ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4222

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-10777
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en intrekking van bijstandsuitkering wegens niet-overlegging van gevraagde gegevens

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 23 november 2006 uitspraak gedaan over de schorsing en intrekking van de bijstandsuitkering van verzoeker. Verzoeker had sinds 15 augustus 1994 een gezinsuitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB). De uitkering werd opgeschort op 11 september 2006, omdat verzoeker niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Ondanks een hersteltermijn heeft verzoeker niet voldaan aan de verzoeken van verweerder, wat leidde tot de intrekking van de uitkering per 11 september 2006. Verzoeker stelde dat hij recht had op de bijstandsuitkering en dat de intrekking onterecht was, omdat er geen belangenafweging had plaatsgevonden. Hij voerde aan dat hij en zijn vrouw zorg droegen voor vijf kinderen en dat de intrekking van de uitkering hen in een acuut probleem bracht.

De voorzieningenrechter overwoog dat de gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van het recht op bijstand. Verweerder had verzoeker herhaaldelijk verzocht om de ontbrekende gegevens, waaronder afschriften van de Postbank Goldcard en vrijwaringsbewijzen van voertuigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat hij de gevraagde gegevens had overgelegd en dat verweerder bevoegd was om de uitkering op te schorten en in te trekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de medische problemen van verzoeker niet leidden tot een andere conclusie, aangezien hij ondersteuning had van een advocaat en andere instanties.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 06/10777, 06/10736, 06/11367
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2006
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J. Sprakel, advocaat te Haarlem,
tegen:
de Burgemeester en Wethouders van de gemeente Velsen,
verweerder,
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2006, heeft verweerder verzoekers gezinsuitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB) opgeschort met ingang van 11 september 2006.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 21 september 2006 bezwaar gemaakt.
Voorts heeft verweerder op 27 oktober 2006 de uitbetaling van verzoekers uitkering geblokkeerd.
Hiertegen heeft verzoeker bij brief van 27 oktober 2006 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 31 oktober 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze voorlopige voorziening is gekoppeld aan zowel het bezwaar van 21 september 2006, als het bezwaar van 27 oktober 2006 (respectievelijk AWB 06-10736 en AWB 06-10777).
Bij besluit van 6 november 2006 heeft verweerder verzoekers uitkering krachtens de WWB ingetrokken met ingang van 11 september 2006.
Hiertegen heeft verzoeker bij brief van 14 november 2006 bezwaar gemaakt. Tevens is bij brief van dezelfde datum verzocht een voorlopige voorziening te treffen (AWB 06-11367).
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 21 november 2006, alwaar verzoeker zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door T. Wentzel, werkzaam bij de gemeente Velsen.
2. Overwegingen
2.1 Verzoeker ontvangt sinds 15 augustus 1994 een (gezins)uitkering krachtens de WWB. Bij schrijven van 28 augustus 2006 is verzoeker namens verweerder uitgenodigd om op 11 september 2006 te verschijnen, teneinde een aantal gegevens over te leggen. Daar verzoeker niet alle gevraagde gegevens kon verstrekken heeft verweerder bij besluit van 19 september 2006 aan verzoeker meegedeeld dat zijn uitkering met ingang van 11 september 2006 wordt opgeschort. Tevens is verzoeker in de gelegenheid gesteld om op 3 oktober 2006 alsnog de ontbrekende gegevens over te leggen. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Uit een betaalspecificatie van 27 oktober 2006 blijkt dat verweerder verzoekers bijstandsuitkering heeft geblokkeerd. Hiertegen heeft verzoeker eveneens bezwaar gemaakt. Bij besluit van 6 november 2006 heeft verweerder vervolgens verzoekers bijstandsuitkering op grond van artikel 54, vierde lid, WWB ingetrokken, omdat verzoeker op 3 oktober 2006 niet alle ontbrekende gegevens alsnog had overgelegd.
2.2 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een bijstandsuitkering en dat de uitkering ten onrechte is opgeschort en vervolgens ingetrokken. Volgens verzoeker heeft er ten onrechte geen belangenafweging plaatsgevonden. In de belangenafweging dient te worden meegenomen dat verzoeker en zijn vrouw de zorg hebben voor vijf kinderen. Voor hen is er een acuut probleem ontstaan, nu hun kosten van levensonderhoud niet meer kunnen worden betaald. Dit is strijd met de artikelen 3 en 27 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Daarnaast is bij verzoeker sprake van psychische klachten. Verzoeker is van mening dat hij alle gevraagde gegevens heeft overgelegd en dat hij voor de gegevens die hij niet heeft overgelegd, een afdoende verklaring heeft waarom hij deze gegevens niet kan overleggen. De afschriften van de postbank Goldcard heeft hij aan verweerder overgelegd. De gevraagde vrijwaringsbewijzen heeft eiser opgevraagd. Deze gegevens zijn echter niet relevant voor verzoekers recht op bijstand, nu de betreffende auto's een geringe waarde vertegenwoordigen. Een kopie opheffing Comfortcard heeft verzoeker niet. Verzoeker heeft deze kaart doorgeknipt.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.3 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.4 In artikel 54, eerste lid, WWB is bepaald dat indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken kan opschorten.
2.5 In artikel 54, vierde lid, WWB is bepaald dat als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand kan intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
2.6 De voorzieningenrechter ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of verweerder bevoegd was verzoekers bijstandsuitkering op te schorten.
2.7 Verweerder heeft verzoeker verzocht de volgende gegevens over te leggen:
- Afschriften Postbank Goldcard vanaf aanvangsdatum tot heden;
- Aanvraag Postbank Goldcard;
- Vrijwaringsbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer];
- Vrijwaringsbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer];
- Vrijwaringsbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer];
- Kopie opheffing Comfortcard met klantnummer [klantnummer];
- Inschrijvingsbewijs arbeidsbureau van mevrouw [naam];
- Inschrijvingsbewijs ziektekostenverzekering [naam], met geboortedatum [2006];
- Toekenningbeschikking(en) studiefinanciering;
- Alle afschriften en overzichten van Visa ANWB vanaf aanvang tot heden.
Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het hier gaat om "voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens" in de zin van artikel 54, eerste lid, WWB.. De gemachtigde van verzoeker kan niet worden gevolgd in zijn ter zitting naar voren gebrachte stelling dat alleen het inschrijvingsbewijs bij het arbeidsbureau en de toekenning studiefinanciering van belang zijn. Immers, met de gevraagde creditcardgegevens kan verweerder nader inzicht krijgen in verzoekers financiële situatie, terwijl de vrijwaringsbewijzen van belang zijn om na te gaan welke voertuigen precies op verzoekers naam staan. Verzoekers stelling dat de vrijwaringsbewijzen niet van belang zijn, omdat de voertuigen slechts een geringe waarde vertegenwoordigden, faalt. Immers, het is aan verweerder om te oordelen of het bezit van de voertuigen en/of de verkoop van de voertuigen van invloed zijn op verzoekers recht op een bijstandsuitkering en daarom dient verzoeker alle gegevens dienaangaande te verstrekken.
2.8 Voorts is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat het niet overleggen van de gevraagde gegevens, aan verzoeker te verwijten valt. Verzoekers medische problemen - wat daar verder ook van zij - leiden niet tot het oordeel dat verzoeker niet verwijtbaar zou hebben gehandeld. Immers, gebleken is dat verzoeker ondersteuning had van een advocaat, van vrienden en van Vluchtelingenwerk, terwijl bij verzoekers echtgenote geen sprake was van medische problemen.
2.9 Gelet op het voorstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten verzoekers uitkering met ingang van 11 september 2006 op te schorten. Ter zitting heeft verweerder nog aangegeven dat de blokkering van verzoekers uitkering, waar verzoeker ook bezwaar tegen heeft gemaakt, slechts een uitvloeisel is van de beslissing van 19 september 2006, waarmee verzoekers uitkering is opgeschort.
2.10 Vervolgens ziet de voorzieningenrechter zich geplaatst voor de vraag, of verweerder op juiste gronden heeft besloten verzoekers uitkering in te trekken met ingang van 11 september 2006.
2.11 Gebleken is dat verweerder aan verzoeker een hersteltermijn heeft verleend teneinde de bovengenoemde ontbrekende stukken alsnog over te leggen. Verweerder heeft vervolgens de uitkering ingetrokken, omdat verzoeker voor het verstrijken van de herstelverzuim termijn nog altijd een aantal gegevens niet heeft verstrekt. Volgens verweerder had verzoeker nog altijd verzuimd de volgende gegevens te overleggen:
- Afschriften Goldcard, kaartnummer [kaartnummer] nummer 4 van het jaar 2003;
- Vrijwaringsbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer];
- Vrijwaringsbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer];
- Vrijwaringsbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer];
- Kopie opheffing Comfortcard met klantnummer [klantnummeer]
- Toekenning beschikking studiefinanciering;
- Afschriften en overzichten Visa ANWB Card rekeningnummer [rekeningnummer], afschriftnummers 1 tot en met 8.
2.12 Ter zitting heeft verzoekers gemachtigde gesteld dat verzoeker de vrijwaringsbewijzen, de opheffing Comfortcard en de toekenning studiefinanciering aan verweerder zou hebben overgelegd. Verweerder heeft echter gesteld geen van de bovengenoemde gegevens te hebben ontvangen van verzoeker. Nu verzoekers gemachtigde niet heeft kunnen aantonen dat de gegevens wel zijn verstrekt, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat de gegevens genoemd onder 2.11 nog altijd ontbreken. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was verweerder dan ook bevoegd om op grond van artikel 54, vierde lid, WWB verzoekers uitkering in te trekken met ingang van de datum opschorting.
2.13 Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan verweerder van deze bevoegdheid geen gebruik had mogen maken. Wat betreft verzoekers medische problemen wordt verwezen naar hetgeen reeds is overwogen in het kader van de opschorting. Ten aanzien van verzoekers stelling dat de intrekking van de uitkering in strijd zou zijn met het IVRK, althans dat verweerder hieraan aandacht had moeten besteden, kan de voorzieningenrechter zich vinden in verweerders standpunt ter zitting. Verweerder heeft aangegeven dat minderjarige kinderen geen zelfstandig recht op bijstand hebben. Bij zeer dringende redenen kan er voor minderjarigen wel een recht op bijstand bestaan. Nu sprake is van een intrekking van de uitkering, omdat binnen de hersteltermijn niet de gevraagde gegevens zijn geleverd, is geen sprake van een dringende reden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, WWB. Immers, verzoeker heeft door eigen toedoen de bijstandsuitkering, die mede bedoeld was om te voorzien in het levensonderhoud van zijn kinderen, niet behouden. Dit dient voor rekening en risico van verzoeker te blijven.
2.14 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
2.15 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, voorzieningenrechter, en op
23 november 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.