ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3988

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630391-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Donders
  • mrs. Verpalen
  • mrs. Greuter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, diefstal, afpersing en brandstichting met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 23 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft op 10 februari 2006 in Heemskerk geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door deze met een mes te steken en met een hamer en een asbak op het hoofd te slaan. Het slachtoffer heeft deze aanslag overleefd, maar heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Daarnaast heeft de verdachte op 5 mei 2006 een videotheek overvallen door de medewerkster met een mes te bedreigen en geld van haar af te nemen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij financieel gewin vooropstelde en niet nadacht over de gevolgen voor de medewerkster. De rechtbank wijst op de langdurige en traumatische gevolgen die slachtoffers van dergelijke feiten kunnen ondervinden.

De verdachte heeft ook twee keer ingebroken in winkels door met geweld de ruiten in te slaan en heeft geprobeerd in te breken in een bedrijfspand. De rechtbank benadrukt dat diefstallen ernstige inbreuken op de rechtsorde zijn en dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, opnieuw deze delicten heeft gepleegd. Bovendien heeft hij twee auto’s in brand gestoken, wat gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding is toegewezen, terwijl de vorderingen van [bedrijf 2] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630391-06; 23/001112-04 (tul)
Uitspraakdatum: 23 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Aldus wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
(...)
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
PRIMAIR:
hij op 10 februari 2006 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een mes in de schouder en de hals van die Van Meerten heeft gestoken en
- terwijl hij de keel van die [slachtoffer 1] beet pakte, meerdere keren met een asbak op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- met een hamer hard tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen zodat de steel van die hamer afbrak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 5 mei 2006 te Heemskerk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen euromunten, toebehorende aan [bedrijf 1], welke diefstal werd voorafgaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf 1],
als volgt heeft gehandeld,
hebbende hij, opzettelijk dreigend
met zijn hand een mes in en uit de schede bewogen en daarbij gezegd: "blijf rustig en geef geld", en "ik wil papiergeld, geen kleingeld";
3.
hij op 25 april 2006 te Heemskerk opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, merk BMW, kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 3], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de motorkap van die auto en het motorcompartiment en het rechterspatscherm, ten gevolge waarvan die motorkap en het motorcompartiment en het rechterspatscherm geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of andere voertuigen die naast die auto stonden geparkeerd te duchten was;
4.
hij omstreeks 1 mei 2006 te Heemskerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijf, genaamd [bedrijf 2], gelegen aan de Strengweg 3, weg te nemen een printer en goederen van zijn gading, toebehorende aan [bedrijf 2], en zich daarbij de toegang tot dat bedrijf te verschaffen door middel van braak door een baksteen door of tegen een raam van dat bedrijf te gooien en vervolgens daar naar binnen te klimmen en vervolgens te trachten een printer los te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 2 mei 2006 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een [bedrijf 3], heeft weggenomen een kassalade inhoudende 365,70 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij in de periode van 6 mei 2006 tot en met 8 mei 2006 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kinderkledingzaak genaamd [bedrijf 4] heeft weggenomen een geldbedrag van 296 euro, toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
7.
PRIMAIR:
hij op 12 mei 2006 te Heemskerk opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, merk Daewoo, kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 6], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de ruimte gevormd door de parafan en de ruitenwisser, ten gevolge waarvan de motorkap en/of het rechtervoorscherm en/of motorruimte en/of het schutbord en/of die ruitenwisser geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en andere voertuigen die naast die auto stonden geparkeerd te duchten was.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag
feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
afpersing
feit 3, feit 7 primair (telkens):
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
feit 4:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 5, feit 6 (telkens):
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1. Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft feit 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 7 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft hij gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (ad € 2000,--) toe te wijzen en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de benadeelde partijen [bedrijf 2] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering. Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen en nog niet terug gegeven goederen terug te geven aan verdachte.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] in haar eigen woning meerdere malen met een mes gestoken en met een hamer en een asbak op haar hoofd geslagen. Het slachtoffer heeft deze aanslag overleefd maar wel zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft, door deze poging het slachtoffer van het leven te beroven, op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Verdachte heeft voorts een videotheek overvallen door de medewerkster die achter de toonbank stond met een mes te bedreigen. Nadat hij geld van deze medewerkster had ontvangen, heeft verdachte nog een greep in de kassa gedaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat bij hem financieel gewin voorop stond en dat hij kennelijk geen enkel moment heeft nagedacht over de gevolgen die de overval voor de medewerkster van de videotheek zou hebben.
De ervaring leert dat de slachtoffers van feiten als zojuist bedoeld, hiervan nog lange tijd nadelige en traumatische gevolgen kunnen ondervinden. Voorts behoren deze delicten tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Verdachte heeft twee maal ingebroken in winkels door met grof geweld de ruiten van deze winkels in te slaan. Ook heeft hij eenmaal gepoogd in te breken in een bedrijfspand, wederom door een ruit in te gooien. Diefstallen zijn ergerlijke en vaak gepleegde feiten die schade en hinder, mede bestaande uit administratieve rompslomp, toebrengen aan de gedupeerden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, hoewel in het verleden reeds vele malen veroordeeld wegens diefstallen, wederom tot het plegen van deze delicten is overgegaan.
Verdachte heeft twee keer in de nachtelijke uren een auto in brand gestoken. Brandstichting is een misdrijf met vaak door de dader onbeheersbare gevolgen dat in de samenleving gevoelens van angst, onveiligheid en onrust veroorzaakt.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf ten nadele van verdachte in aanmerking, dat hij reeds vele malen eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte heeft zich met het plegen van bovengenoemde feiten schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten, die een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur rechtvaardigen.
6.3. Vorderingen benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ten laste van verdachte een vordering ingediend tot vaststelling van een voorschot, groot € 2.000,-, op de volledige schadevergoeding wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit en dat het gevorderde bedrag de tot de dag van dit vonnis geleden schade dekt. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij [bedrijf 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.232,55 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de thans voorhanden zijnde stukken niet eenvoudig is vast te stellen of de in de vordering genoemde schade daadwerkelijk geleden is. Deze vordering leent zich derhalve niet voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is bij gebreke van een ingevuld schadebedrag van oordeel dat de benadeelde partij niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen.
6.4. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is toegewezen, te weten € 2000,--.
6.5. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 2 mei 2005 is betrokkene veroordeeld tot gevangenisstraf waarvan een gedeelte, groot 6 maanden, voorwaardelijk. Ten aanzien van dit voorwaardelijke deel is de proeftijd op drie jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat betrokkene zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is nog niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat genoemde, niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van Justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Door de eventuele omstandigheid dat deze zes maanden reeds zijn ten uitvoer gelegd, zoals verdachte ter terechtzitting heeft beweerd maar door de rechtbank niet kan worden geverifieerd, wordt veroordeelde niet in zijn belangen geschaad, aangezien in dat geval door de officier van justitie niet (opnieuw) tot executie zal worden overgegaan.
Gelast zal mitsdien worden, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 57, 157, 287, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen [bedrijf 2] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 2.000,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.000,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 23/001112-04 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf, groot ZES MAANDEN, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 2 mei 2005.
Gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen genummerd 1 tot en met 34 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, welke lijst als bijlage III aan dit vonnis is gehecht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Donders, voorzitter,
mrs. Verpalen en Greuter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2006.