ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3152

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501177-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Brouwer
  • mrs. Toeter
  • Pott Hofstede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van heroïne door koerier met vernietigde koffer

In deze strafzaak heeft de rechtbank Haarlem op 24 november 2006 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 september 2006 te Schiphol opzettelijk heroïne heeft ingevoerd. De raadsman van de verdachte betoogde dat de in beslag genomen koffer, waarin de heroïne was verstopt, van het bewijs moest worden uitgesloten omdat deze inmiddels was vernietigd. Hierdoor zou de verdediging niet meer kunnen controleren of de koffer voldeed aan de criteria voor bewijs. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte op 12 september 2006 vrijwillig afstand had gedaan van de koffer. De officier van justitie had op 22 september 2006 opdracht gegeven om met de koffer te handelen alsof deze onttrokken was aan het verkeer. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een ernstige inbreuk op de procesorde en dat het verzoek van de raadsman om de koffer mee te nemen niet tijdig was gedaan.

De rechtbank oordeelde verder dat de verklaring van de verdachte, dat hij niet wist dat er heroïne in de koffer zat, niet geloofwaardig was. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd, wat leidde tot de conclusie dat hij de waarheid wilde verhullen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet door een aanzienlijke hoeveelheid heroïne in Nederland te brengen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, waaronder geld en vliegtickets, die verband hielden met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/501177-06
Uitspraakdatum: 24 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 12 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3.139,50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de onder verdachte in beslaggenomen koffer met de daarin verstopte heroïne van het bewijs dient te worden uitgesloten en verdachte, gelet op zijn ontkennende verklaring en bij gebreke van ander bewijs, dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de koffer inmiddels blijkt te zijn vernietigd, zodat thans niet meer gecontroleerd kan worden of de koffer voldoet aan de criteria dat het voor iedereen duidelijk moet zijn geweest dat er een dubbele bodem in de koffer zat. Nu deze controlemogelijkheid de verdediging is onthouden is sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde en dient dit onherstelbare verzuim tot bewijsuitsluiting te leiden, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Allereerst overweegt de rechtbank dat verdachte op 12 september 2006 vrijwillig schriftelijk afstand heeft gedaan van de in beslaggenomen koffer en dat vervolgens op 22 september 2006 door de officier van justitie in dit arrondissement opdracht is gegeven met de in beslaggenomen koffer te handelen als ware die onttrokken verklaard aan het verkeer. In aanmerking genomen dat pas nadien, te weten op 5 oktober 2006, de raadsman de officier van justitie heeft verzocht de koffer op de zitting mee te nemen, kan niet worden gezegd dat het Openbaar Ministerie door niet te voldoen aan voormeld op 5 oktober 2006 gedaan verzoek van de raadsman, een inbreuk, laat staan een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er heroïne in de koffer verstopt was niet geloofwaardig is. Verdachte heeft, althans op belangrijke detailpunten, wisselende verklaringen afgelegd, waaruit de rechtbank de conclusie trekt dat verdachte de waarheid wil doen verhullen, namelijk dat hij van het heroïnetransport geweten heeft. Een nader onderzoek aan de koffer mist derhalve voor de bewezenverklaring iedere relevantie, zodat ook daarom het verweer van de raadsman dient te falen,
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan
in dier voege dat
hij op 12 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 3.139,50 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1. Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en veroordeling van verdachte terzake tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslaggenomen simkaarten, twee mobiele telefoontoestellen, een videocamera en videobanden aan verdachte worden geretourneerd. Met betrekking tot de overige onder verdachte in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne. Blijkens het dossier betreft het een hoeveelheid van 3.139,50 gram. Heroïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
De op te leggen straf is van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank aanleiding ziet in deze dezelfde richtlijnen als ten aanzien van de straftoemeting voor invoer van cocaïne te hanteren.
6.3. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten
€ 800,-- dient te worden verbeurdverklaard. Bewezen is verklaard, dat verdachte die vreemdeling is, aan wie het verblijf in Nederland niet zonder meer is toegestaan, opzettelijk heroïne in Nederland heeft gebracht. Ten behoeve van de inreis in Nederland diende verdachte daarom over geld te beschikken Voorts kan het niet anders dan dat verdachte voor het drugstransport enige beloning zou ontvangen. Aangenomen moet worden dat het bij verdachte aangetroffen en hem toebehorende geldbedrag, met name gelet op de hoogte daarvan, tot het begaan van het bewezenverklaarde feit heeft gediend en/of geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde feit is verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, twee instapkaarten, twee claimtags en een bagagelabel dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. 2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
– nr. 5: 1.00 STK vliegticket KLM;
– nr. 6: 1.00 STK instapkaart NAHCO, route Ams-Madrid;
– nr. 7: 1.00 STK instapkaart NAHCO, route Lagos-Ams;
– nr. 8: 1.00 STK claimtag Air Europa;
– nr. 9: 1.00 STK claimtag KLM:
– nr. 10: 1.00 STK label KLM bagage
– nr. 17: Nederlands geld, 100,00 euro;
– nr. 18: Nederlands geld, 700,00 euro.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
– nr. 13: 4.00 STK simkaart Vodafone;
– nr. 14: 1.00 STK simkaart Amena;
– nr. 15: 1.00 STK mobiel telefoontoestel Samsung, imei nr. 354363003042086;
– nr. 16: 1.00 STK mobiel telefoontoestel Samsung, imei nr. 3593080005495600;
– nr. 21: 1.00 STK videocamera Panasonic;
– nr. 22: 3.00 STK videoband Sony.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Brouwer, voorzitter,
mrs. Toeter en Pott Hofstede, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier Van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 november 2006.