als minderjarige terechtstond, door deze rechtbank een gevangenisstraf van 21 maanden opgelegd. Ten tijde van het begaan van de thans bewezen geachte feiten was verdachte nog maar enkele maanden uit de gevangenis ontslagen. De rechtbank maakt zich ernstig zorgen over het (toenemend) gewelddadige gedrag van deze nog jonge verdachte en zijn, onder meer uit de onverschillige en zwijgende houding van verdachte gedurende de politieverhoren en het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2007 blijkende, weigering verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te veronderstellen dat verdachtes gedrag in de toekomst ten positieve zal veranderen en met de hierna te bepalen straf wordt dan ook (met name) beoogd de samenleving voor geruime tijd tegen verdachte te beschermen.
Nu verdachte zowel tijdens de verhoren bij de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting geen informatie heeft willen geven over zijn persoonlijke omstandigheden, kan de rechtbank daarmee bij het bepalen van de straf overigens geen rekening houden.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft geëist, gelet op de straf die in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
6.3 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen 7 patronen, vermeld onder nummer 2 op de beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze patronen behoren de verdachte toe. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit met betrekking tot die patronen is begaan, althans dat deze zijn aangetroffen bij gelegenheid van een onderzoek naar de door verdachte begane feiten. Het ongecontroleerde bezit deze inbeslaggenomen patronen is in strijd met de wet.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht art. 36b, 36c, 36d, 45, 46, 47, 48, 57, 310, 312, 317.
Wet wapens en munitie art. 26, 55.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig (42) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2 7.00 STK Patroon Kl:goud
in witte plastic zak, groen gekleurde karton.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK GSM-toestel Kl:roze
provider KPN
3 8.00 STK Notitie en memo
meerdere papiertjes met geschreven teksten
4 2.00 STK Verpakkingsmateriaal Kl:wit
SMART SEALS deluxe
opdruk afbeelding pinguin, geen inhoud
5 1.00 STK Tandenborstel Kl:wit
wit/geel in boterhamzakje
6 1.00 STK Sleutelbos
ringetje met 3 sleutels.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Bijvoet, voorzitter,
mrs. Donders en Van Mierlo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier drs. Kaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2007.