ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3962

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/685040-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Robert
  • mrs. Mateman
  • mrs. Burg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige buurmeisje door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn buurmeisje. Het slachtoffer was aan het begin van deze periode 9 jaar oud en het misbruik heeft voortgeduurd tot haar 11e levensjaar. De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht en heeft het slachtoffer bedreigd, waardoor zij niet in staat was om anderen over het misbruik te vertellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het handelen van de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze heeft geschonden en ernstige psychische gevolgen voor haar heeft gehad.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft het primair tenlastegelegde feit bewezen verklaard, namelijk het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, en heeft de verdachte strafbaar verklaard. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 132 dagen geëist, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en een verbod op contact met het slachtoffer.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 3.263,46, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de wettelijk vertegenwoordiger van het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoon van de verdachte, zoals blijkt uit het voorlichtingsrapport van Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft de verdachte ook een taakstraf opgelegd van 80 uren, met een vervangende jeugddetentie van 40 dagen bij niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/685040-06
Uitspraakdatum: 24 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
PRIMAIR:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 september 2005 te Beverwijk, (telkens) met [slachtoffer], die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
(telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte in voornoemde periode:
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, schoot getrokken en/of tegen zijn, verdachtes, lichaam getrokken en/of gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) in de broek, althans kleding van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden;
SUBSIDIAIR:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 september 2005 te Beverwijk, (telkens) met [slachtoffer] (geboren 3 december 1994), die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft verdachte in voornoemde periode:
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek laten zakken en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer] getoond en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, schoot getrokken en/of tegen zijn, verdachtes, lichaam getrokken en/of gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) in de broek van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of over de vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer] gewreven en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
PRIMAIR:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 september 2005 te Beverwijk, telkens met [slachtoffer], die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte in voornoemde periode:
- meermalen die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, schoot getrokken en tegen zijn, verdachtes, lichaam getrokken en gehouden en
- meermalen zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
- meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd.
Hetgeen aan verdachte onder het primair tenlastegelegde meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van de overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 132 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, zulks met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan verdachte zich gedurende de proeftijd zal moeten houden:
- dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften te geven door de jeugdreclassering, thans in de persoon van mevrouw [medewerkster jeugdreclassering], ook als zulks inhoudt voortzetting van de reeds ingezette behandeling bij De Waag;
- dat verdachte middellijk noch onmiddellijk contact zal zoeken met het slachtoffer [slachtoffer];
- dat verdachte zich niet meer zal ophouden in de gemeenschappelijke poort achter zijn huis.
In het kader van het verplicht reclasseringscontact heeft de officier van justitie tevens gevorderd dat aan de jeugdreclassering de opdracht zal worden gegeven tot het verlenen van hulp en steun als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf geëist in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn geheel zal worden toegewezen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Bureau Jeugdzorg uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 23 oktober 2006, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn buurmeisje. Aan het begin van deze periode was zij 9 jaar oud en het heeft voortgeduurd tot haar 11e levensjaar. Verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van het overwicht dat hij – mede gelet op zijn leeftijd – had op het zeer jonge buurmeisje. Door de bedreigingen die verdachte steeds jegens het slachtoffer heeft geuit, heeft het slachtoffer anderen niet over het misbruik durven vertellen, waardoor het seksueel misbruik zo lang heeft kunnen voortduren.
Met het plegen van het seksueel misbruik heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden. Naar ter terechtzitting is gebleken heeft verdachtes handelen ernstige psychische gevolgen voor het slachtoffer.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een straf – zoals door de officier van justitie geëist – passend en geboden is.
De voorwaardelijke jeugddetentie dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast acht de rechtbank in navolging van het advies van Bureau Jeugdzorg verplichte begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk, ook als dit inhoudt het voortzetten van de reeds ingezette behandeling bij De Waag. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank acht de huidige situatie, waarin nog steeds confrontaties tussen verdachte en het slachtoffer plaatsvinden in de gemeenschappelijke poort/steeg achter de huizen, zeer ongewenst, met name nu een deel van de strafbare handelingen zich hier heeft afgespeeld. De rechtbank zal derhalve bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet mag ophouden in de gemeenschappelijke poort/steeg achter het huis van zijn ouders en dat van het slachtoffer. Een voorwaarde van die strekking zal de rechtbank dan ook verbinden aan de voorwaardelijk op te leggen straf.
Verder legt de rechtbank verdachte eveneens als bijzondere voorwaarde op een verbod om middellijk dan wel onmiddellijk contact te zoeken met het slachtoffer gedurende de proeftijd.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
6.3 Vordering benadeelde partij
Namens de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer] is door haar wettelijk vertegenwoordiger een vordering tot schadevergoeding van € 4.863,46 ingediend wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Dit bedrag wordt door de benadeelde partij als partiële vergoeding oftewel als voorschot gevorderd op de volledige schade. De materiële schade in de zin van reiskosten, telefoonkosten, verzorgingskosten, parkeerkosten en kosten voor rechtsbijstand bedraagt vooralsnog €1.363,46. Het gevorderde voorschot op de immateriële schade bedraagt € 3.500,--.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen bij de posten 2 t/m 5 als materiële schade is gevorderd rechtstreeks is voortgevloeid uit het bewezen verklaarde feit en, gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting, eenvoudig is vast te stellen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat hetgeen bij post 1 (voorschot smartengeld) is gevorderd naar redelijkheid en billijkheid dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-- (als voorschot op de vergoeding van de immateriële schade).
De rechtbank zal derhalve het totale schadebedrag vaststellen op € 3.263,46.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op € 600,-.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvangen in haar vordering, nu deze schade niet eenvoudig is vast te stellen.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.263,46, subsidiair 65 dagen jeugddetentie.
Daarbij strekken betalingen aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij in mindering op de verplichting tot betaling aan de Staat en strekken betalingen aan de Staat in mindering op de verplichting tot betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 77a, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 244 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 132 DAGEN.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 120 DAGEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte niet naleeft de volgende bijzondere voorwaarden:
* dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, Afdeling Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, thans in de persoon van mevrouw [medewerkster jeugdreclassering], ook als zulks inhoudt dat verdachte de reeds ingezette therapie bij De Waag zal voortzetten.
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
* dat hij gedurende de proeftijd middellijk noch onmiddellijk contact zal zoeken met het slachtoffer [slachtoffer];
* dat hij zich gedurende de proeftijd niet meer zal ophouden in de gemeenschappelijke poort/steeg achter zijn huis en dat van het slachtoffer.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Beveelt de opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis nu de duur van die voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 80 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 3.263,46 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 600,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.263,46, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 65 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Robert, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. Mateman en Burg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Leeuwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2006.