ECLI:NL:RBHAA:2006:BD2497

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/040594-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Kalden
  • M. Tielenius Kruythoff
  • A. Koolen-Zwijnenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en mensenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en mensenhandel. De verdachte, geboren in 1983 in Groot-Brittannië, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig was, met name wat betreft de tenlastelegging van vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelde dat de feiten die in de dagvaarding waren opgenomen, in strijd waren met elkaar, maar dat de overige onderdelen van de dagvaarding geldig waren.

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte op 6 april 2004 te Uitgeest, samen met een mededader, opzettelijk een slachtoffer van de vrijheid heeft beroofd. Dit gebeurde door de auto van het slachtoffer klem te rijden en haar met geweld uit de auto te trekken. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 28 maart 2004 tot en met 6 april 2004 de minderjarige [slachtoffer] ertoe aangezet zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling. De verdachte heeft het slachtoffer informatie gegeven over het werken als prostituee en heeft haar onder druk gezet om voor haar te werken.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook overwogen dat het feit dateert van april 2004, wat heeft geleid tot een vermindering van de strafmaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer : 15/040594-04
Uitspraakdatum: 25 juli 2006
Verstek
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juli 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard. Deze nietigheid betreft de als feit 1 primair ten laste gelegde vrijheidsberoving ten aanzien van het achtste tot en met elfde gedachtestreepje. Het schoppen, trappen, slaan, stompen, uitdrukken van sigaret en tegen haar wil laten uitkleden van het slachtoffer ín de auto, kunnen worden beschouwd als gericht op (poging zware) mishandeling. In zoverre is de dagvaarding dan ook innerlijk tegenstrijdig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
(feit 1 primair)
zij op 6 april 2004 te Uitgeest, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]1987) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben zij, verdachte en haar mededader, met dat opzet
- de auto van [chauffeur], waarin die [slachtoffer] als passagier reed, klemgereden, althans gedwongen te stoppen en
- op de deuren van die auto geslagen en geschopt en
- die [slachtoffer] aan haar armen en haar haren uit die auto gesleurd en getrokken en
- die [slachtoffer] gewelddadig vastgegrepen en vastgepakt en
- die [slachtoffer] tegen haar wil, met geweld, naar de auto van haar, verdachte, of haar mededader gevoerd en/of gebracht en
- die [slachtoffer] tegen haar wil, met geweld, in die auto geduwd en/of gebracht en/of geplaatst en
- die [slachtoffer] tegen haar wil met die auto vervoerd.
(feit 2)
zij in de periode van 28 maart 2004 tot en met 6 april 2004 te Almere en Amsterdam, de minderjarige, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1987), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, hebbende verdachte
- die [slachtoffer] veel informatie gegeven omtrent het werken als prostituee en
- die [slachtoffer] meermalen gevraagd of zij voor haar, verdachte, als prostituee wilde gaan werken en
- vervolgens van die [slachtoffer] op een dwingende manier geëist /verlangd dat zij voor haar, verdachte, als prostituee zou gaan werken en
- tegen die [slachtoffer] geschreeuwd "you gotta make money for me" en
- afspraken gemaakt met een man, teneinde die man in de gelegenheid te stellen om - tegen betaling - seksuele handelingen met die [slachtoffer] te hebben en/of te verrichten en/of te ondergaan en
- die [slachtoffer] naar een hotel in Amsterdam gereden, alwaar die [slachtoffer] - tegen betaling - seksuele handelingen van die man moest ondergaan of met die man moest plegen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is
aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
Medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven
Feit 2
Iemand door een feitelijkheid dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6.De sancties
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - tot het navolgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
6.2. De hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met haar mededader schuldig gemaakt aan vrijheidsberoving. Voorts heeft zij op het toen minderjarige slachtoffer ingepraat om deze ertoe te bewegen voor haar als prostituee te gaan werken.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een categorie misdrijven waardoor ernstig inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde en waardoor in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid worden veroorzaakt.
Bij de bepaling van de strafmaat neemt de rechtbank verder in aanmerking dat het hier gaat om een feit dat reeds dateert van april 2004, in dier voege dat op de gevangenisstraf die de rechtbank passend acht (7 maanden) één maand in mindering wordt gebracht.
Op grond van het vorenoverwogene de rechtbank - anders dan de eis van de officier van justitie - van oordeel dat de hieronder genoemde strafmodaliteit passend en geboden is. De rechtbank acht het van belang om ter voorkoming van recidive en het begaan van andere strafbare feiten een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 47, 250a en 282 Wetboek van Strafrecht;
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan
hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot DRIE MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden
gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige
hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans
opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere
vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Kalden, voorzitter,
mrs. Tielenius Kruythoff en Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. drs. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2006.
Mr. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.