ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ6083

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 322279 CV EXPL 06-5604
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit bij zoutwateraquarium: aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak hebben eisers, een consument, een zoutwateraquarium met een metalen onderstel gekocht van Aquariumland voor € 3.184,76. Na enkele maanden bleek het metalen onderstel te roesten, wat leidde tot klachten van de eisers. Ondanks herhaalde klachten en een schriftelijke aanmaning om het probleem op te lossen, heeft Aquariumland geen actie ondernomen. In juni 2006 hebben eisers het roestige onderstel vervangen door een roestvrijstalen model, wat hen € 2.825,-- kostte. Eisers vorderden een schadevergoeding van € 2.999,70, omdat zij van mening waren dat het onderstel niet voldeed aan de conformiteitseisen van het Burgerlijk Wetboek.

Aquariumland betwistte de vordering en stelde dat de eisers de schade zelf hadden veroorzaakt door gebrek aan onderhoud. De kantonrechter oordeelde echter dat de eisers mochten verwachten dat het onderstel minimaal enkele jaren meeging zonder roestvorming. De rechter stelde vast dat de verjaring van de vordering tijdig was gestuit door de brief van 25 oktober 2005, en dat de eerste klacht van juni 2004 als tijdig werd aangemerkt.

De kantonrechter concludeerde dat de eisers een ondeugdelijk product hadden ontvangen en dat Aquariumland toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De schade werd begroot op € 1.585,--, inclusief expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. Aquariumland werd veroordeeld tot betaling van € 2.156,20 aan eisers, met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2007 door kantonrechter F.M. Visser.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 322279 CV EXPL 06-5604
datum uitspraak: 18 januari 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
1. [eiseres]
2. [eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eisers]
gemachtigde mr. C.P.M. Nijland
tegen
1. Vennootschap onder firma Aquariumland
2 [gedaagde]
3. [gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen Aquariumland (en vennoten)
gemachtigde mr. J.F.M. Verheij.
De procedure
[eisers] hebben op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Aquariumland en vennoten.
Hierop hebben Aquariumland en vennoten geantwoord.
Vervolgens heeft de kantonrechter zich, vergezeld van de griffier, naar het woonhuis van [eisers] begeven en heeft hij daar met partijen het in deze procedure bedoelde geroeste aquariumonderstel bezichtigd. Aansluitend hebben partijen aldaar hun standpunten mondeling toegelicht en zijn vragen van de kantonrechter beantwoord. Een schikking bleek niet tot de mogelijkheden te behoren. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
[eisers] vorderen dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Aquariumland en vennoten hoofdelijk zal veroordelen aan [eisers] te betalen de somma van € 2.999,70 met rente en kosten. De vordering is kortweg hierop gegrond, dat het in deze procedure bedoelde aquariumonderstel niet voldoet aan de conformiteitseis, neergelegd in artikel 7.17 van het Burgerlijk Wetboek, nu [eisers] mochten verwachten dat dit onderstel niet, althans niet zo snel, zou gaan roesten.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eisers] hebben op 31 oktober 2003 een zoutwateraquarium, eiwitafschuimer, metalen onderstel en aquariuminhoud gekocht van Aquariumland voor de prijs van € 3.184,76.
2. In maart/april 2004 bleek het metalen onderstel, dat was afgewerkt met een coating, te worden aangetast door roestvorming, waarover [eisers] zich bij Aquariumland hebben beklaagd.
3. Op 1 juni 2005 hebben [eisers] telefonisch weer over deze roestvorming geklaagd, welke klacht door hen werd bevestigd bij brief van 14 juni 2005.
4. Bij brief van 25 oktober 2005 heeft de gemachtigde van [eisers] aan Aquariumland laten weten dat geen genoegen werd genomen met deze roestvorming en dat Aquariumland een termijn kreeg van twee weken om het euvel te herstellen, bij gebreke waarvan zij aansprakelijk werd gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. Aquariumland heeft hierop geen actie ondernomen.
5. In juni 2006 hebben [eisers] het geroeste metalen onderstel vervangen door een RVS-model. Het oude onderstel is buiten onder een zeil opgeslagen. Bij die gelegenheid hebben zij tevens een nieuwe aquariumbak gekocht en is de inhoud van de oude bak naar de nieuwe verhuisd. Na de verhuizing zijn echter de nodige vissen en andere levende organismen doodgegaan. Voor het nieuwe onderstel en het leeghalen van de oude, gevolgd door het opnieuw inrichten van de nieuwe aquariumbak, hebben [eisers] aan het daarvoor ingehuurde professionele bedrijf een bedrag groot € 2.825,-- moeten betalen.
De beoordeling van het geschil
Aquariumland en vennoten hebben een aantal verweren gevoerd tegen de vordering, die hierna afzonderlijk worden besproken.
Verjaring.
Volgens Aquariumland en vennoten is de vordering meer dan twee jaar na de eerste klacht van juni 2004 ingesteld en daarom ingevolge het bepaalde in artikel 7.23 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek verjaard.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Het verweer faalt, nu de verjaring door de hiervoor onder 4. bedoelde brief van 25 oktober 2005 op de voet van het bepaalde in artikel 3.317 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek tijdig is gestuit en de toen nieuw aangevangen termijn van twee jaren op de dag van dagvaarden (31 augustus 2006) nog niet was verstreken. Overigens wordt de eerste klacht van juni 2004 als tijdig, in de zin van artikel 7.23 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, aangemerkt.
Non-conformiteit.
Aquariumland en vennoten betwisten dat het geleverde onderstel niet voldeed aan de daaraan door [eisers] in redelijkheid te stellen eisen, zoals bedoeld in artikel 7.17 van het Burgerlijk Wetboek. Weliswaar is het onderstel al snel gaan roesten, maar dat was een gevolg van gebrek aan onderhoud. Een metalen onderstel van een zoutwater aquarium, in de uitvoering zoals aan [eisers] was verkocht, te weten een metalen onderstel met coating, moet immers geregeld worden schoongemaakt vanwege de inwerking van zout water. Dat is de klant uitgelegd maar kennelijk niet gebeurd. Zoals aan [eisers] voorgehouden, was een duurder, roestvrijstalen onderstel veel beter geweest, nu dat in beginsel roestvrij is. Zij kozen echter doelbewust voor de goedkoopste uitvoering, zodat zij nu niet mogen klagen over de vanwege gebrek aan onderhoud opgetreden roestvorming.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Het verweer faalt.
Er is in deze sprake van een consumentenkoop, zoals bedoeld in artikel 7.5 van het Burgerlijk Wetboek.
Voorop gesteld moet worden dat [eisers], overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.17 van het Burgerlijk Wetboek, in beginsel mochten verwachten dat het door hen gekochte onderstel voor een zoutwateraquarium minimaal een aantal jaren ongeschonden zou meegaan. Dat is niet het geval gebleken. Omdat dit onderstel zelfs al binnen zes maanden na aflevering begon te roesten, geldt ingevolge het bepaalde in artikel 7.18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bovendien het rechtsvermoeden dat dit bij aflevering al niet deugde en het roesten dus geen gevolg is van abnormaal gebruik door [eisers].
Dat alles zou alleen anders zijn als Aquariumland voor de aankoop reeds duidelijk had gewezen op de grote kans op roestvorming en het ter voorkoming daarvan kennelijk noodzakelijke onderhoud, zoals door Aquariumland en vennoten aangevoerd. Daarvan is echter niet gebleken. Weliswaar is dit door Aquariumland en vennoten met nadruk gesteld, maar die lezing is gemotiveerd door [eisers] weersproken en door Aquariumland en vennoten niet bewezen noch voldoende concreet te bewijzen aangeboden.
Dat betekent dat er in deze procedure van moet worden uitgegaan dat [eisers] een ondeugdelijk product geleverd hebben gekregen, waarmee zij inderdaad geen genoegen hoefden te nemen. Wat er verder ook zij van de vraag of Aquariumland op zichzelf bereid was om de klacht te verhelpen, vast staat dat zij de haar bij brief van 25 oktober 2005 gestelde termijn om de nodige herstelwerkzaamheden te verrichten ongebruikt heeft laten verlopen. Aquariumland is daardoor toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen en is daarom schadeplichtig geworden.
Begroting van de schade.
[eisers] hebben hun schade aan de hand van een uitgebracht expertiserapport begroot op € 2.250,--.
Aquariumland en vennoten hebben deze begroting betwist.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Het ter vervanging van het oude onderstel aangekochte nieuwe onderstel kostte [eisers], volgens de overgelegde factuur, een bedrag groot € 2.240,--. Nu het daar echter om een duur roestvrijstalen onderstel ging en de waarde van het oude, metalen onderstel met coating in het door [eisers] overgelegde expertiserapport op slechts € 750,-- is begroot, zal ik dat laatste bedrag aanhouden.
Voor wat betreft de kosten van het in- en uitruimen van het aquarium, die bij vervanging van het onderstel hoe dan ook gemaakt hadden moeten worden, zal ik mij echter, in afwijking van het expertiserapport, beperken tot het dienaangaande daadwerkelijk aan [eisers] in rekening gebrachte bedrag van € 585,--. De betwisting van dat laatste bedrag wordt als te vaag gepasseerd.
Tenslotte zal ik de kosten van uitval van vissen en andere levende organismen eq aequo et bono begroten op het in het expertiserapport voorziene bedrag van € 250,--.
In totaal is de door [eisers] geleden schade daarom te begroten op € 1.585,--.
Buitengerechtelijke incassokosten.
Van de kant van Aquariumland en vennoten is afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde expertise- en overige buitengerechtelijke incassokosten.
Voor wat betreft de expertisekosten ad € 214,20 ben ik van oordeel dat deze op de voet van het bepaalde in artikel 6.96 lid 2 aanhef en onder b. van het Burgerlijk Wetboek aan Aquariumland en vennoten mogen worden doorberekend. Dat de expert niet heeft willen wachten totdat de heer [belanghebbende], die langdurig in Spanje verbleef, in Nederland terugkeerde valt te billijken. Overigens hebben Aquariumland en vennoten, zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen voortvloeit, ook baat bij dat rapport.
Voor wat betreft de (overige) buitengerechtelijke incassokosten wordt geconstateerd dat daadwerkelijk serieuze pogingen zijn ondernomen om buiten rechte tot een oplossing te komen, zoals bedoeld in artikel 96 lid 2 aanhef en onder c. van het Burgerlijk Wetboek. Het is dus niet gebleven bij een enkele aanmaning. Ik zal deze kosten begroten op € 357,--.
Conclusie.
Gelet op het voorgaande is de vordering gegrond te achten tot een bedrag groot € 2.156,20 met rente. Aquariumland en vennoten dienen als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de proceskosten.
Beslissing
Aquariumland en vennoten worden hoofdelijk veroordeeld om aan [eisers] te betalen de somma van
€ 2.156,20 met de wettelijke rente over € 1.585,-- vanaf 9 november 2005 en over het restant vanaf de dag dat gedagvaard is, tot de dag dat alles betaald is.
Aquariumland en vennoten worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 567,32 waarvan € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.