ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4401

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/601951-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking aan het verkeer van een hond van het Pitbull-terriër type

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Haarlem op 9 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een hond van het Pitbull-terriër type, in strijd met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in een onbekende plaats, had de hond overgenomen van een vriend die gedetineerd was. De hond was niet voorzien van de vereiste identificatie en stamboom, wat leidde tot de conclusie dat de hond onder de verboden soorten viel. De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechter heeft de hond onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit van de hond in strijd was met de wet. De verdachte had geen bewijs dat de hond voldeed aan de vereisten om niet als een gevaarlijk dier te worden aangemerkt. De politierechter overwoog dat de verdachte zich bewust was van het gevaarlijke karakter van de hond, aangezien zij deze alleen kort aangelijnd en met een muilkorf uitliet. De rechter heeft geen straf opgelegd, maar de hond moest wel onttrokken worden aan het verkeer. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Uitspraak

RECHTBANK TE HAARLEM
POLITIERECHTER
parketnummer: [nummer]
uitspraak: 9 november 2006
Tegenspraak SCHRIFTELIJK VONNIS (art. 379 Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2006 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de politierechter deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in haar verdediging.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat
zij op 5 juni 2006 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een hond, behorende tot een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (voorheen Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) aangewezen soort of categorie, te weten een hond van het Pit-bull-Terrier type, welke in belangrijke mate voldeed aan de omschrijving als bedoeld in Bijlage I van de Regeling agressieve dieren, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.1 Bewijsoverwegingen
A. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 73, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is het verboden dieren, behorende tot door de minister aangewezen soorten of categorieën van dieren voorhanden te hebben.
Ingevolge artikel 107 van de gezondheids- en welzijnswet voor dieren kan de minister van het bij of krachtens de wet bepaalde vrijstelling of ontheffing verlenen.
Artikel 3 van de Regeling agressieve dieren luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:
1. Het in artikel 73, tweede lid, van de wet bepaalde is niet van toepassing, indien:
a. de houder beschikt over een dierenpaspoort dan wel een geldig ontvangstbewijs, dat is voorzien van een identificatiemerk waaruit blijkt dat sprake is van een dier dat behoort tot de desbetreffende in bijlage 1 bedoelde soort of categorie;
b. het dier is voorzien van een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, dat gelijk is aan het in het dierenpaspoort aangebrachte identificatiemerk, en
c. het dier ingeval het zich op een voor het publiek toegankelijk terrein of op het terrein van een ander bevindt, kort is aangelijnd en is voorzien van een muilkorf en de houder het dierenpaspoort of ontvangstbewijs bij zich draagt.
2. .....
3. Onverminderd het eerste en het tweede lid, is artikel 73, eerste en tweede lid van de wet alleen niet van toepassing indien de houder beschikt over een stamboom van het dier en deze stamboom is erkend door een bij de Féderation Cynologique Internationale aangesloten organisatie.
Artikel 4 van de Regeling agressieve dieren luidt als volgt:
Het in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde identificatiemerk wordt slechts in het dierenpaspoort geplaatst en als tatoeage aangebracht indien de houder van het dier een door een dierenarts afgegeven en gedagtekende verklaring overlegt waaruit blijkt:
a. dat het dier onvruchtbaar is gemaakt, of
b. dat het dier jonger is dan zes maanden, of
c. dat het dier drachtig is en wat de te verwachten geboortedatum van de pups is.
Bijlage 1 van de Regeling agressieve dieren bevat – kort gezegd – een opgave van karakteristieken van honden van het Pit-bull-Terriër-type, waaronder wordt verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan die karakteristieken.
B. Bewijsmiddelen
De beslissing dat het aan haar ten laste gelegde feit door verdachte is begaan, steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van verdachte van 7 juli 2006, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, dossierpagina’s 10 en 11. Deze verklaring luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“De hond, voorzien van het chipnummer 528210000630924, heb ik overgenomen van een vriend. De vriend is namelijk voor enkele jaren gedetineerd. Of er een stamboom bij deze hond is weet ik niet”;
2. de verklaring van verbalisant [verbalisant], ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, van 8 juni 2006, dossierpagina’s 12 tot en met 17. In dit in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal heeft de verbalisante, voor zover thans van belang, gerelateerd als volgt:
“Aan mij werd getoond 1 hond. Door mij is met een chiplezer gekeken of de bedoelde hond was voorzien van een chip ter identificatie van het dier. De chiplezer gaf aan dat in de bedoelde hond een chip (nummer) was ingebracht.
Tevens is door mij gekeken of in de hond een tatoeagemerk was ingebracht ter identificatie van het dier. Ik zag dat in de hond geen tatoeagemerk was ingebracht.
Uit het expertiseverslag Pitbull-terriër-type nummer [nummer] blijkt dat de in dit expertiseverslag bedoelde hond, op het punt 1.7 van dit expertiseverslag na, de kenmerken heeft van een hond van het Pitbull-terriër-type.
De in deze hond ingebrachte chip is een chip die alleen ter registratie van de hond is ingebracht. Indien het zou gaan om een rashond, waarvan een stamboom is afgegeven, zou het chipnummer moeten beginnen met 5281400, waarna het registratienummer volgt.
Het voorgaande houdt in dat deze hond wel kan worden aangemerkt als een hond van het Pitbull-terriër-type”;
Als bijlage is aan het hier genoemde proces-verbaal gehecht het expertiseverslag Pitbull-terrier-type 230592 van de hond van verdachte, waaruit blijkt dat deze hond de kenmerken heeft van het Pitbull-terrier-type, op het punt 1.7 van dit expertiseverslag na (schofthoogte);
3. het verslag van de deskundige “Regeling Agressieve Dieren”, aangewezen door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, J. Fakkel van 12 juni 2006. Deze deskundige heeft
– naast een beschrijving van de hond – zakelijk weergegeven het volgende als zijn oordeel naar voren gebracht:
“Deze hond was, voor zover ik kon nagaan, niet voorzien van een tatoeëring of chip welke rashonden krijgen op een leeftijd tussen 5 en 7 weken door een identificeerder van de vereniging Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland. Deze hond was wel voorzien van een chip met het nummer [nummer]. Een dergelijke hond is geen rashond. Die chip begint namelijk met de landcode 528 en vervolgens met 14. Er was ook geen stamboom van deze hond. Er waren voor deze hond in het geheel geen documenten aanwezig. Op grond van deze gegevens kan deze hond wel tot de door het Ministerie beschreven honden van het pit-bull-terriër-type gerekend worden”,
C. Nadere bewijsoverweging
Zijdens verdachte is ter terechtzitting het volgende naar voren gebracht.
Verdachte deelde destijds woonruimte met anderen, onder wie de toenmalige eigenaar van de hond. Bij een politie-inval is de eigenaar van de hond aangehouden. De woonruimte is doorzocht en alle papieren zijn toen verdwenen; dus ook de papieren, die betrekking hebben op de hond. De politie heeft destijds de hond aan verdachte meegegeven, die toen weer bij haar ouders is ingetrokken.
Voorts moet volgens verdachte worden opgemerkt dat de hond blijkens de rapportages van de van de zijde van het Openbaar Ministerie geraadpleegde deskundigen niet aan alle kenmerken voldoet, zoals die in Bijlage 1 van de Regeling agressieve dieren zijn opgesomd. De hond is derhalve niet in alle opzichten een Pitbull-achtige. Verder is in dit kader naar voren gebracht dat de zijdens de verdediging ingeschakelde deskundige, [deskundige], de hond heeft gekeurd op 23 juni 2006 en toen heeft geconcludeerd dat het gaat om een uitstekend gefokte American Staffordshire.
De door verdachte geraadpleegde deskundige is verder als zodanig gehoord ter zitting. Daar heeft hij volhard bij zijn visie dat de hond een American Staffordshire is en voorts als zijn mening naar voren gebracht dat de wettelijke regeling te ruim is opgesteld, zodat honden vaak ten onrechte als Pitbull-achtige worden aangemerkt.
Ten slotte is namens verdachte naar voren gebracht dat zij ten zeerste bereid is om voor de hond alsnog een dierenpaspoort aan te vragen en om de daarvoor vereiste tatoeage te laten aanbrengen. Gelet hierop is namens verdachte een beroep gedaan op de artikelen 353 Sv en 118a Sv en heeft zij verzocht om teruggave van de hond onder de voorwaarde zij ervoor zal zorgen dat de hond voldoet aan de in de wettelijke regeling gestelde vereisten.
De politierechter overweegt omtrent het voorgaande als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat een hond, om aangemerkt te kunnen worden als een Pitbullterriër, in belangrijke mate moet voldoen aan de karakteristieken, genoemd in Bijlage 1 bij de Regeling agressieve dieren. Een hond hoeft overigens niet aan alle karakteristieken te voldoen. De omstandigheid dat de bij de hond gemeten schofthoogte (51 cm) afwijkt van het betreffende karakteristiek 1.7 (schofthoogte 35 – 50 cm) leidt derhalve, gelet op de genoemde bewijsmiddelen, niet tot het oordeel dat geen sprake is van een Pitbull-achtige.
Zijdens de verdediging van verdachte is in het geheel niet is aangegeven of de mening van de deskundige omtrent de ruime redactie van de wettelijke regeling wordt gedeeld en – zo ja – waartoe die opvatting moet leiden. Daarom laat de politierechter de door de deskundige gegeven opvatting voor wat zij waard is.
De door verdachte getoonde bereidwilligheid de hond alsnog te laten voorzien van tatoeages en voor de hond een dierenpaspoort aan te vragen leidt naar het oordeel van de politierechter er niet toe dat er sprake van kan zijn dat de onrechtmatige situatie wordt hersteld. Er kan immers niet aan worden voorbijgegaan dat, zoals ook is vastgesteld door de in de bewijsmiddelen genoemde deskundigen, voor de hond geen stamboom is afgegeven. Bij die stand van zaken is enig herstel van de onrechtmatige situatie illusoir.
4. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde feit levert op:
Handelen in strijd met een in artikel 73, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gegeven verbod.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De door verdachte gestelde omstandigheid dat de hond aan haar is overhandigd door de politie bij de aanhouding van de toenmalige eigenaar van de hond, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van feitelijke dan wel rechtsdwaling. Hiertoe acht de politierechter redengevend dat verdachte zich telkens bewust is geweest van het mogelijk gevaarlijke karakter van haar hond, aangezien zij de hond naar eigen zeggen slechts kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf uitliet en de hond tevens muilkorfde, zodra kinderen in de nabijheid waren. Bij die stand van zaken had het op de weg van verdachte gelegen dat zij zich adequaat nader had laten adviseren. Van een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de haar verweten gedraging is dan ook evenmin sprake.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sancties en van de overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- schuldigverklaring zonder oplegging van straf;
- onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen hond.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte. In het bijzonder heeft de politierechter het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich ontfermd over de hond van een kennis, toen die kennis werd aangehouden. Zij is gehecht geraakt aan de hond. Dit betekent dat de onttrekking aan het verkeer van de hond door verdachte als een zware straf zal worden ervaren. Daarom zal de politierechter toepassing geven aan artikel 9a Sr en bepalen dat geen straf zal worden opgelegd.
6.3 Onttrekking aan het verkeer
De politierechter is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven hond dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen verklaarde feit is immers met betrekking tot deze hond begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Van toepassing zijn de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 36b, 36c;
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: 73, tweede lid, 122.
8. Beslissing
De politierechter beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf wordt opgelegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. 1.00 STK Hond Kl:meerkleurig
PITBULLachtige
Een teef met de chip [nummer]
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.B. Rosier, politierechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2006.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.