ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3542

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
319048 CV EXPL 06-4886
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vervangende premie door ziekenfonds na onterecht geïnde premie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, heeft de kantonrechter op 14 december 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen N.V. (hierna: PWZ) en een gedaagde partij. De zaak betreft een vordering van PWZ tot betaling van een vervangende premie van € 418,46, die aan de gedaagde was opgelegd wegens onterecht ingeschreven zijn als ziekenfondsverzekerde. De gedaagde had gedurende de periode van 1 januari 2002 tot 31 juli 2003 bij PWZ ingeschreven gestaan, maar was ten onrechte als ziekenfondsverzekerde ingeschreven vanwege het overschrijden van de loongrens. PWZ had de gedaagde een boete opgelegd en had daarnaast onterecht geïnde premies terugbetaald, maar de aanvullende premie was niet terugbetaald.

De kantonrechter oordeelde dat PWZ terecht de vervangende premie in rekening had gebracht, maar dat het ziekenfonds had moeten verrekenen met de terugbetaalde bedragen. De rechter stelde vast dat de gedaagde niet tijdig PWZ op de hoogte had gesteld van zijn gewijzigde situatie, wat hem niet disculpeerde. De rechter vond het echter onbegrijpelijk dat PWZ niet direct tot verrekening was overgegaan, wat leidde tot onnodige bijkomende kosten. Daarom werden de buitengerechtelijke kosten en proceskosten voor rekening van PWZ gesteld.

De uitspraak leidde tot de veroordeling van de gedaagde tot betaling van de vervangende premie, met wettelijke rente, en PWZ werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 319048 CV EXPL 06-4886
datum uitspraak: 14 december 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen N.V.
te Utrecht
eisende partij
hierna te noemen PWZ
gemachtigde deurwaarder C.W.M. Stam
tegen
[gedaagde]
te [adres],
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde: geen (procedeert in persoon).
De procedure
PWZ heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
PWZ vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan PWZ te betalen de somma van € 501,71 met (verdere) rente en kosten.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [gedaagde] heeft gedurende de periode 1 januari 2002 tot 31 juli 2003 bij PWZ ingeschreven gestaan als ziekenfondsverzekerde. Tevens was gedurende die periode een aanvullende ziekenfondsverzekering van kracht.
2. Gedurende de hiervoor bedoelde periode was [gedaagde] evenwel wegens het overschrijden van de loongrens ten onrechte ingeschreven als ziekenfondsverzekerde. Van die mutatie is door de werkgever van [gedaagde] weliswaar een verklaring opgesteld, bestemd voor PWZ, maar die heeft PWZ nimmer bereikt. [gedaagde] heeft evenmin zelf bericht verzonden aan PWZ, waartoe hij wel verplicht was.
3. Nadat de fout was uitgekomen en PWZ daarover door [gedaagde] was bericht, heeft PWZ aan [gedaagde] de wettelijk voorgeschreven boete wegens onrechtmatige inschrijving opgelegd (vervangende premie) ad € 418,46. De over die periode ten onrechte geïncasseerde nominale premie ad € 374,50 alsmede de inmiddels (eveneens ten onrechte) geïncasseerde nominale premie over de maand augustus 2003, tezamen een bedrag groot € 422,70 werd door PWZ aan [gedaagde] terugbetaald. De over die periode geïncasseerde aanvullende premie werd niet terugbetaald.
4. De hiervoor onder 3. bedoelde boete/vervangende premie is niettegenstaande herhaalde aanmaning niet door [gedaagde] betaald.
De beoordeling van het geschil
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat over de hiervoor bedoelde periode in totaal € 734,85 premie is voldaan, waarvan slechts € 422,15 is terugbetaald, zodat hij nog € 312,15 van PWZ tegoed zou hebben. Dat tegoed wil hij verrekenen met de boete/vervangende premie, waarmee hij het overigens nog steeds niet eens is, zodat nog slechts € 106,31 te betalen overblijft. Hij beklaagt zich er verder over dat PWZ eerst € 422,70 terugbetaalt en vervolgens een incassozaak begint. Als PWZ gewoon had verrekend had dat allemaal niet gehoeven.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Om te beginnen moet worden vastgesteld dat [gedaagde] terecht boete/vervangende premie in rekening is gebracht over de periode dat hij ten onrechte als ziekenfondsverzekerde bij PWZ ingeschreven heeft gestaan. Het was aan [gedaagde] om PWZ zelf tijdig op de hoogte te brengen van de wegens overschrijding van de loongrens veranderde situatie. Dat hij in deze heeft vertrouwd op zijn werkgever disculpeert hem niet.
Vervolgens moet worden vastgesteld dat PWZ terecht is overgegaan tot creditering van de ten onrechte geïncasseerde nominale premie, waarvoor immers de boete/vervangende premie in de plaats was gekomen. Anders dan kennelijk door [gedaagde] aangenomen was PWZ echter niet verplicht om de over die periode geïncasseerde aanvullende premie te crediteren, waarvoor zij overigens (onbetwist) risico heeft gelopen en uitkeringen heeft gedaan. Per saldo viel dus slechts € 422,70 te verrekenen.
Aan [gedaagde] moet echter wèl worden toegegeven dat onbegrijpelijk is waarom PWZ niet direct is overgegaan tot verrekening van die terug te betalen € 422,70 met de opgelegde boete/vervangende premie van € 418,46. Kennelijk heeft PWZ ervoor gekozen om haar administratie dusdanig in te richten dat zij geld terugbetaalt aan mensen van wie zij tegelijkertijd nog geld tegoed heeft. Dat moet PWZ in zoverre zelf weten, dat dit niet in de weg staat aan toewijzing van haar aldus niet verrekende vordering met rente, maar een en ander heeft naar mijn oordeel wel consequenties voor de gevorderde bijkomende kosten, die zo bezien onnodig zijn veroorzaakt. Ik zal die dan ook voor rekening laten van PWZ. Dat geldt eveneens voor de proceskosten.
Beslissing
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan PWZ te betalen de somma van € 418,46 met de wettelij-ke rente daarover vanaf de dag dat gedagvaard is tot de dag dat alles betaald is.
PWZ wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 50,--.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.