ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ6493

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
318259 CV EXPL 06-7528
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor eenzijdig ongeval op onverlichte openbare weg te Schiphol

In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding na een eenzijdig ongeval dat plaatsvond op 20 december 2004 op de Sikorskylaan te Schiphol. Eiser, die met zijn auto in een bocht naar links rechtdoor een sloot is ingereden, vordert een schadevergoeding van € 2.550,-- van de gedaagde partij, Forward Business Parks 2000 N.V. (FBP). Eiser stelt dat FBP tekortgeschoten is in haar zorgplicht als wegbeheerder, omdat er onvoldoende verkeersborden en verlichting aanwezig waren om de veiligheid van weggebruikers te waarborgen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat FBP tekortgeschoten is in haar verplichtingen. De rechter overweegt dat de Sikorskylaan ten tijde van het ongeval niet als een openbare weg kan worden aangemerkt, omdat deze alleen bestemd was voor bouwverkeer. Hierdoor is artikel 6:174 BW niet van toepassing. De kantonrechter concludeert dat de weguitrusting voldeed aan de eisen die men daaraan mocht stellen en dat eiser zelf ook een rol heeft gespeeld in het ontstaan van het ongeval door niet voldoende rekening te houden met de omstandigheden, zoals de afwezigheid van verlichting en de aanwezigheid van verkeersborden. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan FBP.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 318259/ CV EXPL 06-7528
datum uitspraak: 17 januari 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. F.B. Keulen
tegen
de naamloze vennootschap
FORWARD BUSINESS PARKS 2000 N.V.
te Schiphol-Rijk
gedaagde partij
hierna te noemen FBP
gemachtigde H. Terhoeven
De procedure
[eiser] heeft FBP gedagvaard op 20 juli 2006. De gemeente heeft schriftelijk geantwoord.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [eiser] schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna FBP nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
1. Op 20 december 2004 om 18.34 uur heeft op de Sikorskylaan te Schiphol een eenzijdig ongeval plaatsgevonden, waarbij [eiser] met een door hem bestuurde auto in een bocht naar links rechtdoor een sloot is ingereden.
2. Omtrent de toedracht van het ongeval vermeldt het door de Politie Kennemerland opgemaakte proces-verbaal onder meer het volgende:
“Betrokkene heeft zich zodanig gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt (art. 5 WVW94)”
3. Bij het kruispunt met de Fokkerlaan stonden aan het begin van de Sikorskylaan twee borden met respectievelijk de tekst “geen doorgaand verkeer” en “bouwverkeer”.
4. Op een lichtmast ca. 2 meter daarachter was het verkeersbord “gesloten voor vrachtauto’s” geplaatst.
5. Op de Sikorskylaan bevond zich, na de lichtmast aan het begin, verder geen verlichting.
De vordering
[eiser] vordert (samengevat) veroordeling van FBP tot betaling van € 2.550,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2004. [eiser] stelt daartoe het volgende.
Op de plek van het ongeval buigt de Sikorskylaan vrij abrupt naar links af. FBP had [eiser] op het specifieke gevaar van die bocht moeten wijzen door het plaatsen van een rood-wit gestreept hek en het verkeersbord J3 uit de bijlage bij het RVV 1990. Zowel hek als bord ontbraken.
Daarnaast was op het punt waar de Sikorskylaan linksaf buigt geen enkele verlichting en voldeed bij het kruispunt met de Fokkerlaan de verlichting niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, zodat de daar geplaatste verkeersborden niet tot zeer slecht te lezen waren.
Ten slotte waren de verkeersborden aan het begin van de Sikorskylaan zodanig geplaatst dat ze voor [eiser], die vanaf de Fokkerlaan rechtsaf de Sikorskylaan was ingereden, niet waarneembaar waren, namelijk aan de rechter zijde.
Artikel 6:174 BW bepaalt dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen en zaken oplevert, aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. FBP is de bezitter van de Sikorskylaan en derhalve op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade, nu het ongeval zich daadwerkelijk heeft voorgedaan.
De schade aan de auto bedraagt € 2.550,--. FBP dient deze schade aan [eiser] te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval.
Het verweer
FBP betwist de vordering. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan.
Artikel 6:174 BW is niet van toepassing. Ingevolge artikel 5:101 BW (de kantonrechter leest: artikel 6:174 lid 4 BW) wordt onder opstal verstaan onroerende zaken en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Verkeersborden zijn roerende zaken, behorende bij de weguitrusting, en alleen dan aan te merken als opstal in de zin van artikel 6:174 BW, indien er sprake is van een openbare weg. De Sikorskylaan was ten tijde van het ongeval slechts bestemd voor bouwverkeer en kan dus niet als openbare weg worden aangemerkt. De uitrusting van de Sikorskylaan valt dientengevolge niet onder het bereik van artikel 6:174 BW. FBP is derhalve niet aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade.
De weguitrusting voldeed voorts ten tijde van het ongeval aan de eisen die men daaraan mag stellen. De borden “geen doorgaand verkeer” en “bouwverkeer” stonden minimaal 10 meter na de kruising met de Fokkerlaan. Het bord “verboden voor vrachtauto’s” hing twee meter daarachter. De borden hingen op de juiste hoogte en het zicht erop werd niet belemmerd. Het licht van de bij de borden geplaatste lichtmast zorgde voor voldoende verlichting van de borden.
Ondanks dat [eiser] er voldoende voor gewaarschuwd was dat de Sikorskylaan niet voor normaal verkeer was bestemd, heeft hij er toch voor gekozen die weg in te rijden. Hij had, mede gelet op het gegeven dat de Sikorskylaan onverlicht was, zijn snelheid moeten aanpassen aan de omstandigheden ter plaatse. Door met een snelheid van 50 km per uur te rijden heeft [eiser] gehandeld in strijd met artikel 5 WVW. Er is dus sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, zodat een eventuele vergoedingsplicht van FBP dient te worden verminderd naar rato van de mate waarin [eiser] zelf tot de schade heeft bijgedragen.
De beoordeling van het geschil
Gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen en beslist, is er geen aanleiding om [eiser] in de gelegenheid te stellen om te reageren op de door FBP bij conclusie van dupliek overgelegde producties. Deze producties zijn immers niet bepalend voor de uitkomst van het geschil.
Voor het aannemen van (gehele of gedeeltelijke) aansprakelijkheid van FBP ex artikel 6:174 BW dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of de Sikorskylaan dient te worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Immers alleen indien zulks het geval is, valt de uitrusting van de Sirkoskylaan ingevolge het zesde lid van artikel 6:174 BW onder het bereik van dit artikel en rust op FBP risicoaansprakelijkheid voor de gebrekkigheid van die uitrusting. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat aan de toegankelijkheid van de Sikorskylaan ten tijde van het ongeval geen andere beperking was gesteld dan het verbod voor vrachtwagens om deze weg in te rijden. De enkele aanwezigheid van de borden met de teksten “geen doorgaand verkeer” en “bouwverkeer” kan niet tot de door FBP aangevoerde conclusie leiden, dat de weg slechts voor bouwverkeer en niet voor derden bestemd was, zodat geen sprake is van een “rechtens voor iedereen toegankelijke rijbaan”. Het primaire verweer faalt derhalve.
Vervolgens komt aan de orde de vraag of de weguitrusting van de Sikorskylaan, in casu de borden en de verlichting, voldeden aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser], tegenover het gemotiveerde verweer van FBP, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de borden aan het begin van de Sikorskylaan zodanig waren geplaatst dat het voor hem niet mogelijk was om deze borden bij het rechtsaf slaan waar te nemen. Daarbij is van belang dat, gelet op het feit dat het op het tijdstip waarop [eiser] deze manoeuvre maakte, reeds donker was en op het kruispunt slechts één lichtmast stond, van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij zijn snelheid zodanig aan de omstandigheden had aangepast, dat hij de situatie ter plaatse in zich had kunnen opnemen alvorens zijn weg te vervolgen. De aanwezigheid van een lichtmast en de afwezigheid van obstakels die het zicht op de borden konden belemmeren, moet voldoende zijn geweest om met een gepaste snelheid de borden te kunnen zien.
De omstandigheid dat in de bocht waar het ongeval zich heeft voorgedaan geen hek of bord was geplaatst, kan FBP niet worden tegengeworpen, nu de bocht in de weg niet als een obstakel of oneffenheid valt aan te merken, waarvoor de wegbeheerder de weggebruiker dient te waarschuwen. Het had bovendien op de weg van [eiser] gelegen om op de totaal onverlichte Sikorskylaan zodanige voorzichtigheid te betrachten dat hij niet door de bocht in de weg verrast zou zijn geweest.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan, dat FBP tekortgeschoten is in haar verplichting om ervoor te zorgen dat de Sikorskylaan in zodanige staat verkeerde, dat de veiligheid van de weggebruikers niet in gevaar zou worden gebracht.
Dit leidt ertoe dat de vordering een valide grondslag ontbeert, zodat deze zal worden afgewezen.
Hetgeen partijen voor het overige te berde hebben gebracht, behoeft geen bespreking, nu dit niet tot een andere uitkomst kan leiden.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van FBP tot en met vandaag worden begroot op € 350,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.