ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ9090

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/635372-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Rosier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig verkregen bewijs en vrijspraak in DNA-onderzoek

In deze zaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht op beschuldiging van meerdere feiten waarbij DNA-onderzoek een cruciale rol speelde. De raadsman van de verdachte betoogde dat de uitkomsten van het DNA-onderzoek niet betrouwbaar waren, omdat het procesdossier niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Er ontbraken ondertekende processen-verbaal van inbeslagneming en identiteitszegels, wat volgens de raadsman leidde tot onrechtmatig verkregen bewijs. De politierechter oordeelde dat de vastgestelde vormverzuimen inderdaad leidden tot de conclusie dat het celmateriaal onrechtmatig was verkregen. Hierdoor moesten de resultaten van het DNA-onderzoek van het bewijs worden uitgesloten.

Na deze bewijsuitsluiting kon de politierechter niet tot een bewezenverklaring komen van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Daarnaast dienden twee benadeelde partijen een vordering tot schadevergoeding in, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de politierechter oordeelde dat de vorderingen niet konden worden toegewezen in het licht van de vrijspraak van de verdachte. De uitspraak vond plaats op 17 augustus 2006, na een openbare terechtzitting op 3 augustus 2006, waarbij de verdachte zijn ontkenning van de beschuldigingen had herhaald.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
POLITIERECHTER
Parketnummer: 15/635372-05
Uitspraakdatum: 17 augustus 2006
Tegenspraak
SCHRIFTELIJK VONNIS (art. 379 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Midden Holland – HvB De Geniepoort, Alphen aan den Rijn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de politierechter is niet bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
3.2 Hiertoe overweegt de politierechter als volgt.
Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat – als het gaat om de drie aan verdachte tenlastegelegde feiten – telkens celmateriaal (sporenmateriaal) op de plaats van het delict is aangetroffen en dat DNA-onderzoek hiervan telkens heeft plaatsgevonden. Nadat er naar aanleiding van een feit, dat overigens niet aan verdachte is tenlastegelegd, van verdachte celmateriaal was afgenomen en onderzocht, heeft – kort gezegd – het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) vastgesteld dat het DNA-profiel van het sporenmateriaal overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte.
Zijdens verdachte, die het hem tenlastegelegde van meet af aan heeft ontkend, is primair aangevoerd dat het dossier met betrekking tot het veilig stellen en aanbieden van het celmateriaal (sporenmateriaal) geen processen-verbaal bevat, maar slechts mutaties van de technische recherche, waaruit niet kan worden afgeleid of identiteitszegels zijn aangebracht, of het materiaal op de geëigende wijze is verpakt en verzegeld en of het zo spoedig mogelijk is aangeboden aan het NFI. Naar het oordeel van de raadsman van verdachte kan bij deze stand van zaken niet worden vastgesteld dat de uitkomsten van het DNA-onderzoek betrouwbaar zijn en dient verdachte, nu voor het bewijs niets anders rest, te worden vrijgesproken.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken – voor zover thans van belang – voorziet de opsporingsambtenaar de verpakking van een in beslag genomen voorwerp waarop mogelijkerwijs celmateriaal aanwezig is van een identiteitszegel zodra het voorwerp in beslag is genomen dan wel zo spoedig mogelijk daarna.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit – voor zover thans van belang – voorziet de opsporingsambtenaar het proces-verbaal van de inbeslagneming van het voorwerp, bedoeld in het eerste lid, van een identiteitszegel dat gelijk is aan de identiteitszegel, bedoeld in het eerste lid.
Ingevolge artikel 5, derde lid, van genoemd besluit – voor zover thans van belang – zorgt de opsporingsambtenaar ervoor dat het voorwerp, bedoeld in het eerste lid, na een opdracht van de officier van justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris tot het daaraan verrichten van DNA-onderzoek, zo spoedig mogelijk in een verpakking die hij heeft voorzien van een of meer sluitzegels bij – kort gezegd – het NFI wordt bezorgd.
Vastgesteld moet worden dat het procesdossier – anders dan de genoemde bepalingen voorschrijven – geen processen-verbaal van inbeslagneming bevat, waaruit kan worden afgeleid dat aan de gestelde waarborgen is voldaan. Weliswaar bevat het dossier met betrekking tot de tenlastegelegde feiten telkens een “Proces-verbaal DNA-onderzoek”, doch deze processen-verbaal zijn niet ondertekend en bevatten geen identiteitszegel. De zich in het dossier bevindende mutaties van de technische recherche kunnen uiteraard evenmin worden beschouwd als processen-verbaal, die voldoen aan de gestelde vereisten.
De hiervoor genoemde voorschriften van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken strekken ertoe dat een zorgvuldige behandeling en registratie van afgenomen en inbeslaggenomen celmateriaal is gewaarborgd.
Gelet hierop is de politierechter van oordeel dat de vastgestelde vormverzuimen dienen te leiden tot het oordeel dat het celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek tegen verdachte onrechtmatig is verkregen. De resultaten van het onderzoek moeten dus van het bewijs worden uitgesloten.
Na deze bewijsuitsluiting kan op grond van het dossier en/of het verhandelde ter terechtzitting niet tot het oordeel worden gekomen dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte schuldig is aan het hem tenlastegelegde.
4. Vordering benadeelde partijen
De [benadeelde partij 1], gevestigd te [plaats A], en [benadeelde partij 2], wonende te [plaats B], hebben ieder als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2, respectievelijk 3, tenlastegelegde feit zouden hebben geleden.
Gelet evenwel het hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op artikel 361 Sv, dienen beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering.
5. Beslissing
De politierechter:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], gevestigd te [plaats A], en [benadeelde partij 2], wonende te [plaats B], beide niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rosier, politierechter, in tegenwoordigheid van de griffier W. Bholai, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2006.