ECLI:NL:RBHAA:2006:BB5169
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Partiële nietigheid van de dagvaarding en vrijspraak in cocaïnezaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het primair tenlastegelegde feit partieel nietig is, omdat de zinssnede "terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid" ontbrak. Dit leidde tot onduidelijkheid over de aard van het ten laste gelegde feit, waardoor de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van begrijpelijkheid.
De rechtbank oordeelde verder dat het subsidiair tenlastegelegde feit niet bewezen was. Er ontbrak een officieel laboratoriumrapport dat aantoont dat er cocaïne aanwezig was, en de veldtesten die op Curaçao waren uitgevoerd, waren onvoldoende om te concluderen dat het om cocaïne ging. De rechtbank merkte op dat er geen verklaringen of afgeluisterde gesprekken in het dossier aanwezig waren die specifiek over cocaïne spraken, en dat ervaringen van gebruikers ontbraken.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderdtachtig dagen, waarvan honderdvierendertig dagen voorwaardelijk, en tweehonderdveertig uur werkstraf. Echter, gezien de gebreken in de tenlastelegging en het bewijs, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van cocaïne, en heeft de zaak op basis van deze overwegingen afgesloten.