ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3973
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Pott Hofstede
- Toeter
- Brouwer
- Rechtspraak.nl
Uitvoer van MDMA vanuit Nederland met voorwaardelijk opzet
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 november 2006 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 11 augustus 2006 op Schiphol werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA, ook wel bekend als XTC. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 juni tot 12 juli 2006 Brazilianen in Amsterdam moest rondleiden, maar haar verklaring hierover werd ongeloofwaardig geacht. Bij haar aanhouding zijn er geen bewijzen gevonden die haar lezing konden ondersteunen, terwijl er wel kassabonnen zijn aangetroffen die wijzen op een verblijf in Enschede.
De verdachte verklaarde dat zij bij een onbekende persoon had gelogeerd en dat deze haar terugreis zou regelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door haar handelwijze welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er verdovende middelen in de koffer zaten, wat ook daadwerkelijk het geval bleek te zijn. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet door 7479,9 gram MDMA uit Nederland te vervoeren.
De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, met inachtneming van de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid. De rechtbank heeft bepaald dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar, en heeft verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen voorwerpen gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.