ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ8023

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4843
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.G. Kemmers
  • M. Put
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bron van inkomen van een grafisch ontwerpster en de gevolgen voor de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een grafisch ontwerpster, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had voor het jaar 1999 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 21.579. De rechtbank diende te beoordelen of de activiteiten van eiseres als grafisch ontwerpster konden worden aangemerkt als een bron van inkomen en of het negatieve resultaat dat zij had behaald in dat jaar in mindering kon worden gebracht op haar inkomen.

De rechtbank oordeelde dat eiseres, ondanks haar activiteiten als grafisch ontwerpster, niet voldeed aan de voorwaarden voor het aannemen van een bron van inkomen volgens de Wet Inkomstenbelasting 1964. De rechtbank stelde vast dat eiseres in 1999 geen inkomsten had behaald, maar uitsluitend kosten had gemaakt, wat leidde tot een negatief resultaat. De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van eiseres niet als een bron van inkomen konden worden aangemerkt, en dat het negatieve resultaat niet als negatief inkomen kon worden beschouwd.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het ten onrechte opleggen van een nihilaanslag in plaats van een besluit om geen aanslag op te leggen, geen reden was om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af. De uitspraak werd gedaan door mr. R.G. Kemmers, in tegenwoordigheid van mr. M. Put, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/4843
Uitspraakdatum: 16 mei 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z,
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 1999 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 21.579, resulterend in een te betalen / terug te ontvangen bedrag van nihil.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 augustus 2005 de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 september 2005, ontvangen bij de rechtbank op 27 september 2005, beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn op 8 november 2005 nader aangevuld door eiseres.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2006. Eiseres is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen B, tot bijstand vergezeld van C.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres is voor 50% arbeidsongeschikt en zij verricht activiteiten als grafisch ontwerpster.
2.2. Vanaf 1999 tot en met 2004 zijn de volgende gegevens bij de Belastingdienst bekend met betrekking tot de inkomsten uit overige arbeid en (ingaande 2001) resultaat uit overige werkzaamheden met betrekking tot de activiteiten als grafisch ontwerpster.
Inkomsten uit overige arbeid /
resultaat uit overige werkzaamheden Opmerkingen
ƒ
1999 -4.295
2000 nihil Geen aangifte gedaan
2001 Nihil Geen aangifte gedaan
2002 1.408
2003 -473
2004 nihil Geen aangifte gedaan
Daarnaast heeft eiseres in 2001 en 2004 nog resultaten uit overige werkzaamheden genoten, die niet door eiseres zijn aangegeven, van respectievelijk ƒ 500 en ƒ 1.170.
2.3. Eiseres heeft voor het jaar 1999 een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekering ingediend naar een belastbaar inkomen van ƒ 17.284. In de aangifte is rekening gehouden met negatieve inkomsten uit overige arbeid van ƒ 4.295.
2.4. Verweerder heeft het belastbaar inkomen nader vastgesteld op ƒ 21.579. Hierbij heeft verweerder geen rekening gehouden met de negatieve inkomsten uit overige arbeid van ƒ 4.295.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of eiseres met betrekking tot haar activiteiten als grafisch ontwerpster een bron van inkomen heeft en – indien dat het geval is – of het hieruit voortvloeiende negatieve resultaat in 1999 op haar inkomen in mindering kan worden gebracht.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Voor het aannemen van een bron van inkomen in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 1964 dient aan een drietal (cumulatieve) voorwaarden voldaan te worden: (1) deelname aan het economische verkeer, (2) het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen en (3) het voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn. Dit laatste vereiste houdt in dat aan een bron van inkomen eigen is dat zij een positieve opbrengst kan en in de regel ook zal geven. De exploitatiewijze dient zodanig te zijn dat in beginsel voldoende opbrengsten worden behaald die de kosten overtreffen.
4.2. De rechtbank acht weliswaar aannemelijk dat eiseres gedurende het jaar 1999 bezig is geweest als grafisch ontwerpster, maar tevens acht de rechtbank het niet aannemelijk dat deze activiteiten als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat zij in 1999 een negatief resultaat heeft behaald met haar activiteiten. In dit jaar heeft zij geen inkomsten behaald en heeft zij uitsluitend kosten, voor een groot deel bestaande uit een deel van de huur van de door haar bewoonde woning en energie- en telefoonkosten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij met deze activiteiten in de toekomst duurzaam positieve resultaten gaat behalen. Dit wordt bevestigd door de door verweerder overgelegde cijfers over de jaren tot en met 2004. Mitsdien kunnen de activiteiten niet als een bron van inkomen worden aangemerkt. Op grond hiervan kan het negatieve resultaat behaald met de activiteiten als grafisch ontwerpster niet worden aangemerkt als negatief inkomen.
4.3. De omstandigheid dat verweerder ten onrechte een nihilaanslag heeft opgelegd in plaats van een besluit geen aanslag op te leggen is geen reden het beroep gegrond te verklaren.
4.4. Op grond van het vorenoverwogene en nu verder niet is gebleken dat eiseres in aanmerking komt voor een aanslag met een terug te ontvangen bedrag is het gelijk aan verweerder.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, in tegenwoordigheid van mr. M. Put, griffier.
Afschrift
verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.