RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/094156-03
Uitspraakdatum: 27 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 juli 2006, 18 september 2006, 7 november 2006, 9 november 2006 en 13 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord – HvB Zwaag, Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven (bijlage I a,b,c).
Op de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is de omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting aangepast. Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd dat:
[Zaaksdossier 02: Transport heroïne vanuit Turkije in april 2004 en de levering van 5 kilo heroine aan [medeverdachte 1]]
hij in of omstreeks de maand april 2004, althans in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 31 maart 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (vanuit Turkije) binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 200 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 28 februari 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht (aan) en/of afgeleverd (bij) en/of vervoerd (naar) ([medeverdachte 1]),in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
[Zaaksdossier 47: voorhanden hebben 190 gram versnijdingsmiddel]
hij op of omstreeks 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), opzettelijk (in perceel [adres 1]) ongeveer 190 gram poedermengsel (van paracetamol en coffeïne) voorhanden gehad;
[Zaaksdossier 05: Meermalen uitvoer van heroïne naar Groot-Brittannië]
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (naar Groot-Brittannië) (een) hoeveelhe(i)den van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een of meer geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) geldbedrag(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
[Zaaksdossier 13: Transport [medeverdachte 2] naar Zwitserland]
hij op of omstreeks 10 oktober 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Zwitserland heeft gebracht
- ongeveer 949 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
- ongeveer 154 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1.774 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, (elk) (een) middelen) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 18 augustus 2005 te Amsterdam, om (een) feit(en), bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij verdachte opzettelijk aan [b[medeverdach[medeverdachte 1] gevraagd een accu te leveren en/of te preparen en/of gereed te maken en/of geschikt te maken (voor het verbergen en/of vervoeren van 25.000 althans een aantal pillen);
[Zaaksdossier 15: magazijnen en munitie in de woning]
hij op of omstreeks 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een of meer wapens van categorie III, te weten twee, althans een, magazijn(en), en/of munitie van categorie III, te weten 12 patronen (9mm.x 19), voorhanden heeft gehad;
[Zaaksdossier 30: de criminele organisatie]
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 1994 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Turkije en/of te Groot-Brittannie en/of te Zwitserland en/of elders in Europa, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroine, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- witwassen.
2. Voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor wat betreft feit 6, vanwege de summiere en onvoldoende feitelijke omschrijving van dit feit. De raadsman stelt dat in de tenlastelegging niet de personen worden genoemd die ook deel zouden uitmaken van de criminele organisatie. Voorts staan in de tenlastelegging als pleegplaatsen genoemd Nederland, Turkije, Groot-Brittannië en Zwitserland. Hierdoor is niet duidelijk of wordt gedoeld op een Nederlandse organisatie rond verdachte of op een organisatie die zich uitstrekt tot Turkije.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt te dien aanzien als volgt.
De omschrijving van het onder 6 tenlastegelegde feit, in samenhang met zaaksdossier 30 waarnaar in de kop boven de tenlastelegging wordt verwezen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende geconcretiseerd en voldoet aan de eisen van art. 261 van het Wetboek van Strafvordering. Tegen de achtergrond van het dossier is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk wat verdachte verweten wordt en in het bijzonder tot welke organisatie hij zou hebben behoord en op het plegen van welke misdrijven die organisatie zich richtte. Bovendien is ter terechtzitting gebleken dat voor verdachte voldoende duidelijk was waartegen hij zich diende te verweren, zodat het ontbreken van een nadere precisering geen nietigheid van de dagvaarding met zich brengt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3a. Vrijspraak
Aan verdachte is onder 3 primair tenlastegelegd dat hij zich - kort gezegd – meermalen zou hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke uitvoer naar Engeland van heroïne. Uit de zich in zaaksdossier 5 bevindende stukken kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte contacten had met medeverdachte [medeverdachte 1] die betrokken was bij een aantal van dergelijke transporten in het bijzonder in de periodes dat die transporten plaatsvonden. Bovendien moet daaruit worden opgemaakt dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] heroïne naar Engeland bracht of liet brengen. Echter, uit de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte valt niet af te leiden dat verdachte zelf ook betrokken was bij die transporten in de zin dat sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met andere betrokkene(n). Mogelijk hebben die gesprekken slechts betrekking gehad op een geldbedrag dat [medeverdachte 1] volgens zijn eigen verklaring nog schuldig was aan verdachte. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat verdachte zich aan de onder 3 primair tenlastegelegde uitvoer heeft schuldig gemaakt, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
Aan verdachte is onder 4 primair tenlastegelegd dat hij zich – kort gezegd – op 10 oktober 2005 zou hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijk uitvoer van heroïne, cocaïne en XTC-pillen naar Zwitserland. Uit de zich in zaaksdossier 13 bevindende stukken blijkt dat verdachte een gesprek heeft gevoerd met medeverdachte [medeverdachte 1] over het prepareren van een accu voor het verbergen van pillen. Ook blijkt uit het dossier dat verdachte naar medeverdachte [medeverdachte 2] heeft geïnformeerd toen gebleken was dat hij was aangehouden. De rechtbank acht dit echter onvoldoende om een bewuste en nauwe samenwerking bij deze tenlastegelegde uitvoer bewezen te achten. Dit betekent dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
3b. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
hij in de periode van 01 januari 2003 tot en met 31 maart 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en
in de periode van 01 januari 2005 tot en met 28 februari 2005 te Amsterdam of elders in Nederland opzettelijk heeft afgeleverd aan [medeverdachte 1] een hoeveelheid van ongeveer 5 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken van heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk in perceel [adres 1] ongeveer 190 gram poedermengsel van paracetamol en coffeïne voorhanden gehad;
hij in de periode van 01 januari 2005 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, een of meer geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) geldbedrag(en) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op 18 augustus 2005 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I te bevorderen,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen,
immers heeft hij verdachte opzettelijk aan [medeverdachte 1] gevraagd een accu te leveren en/of te preparen en/of gereed te maken en/of geschikt te maken voor het verbergen en/of vervoeren van 25.000 pillen;
hij op 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, wapens van categorie III, te weten twee magazijnen, en munitie van categorie III, te weten 12 patronen (9mm.x 19), voorhanden heeft gehad;
hij in de periode van 01 februari 1994 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- witwassen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3 subsidiair:
opzetheling, een of meermalen gepleegd;
feit 4 subsidiair:
een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 6:
het als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie en motivering van de straf
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenlastegelegde feiten bewezen geacht en gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een zeer lange tijd, namelijk ongeveer tien jaar lang, in Nederland deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met onder meer (internationaal) transport, handel en opslag van (aanzienlijke) hoeveelheden harddrugs, voornamelijk heroïne, alsmede witwassen.
Heroïne is schadelijk voor de gezondheid van personen, terwijl witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast.
Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit in Europa, in het bijzonder in Nederland. Voorts heeft hij er aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie werden onttrokken.
In deze criminele organisatie vervulde iedere deelnemer zijn eigen rol. Verdachte was de leider van de organisatie. Hij organiseerde transporten en stuurde leden van de organisatie aan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich bij de feitelijke uitvoer van de verboden handelingen op de achtergrond hield en daarmee de daaraan verbonden risico's afwentelde op personen die hij bij zijn lucratieve illegale praktijken betrok.
Binnen de criminele organisatie was sprake van een sfeer van intimidatie en angst. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er bij een aantal leden van de organisatie, waaronder verdachte, vuurwapens zijn aangetroffen en uit het feit dat een aantal leden van de organisatie heeft verklaard bang te zijn dat henzelf of hun gezin iets zou worden aangedaan, nu zij over de criminele organisatie en diens leden een verklaring hebben afgelegd. Overigens is niet gebleken dat er daadwerkelijk fysiek geweld is gebruikt. Voorts was sprake van een professionele werkwijze, mede gelet op de wijze waarop men communiceerde (vanuit telefooncellen, met versluierd taalgebruik) en de frequentie waarmee men zaken deed.
De rechtbank neemt in aanmerking dat een organisatie als de onderhavige – gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen - de rechtsorde ondermijnt. Kenmerkend voor zo’n organisatie is dat het –door het bestaan van een samenwerkingsverband- criminaliteitbevorderend werkt. Hierbij dient te worden betrokken dat door de ontplooide activiteiten grote illegale geldstromen plegen te worden gegenereerd.
Verdachte heeft een aandeel gehad in de verspreiding van verdovende middelen waarbij hij, naar de rechtbank concludeert, zijn eigen belang, geldelijk gewin, heeft voorop gesteld en daarmee geen oog heeft gehad voor de schade voor de samenleving die uit het gebruik van dergelijke drugs en uit witwaspraktijken die daarmee samengaan kunnen voortvloeien.
Verdachte was daarnaast concreet betrokken bij de invoer naar Nederland van een grote hoeveelheid heroïne en heeft ongeveer 5 kilo heroïne geleverd aan medeverdachte [medeverdachte 1].
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen, gericht op het uitvoeren van verdovende middelen naar Zwitserland. Voorts is bij verdachte versnijdingsmiddel aangetroffen.
Tenslotte heeft verdachte geldbedragen verworven en voorhanden gehad, waarvan moet worden aangenomen dat deze bedragen met drugstransporten waren verdiend.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank minder feiten bewezen zal verklaren dan de officier van justitie bewezen acht.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57, 140, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 en 10a van de Opiumwet.
26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3b. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ELF JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Grosheide, voorzitter,
mrs. Van Andel en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. Van der Zalm en De Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2006.