ECLI:NL:RBHAA:2006:BA6148

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501337-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Odink
  • A. Toeter
  • M. Steenmetser-Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne door koerier op Schiphol

Op 5 december 2006 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 oktober 2006 op Schiphol ongeveer 2.267,3 gram cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in P.I. Flevoland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Het openbaar ministerie was ontvankelijk in zijn vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, artikel 2, aanhef en onder A.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van zestien maanden geëist, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft bij de beslissing over de straf rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoon van de verdachte. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne was van dien aard dat deze bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en handel, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.

De rechtbank heeft ook beslist over het beslag. De onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, waaronder een vliegticket en bagagelabels, zijn verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, met de bepaling dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, met mr. Odink als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 5 december 2006.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/501337-06
Uitspraakdatum: 5 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Almere Binnen te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2.267,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
hij op 12 oktober 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2.267,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Vordering van de officier van justitie en motivering van de sanctie
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het tenlastegelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen vliegticket, de claimtag, het bagagelabel, en het naamlabel verbeurd verklaard worden. Met betrekking tot de mobiele telefoon van het merk Sony Ericsson heeft de officier van justitie gevorderd dat deze aan verdachte wordt teruggegeven.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 2.267,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, een claimtag, een bagagelabel en een naamlabel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die aan verdachte toebehorende voorwerpen is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Label BAGAGELABEL Surinam airways
- 1.00 STK Vliegticket IATA tnv Eersteling
- 1.00 STK Claimtag SURINAM AIRWAYS tnv Eersteling
- 1.00 STK Label NAAMLABEL 1
Gelast de terugave aan verdachte van:
1.00 STK Telefoontoestel Kl:Meerkl. SONY ERICSSON
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Odink, voorzitter,
mrs. Toeter en Steenmetser-Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2006.