ECLI:NL:RBHAA:2006:BB5169

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/694071-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid van de dagvaarding en vrijspraak in cocaïnezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het primair tenlastegelegde feit partieel nietig is, omdat de zinssnede "terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid" ontbrak. Dit leidde tot onduidelijkheid over de aard van het ten laste gelegde feit, waardoor de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van begrijpelijkheid.

De rechtbank oordeelde verder dat het subsidiair tenlastegelegde feit niet bewezen was. Er ontbrak een officieel laboratoriumrapport dat aantoont dat er cocaïne aanwezig was, en de veldtesten die op Curaçao waren uitgevoerd, waren onvoldoende om te concluderen dat het om cocaïne ging. De rechtbank merkte op dat er geen verklaringen of afgeluisterde gesprekken in het dossier aanwezig waren die specifiek over cocaïne spraken, en dat ervaringen van gebruikers ontbraken.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderdtachtig dagen, waarvan honderdvierendertig dagen voorwaardelijk, en tweehonderdveertig uur werkstraf. Echter, gezien de gebreken in de tenlastelegging en het bewijs, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van cocaïne, en heeft de zaak op basis van deze overwegingen afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/694071-06
Uitspraakdatum: 27 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 december 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Verdachte is ter terechtzitting niet verschenen. De raadsman van verdachte, mr. C.M.P. Jongsma, is wel verschenen en heeft ter terechtzitting verklaard bepaaldelijk te zijn gemachtigd.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
PRIMAIR:
(Transport Curacao)
zij en/of een of meer van haar mededader(s) in of omstreeks de maand april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Rotterdam en/of te 's Hertogenbosch en/of elders in Nederland en/of in Venezuela en/of te Curacao tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen
ongeveer 375 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- telefonische contacten heeft/hebben gelegd en/of heeft/hebben onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/dat middel) en/of afspraken heeft/hebben gemaakt over de verzending/het vervoer van die cocaïne/dat middel en/of
- (vervolgens) die cocaïne/dat middel te Curacao in ontvangst heeft/hebben genomen en/of
- (vervolgens) die cocaïne/dat middel (verpakt en/of verborgen in bagage en/of in een of meer pakketten vastgemaakt op of aan het lichaam en/of in het lichaam) heeft/hebben ingecheckt op een luchthaven te Curacao;
SUBSIDIAIR:
zij op een of meer momenten in of omstreeks de maand april 2006 te Rotterdam en/of te 's Hertogenbosch, althans in Nederland, en/of in Venezuela en/of te Curacao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
telkens om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 375 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) telkens
- telefonische contacten gelegd en/of onderhouden met elkaar en/of met (een contactpersoon van) de afzender/verzender (van die cocaïne/dat middel) en/of afspraken gemaakt over:
* data en tijdstippen van vertrek en/of aankomst van (een) vliegtuig(en), in welk(e) vliegtuig zich (vervolgens) (medeverdachte [medeverdachte] met) die cocaïne/dat middel bevond/zou bevinden en/of
* welke hoeveelheden cocaïne zouden worden verzonden (naar Nederland) en/of
* op welke wijze die cocaïne/dat middel zou worden verpakt en/of vervoerd en/of verborgen en/of
* de (te ontvangen en/of uit te betalen) beloning(en)
- geld beschikbaar gehouden en/of aangeboden aan medeverdachte [medeverdachte] voor de hotelrekening en het vliegticket
- geld gestuurd/overgemaakt naar Curacao ten behoeve van medeverdachte [medeverdachte]
2. Voorvragen
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding partieel nietig is nu aan het primair tenlastegelegde feit de zinssnede “terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid” ontbreekt terwijl de tenlastelegging wel spreekt over een “voorgenomen misdrijf”. Hierdoor is onduidelijk of bedoeld is de poging dan wel het voltooide delict ten laste te leggen, zodat de dagvaarding voor dit deel niet voldoet aan de eis dat zij een begrijpelijke opgave dient te bevatten van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake het primair tenlastegelegde feit gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen waarvan honderdvierendertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie tweehonderdveertig uur werkstraf gevorderd, bij niet verrichten te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair is tenlastegelegd. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat niet bewezen is dat de voorbereidingshandelingen van verdachte waren gericht op (de invoer van) cocaïne, nu een officieel laboratoriumrapport waaruit blijkt dat sprake was van cocaïne, aan het dossier ontbreekt. De op Curaçao op de bij medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen bollen uitgevoerde veldtesten zijn hiertoe onvoldoende, nu deze testen niet uitsluiten de mogelijkheid dat sprake was van een andere stof. Ook anderszins is niet gebleken dat sprake was van cocaïne. In het dossier bevinden zich immers geen verklaringen of afgeluisterde gesprekken, waarin met zoveel woorden gesproken wordt over “cocaïne”. Ervaringen van gebruikers ontbreken eveneens.
5. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit de partiële nietigheid van de dagvaarding uit.
Spreekt verdachte vrij van het haar subsidiair tenlastegelegde feit.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Scholte, voorzitter,
mrs. M.M.A. van den Boogaard en E.B. de Vries-van den Heuvel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A.M. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2006.