ECLI:NL:RBHAA:2006:BC1647

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/3224
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op zelfstandigenaftrek voor vennoot in V.O.F. bij inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vennoot in een V.O.F., en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 ontvangen, berekend naar een belastbaar inkomen van € 29.547. Eiseres stelde dat zij recht had op zelfstandigenaftrek, omdat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zelfstandig activiteiten verrichtte die van wezenlijk belang waren voor de instandhouding van de onderneming. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van eiseres, zoals het aannemen van klanten, het opstellen van offertes, en het geven van technische adviezen, niet als ondersteunend konden worden gekwalificeerd. Eiseres had meer dan 1225 uren aan de V.O.F. besteed, wat haar recht gaf op de zelfstandigenaftrek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 24.872. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 955. De uitspraak benadrukt het belang van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de vennoot in de beoordeling van de zelfstandigenaftrek.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/3224
Uitspraakdatum: 29 juni 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X te Z, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 27 mei 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van € 29.547.
Naar aanleiding van het daartegen ingediende bezwaarschrift heeft op 18 mei 2005 een hoorgesprek plaatsgevonden. Bij de bestreden uitspraak van 7 juni 2005 heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het beroepschrift is op 18 juli 2005 ter griffie van de rechtbank ontvangen.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2006 te Haarlem.
Verschenen zijn eiseres, haar gemachtigde A, en, namens verweerder, mr. B.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiseres is sinds 2 januari 1990 vennoot in de V.O.F. XY (hierna: de V.O.F.). De andere vennoot is haar echtgenoot. De V.O.F. heeft tot doel het verrichten van bouwwerkzaamheden.
Eiseres verricht binnen de V.O.F. de volgende werkzaamheden zelfstandig:
- het aannemen van telefoon en ontvangst van potentiële klanten;
- het doorrekenen en het net uitwerken, ondertekenen en verzenden van offertes;
- alle administratieve en organisatorische werkzaamheden op het bedrijf;
- het aannemen van bestellingen van andere bedrijven en het geven van technische en/of productadviezen aan deze bedrijven;
- het vergelijken van prijs, kwaliteit en aanbod van diverse leveranciers, van in te kopen materialen, om zo optimaal te kunnen inkopen;
- het opnemen van bestellingen en zo nodig het opmaken van prijsafspraken, van en met andere aannemers, onderaannemer, opdrachtgevers. Zowel voor de uitvoering van aangenomen werken als door levering aan derden;
- het verzamelen van prijsgegevens technische informatie en andere noodzakelijke gegevens voor de opstelling van offertes en facturen;
- ontvangst, controle, verwerking, zonodig bewerking of doorlevering van de ontvangen goederen;
- het afhandelen van manco, backorders, beschadigingen van de geleverde goederen;
- het afhandelen van klachten, schademeldingen, ongevallen met/van personeel, zowel met leveranciers, onderaannemers, opdrachtgevers als met bedrijfsvereniging, Arbo-diensten en verzekeringsmaatschappijen;
- het zo nodig assisteren bij het uitzetten van heiwerk;
- het beheer van de opslag en het magazijn;
- overleg/gesprekken met personeel zowel over het functioneren, de financiële beloning, als zo nodig het geven van opdrachten tot het verrichten van werkzaamheden;
- het opstellen van facturen en de nacalculatie van uitgevoerde werken;
- het opstellen, ondertekenen en verzenden van brieven en correspondentie.
Eiseres en haar echtgenoot nemen gezamenlijk de beslissingen voor het bedrijf met betrekking tot investeringen, het aannemen van werk en het aannemen van personeel.
2.2. Eiseres heeft op 24 februari 2003 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 22.115. Daarbij heeft zij een bedrag van € 4.675 als zelfstandigenaftrek in aanmerking genomen.
2.3. Op 3 februari 2004 heeft bij de V.O.F. een boekenonderzoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek is aan eiseres een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van € 29.547. Hierbij is, naast een thans niet meer in geschil zijnde correctie, geen toepassing gegeven aan de zelfstandigenaftrek.
3. Het geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres recht heeft op de zelfstandigenaftrek als genoemd in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet). Het geschil spitst zich toe op de vraag of de werkzaamheden van eiseres hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn, terwijl het samenwerkingsverband tussen eiseres en haar echtgenoot ongebruikelijk is in de zin van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Ter zitting hebben partijen daaraan – zakelijk weergegeven – het volgende toegevoegd.
Eiseres:
Beslissingen aangaande het aannemen van personeel komen in grote lijnen op mij neer. Ik overleg wel met mijn man hierover.
In het eerste stadium van contact met de opdrachtgevers wordt het overleg door mij gevoerd.
Op de plaats waar de goederen worden afgeleverd verricht ik ook fysiek werk.
De onderneming werkt voornamelijk voor de agrarische sector.
Het werk dat ik doe zou nooit door één werknemer verricht kunnen worden.
Verweerder:
Eiseres verricht niet de hoofdactiviteit van de onderneming. Haar werkzaamheden zijn hoofdzakelijk ondersteunend van aard.
Met een derde, een werknemer, zou geen samenwerkingsverband zijn aangegaan.
Voor mijn standpunt is niet relevant of een werknemer evenveel zou verdienen als eiseres. Ik kijk louter naar de activiteiten.
Ik ben ervan uitgegaan dat de winstverdeling zakelijk is, maar ik heb dit niet onderzocht.
De beschrijving die eiseres geeft van haar werkzaamheden betwist ik niet.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 3.76, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.
In het tweede lid, onderdeel a, van genoemd artikel is bepaald dat voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, niet in aanmerking komen de werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
5.2. Eiseres en haar echtgenoot zijn verbonden personen in de zin van artikel 3.6 van de Wet. Alsdan moet worden beoordeeld of de door eisers ten behoeve van de onderneming verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet in aanmerking kunnen worden genomen. Onderdeel a van het tweede lid van laatstgenoemd artikel bestaat uit twee cumulatieve uitsluitingsgronden. De eerste uitsluitingsgrond is dat de werkzaamheden van de belastingplichtige ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. De tweede uitsluitingsgrond is dat het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
5.3. De rechtbank stelt voorop dat de werkzaamheden van eiseres zoals genoemd onder punt 2.1. door verweerder niet worden betwist. De rechtbank zal dit dan ook tot uitgangspunt nemen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door eiseres verrichtte werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunde aard. Daarbij is in het bijzonder van belang dat eiseres zelfstandig activiteiten verricht die wezenlijk zijn voor het voortbestaan van de onderneming, dat zij verantwoordelijkheid draagt voor de door haar verrichtte werkzaamheden en zich ook zodanig ten opzichte van derden opstelt alsmede dat zij naast administratief werk ook fysieke werkzaamheden tezamen met de bouwvakkers verricht. Daarbij komt dat eiseres over een gedegen kennis van de bouwwereld dient te beschikken teneinde haar werk zelfstandig te kunnen uitvoeren. Met name acht de rechtbank niet van ondersteunende aard het doorrekenen van offertes, het geven van technische en/of productadviezen aan bedrijven, het opmaken van prijsafspraken, het afhandelen van manco, backorders en beschadigingen van geleverde goederen, het afhandelen van klachten, schademeldingen en ongevallen, het geven van opdrachten aan personeelsleden en de nacalculatie van uitgevoerde werken.
Voorts hecht de rechtbank in dit verband waarde aan de omstandigheid dat de beslissingen in het kader van de onderneming door eiseres en haar echtgenoot gezamenlijk, op voet van gelijkwaardigheid, worden genomen.
5.4. Nu de eerste van de onder 5.2. genoemde uitsluitingsgrond niet van toepassing is, kan de beoordeling van de tweede achterwege blijven op grond van het vastgestelde cumulatieve karakter.
5.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de werkzaamheden van eiseres aanmerking komen voor toepassing van artikel 3.6, aanhef en eerste lid, van de Wet. Niet is in geschil dat eiseres in het jaar 2001 meer dan 1225 uren aan de V.O.F. heeft besteed. Dit betekent dat eiseres voldoet aan het urencriterium en mitsdien recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.
Het gelijk is derhalve aan eisers.
6. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, acht de rechtbank termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de vergoeding voor de gemachtigde vast op (2,5 [1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting] x € 322 x 1 [voor het gewicht van de zaak] =) € 805.
Voor eiseres komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten per tweede klasse van het openbaar vervoer die zij heeft moeten maken om de zitting te kunnen bijwonen, te stellen op € 10, alsmede haar verletkosten, te stellen op € 140 (4 uur à € 35). Overige voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn niet gesteld of gebleken. De totale vergoeding komt daarmee uit op € 955.
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.872;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een beloop van
€ 955 en wijst de Staat aan dit bedrag aan eiseres te voldoen, en
- gelast de Staat het door eiseres betaalde griffierecht ad € 37 aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J. Snitker en J.H. Hoekstra. De beslissing is op 29 juni 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.