ECLI:NL:RBHAA:2006:BB3515
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- M. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring verzoekschrift tot opheffing beslag in verband met criminele gelden
Op 30 november 2006 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ongegrondverklaring van een verzoekschrift tot opheffing van beslag. Het klaagschrift was ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. van der Werf, en betrof een conservatoir beslag dat op 13 oktober 2005 onder klaagster was gelegd. Dit beslag was gebaseerd op een eerder verleende machtiging tot het instellen van een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek tegen [betrokkene]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [betrokkene] een vordering heeft op klaagster van € 650.727,27 en dat hij op 14 april 2006 door het gerechtshof te Amsterdam was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden en een geldboete van € 450.000,00 wegens verschillende misdrijven, waaronder witwassen en deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de officier van justitie voldoende heeft aangetoond dat de vorderingen van [betrokkene] op klaagster afkomstig zijn van criminele activiteiten. De rechtbank heeft daarbij ook de rol van [betrokkene] als medebestuurder van klaagster in aanmerking genomen, wat de wetenschap van de criminele oorsprong van de gelden versterkt. De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de opheffing van het beslag, omdat dit beslag was gelegd om te voorkomen dat criminele gelden een legale status zouden krijgen.
De rechtbank heeft uiteindelijk het klaagschrift ongegrond verklaard, waarmee het beslag op de vorderingen van [betrokkene] op klaagster in stand blijft. Deze beslissing is genomen in het kader van de waarborgen die de wet biedt tegen het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel en de bescherming van de integriteit van het strafproces.