ECLI:NL:RBHAA:2006:BB3545
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- M. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van eigen bijdrage en kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 november 2006 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.M. Oldenburg, tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat. Het verzoek betreft een vergoeding van € 105,00 voor de eigen bijdrage die door de Raad voor Rechtsbijstand is opgelegd, en € 275,00 voor de kosten van bijstand met betrekking tot de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, waarbij de parlementaire geschiedenis van de relevante wetgeving, met name artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand, is geraadpleegd. De wetgever heeft expliciet de mogelijkheid gecreëerd om een vergoeding voor de eigen bijdrage aan te vragen via deze procedure.
De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd, wat betekent dat verzoeker in beginsel recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De voorzitter van de rechtbank, mr. M. van Dijk, heeft alle omstandigheden in aanmerking genomen en geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek van verzoeker in te willigen. De rechtbank heeft besloten om aan verzoeker een totale vergoeding van € 380,00 toe te kennen, bestaande uit de eerder genoemde bedragen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, Van Velzen, en er is een proces-verbaal opgemaakt van het verhandelde in raadkamer. De rechtbank heeft tevens bevolen dat de vergoeding aan verzoeker wordt uitbetaald op de derdenrekening van zijn raadsvrouwe.