ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3147

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/094160-03
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Grosheide
  • mrs. Van Andel
  • mr. Van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en handel in heroïne

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was betrokken bij de handel in heroïne en had gedurende een periode van meer dan drie jaar deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met de internationale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten, waaronder het verkopen, afleveren en vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden heroïne. De verdediging voerde aan dat bepaalde bewijsmiddelen, zoals afgeluisterde telefoongesprekken, onrechtmatig verkregen waren, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) voldoende grondslag bood voor het afluisteren van de telefoongesprekken. Daarnaast werd de verklaring van een getuige, die door de verdediging als onbetrouwbaar werd bestempeld, wel als bewijs geaccepteerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van andere feiten wel gerechtvaardigd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De rechtbank benadrukte de schadelijke impact van heroïne op de volksgezondheid en de ondermijning van de rechtsorde door de activiteiten van de organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/094160-03
Uitspraakdatum: 27 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 juli 2006, 18 september 2006, 7 november 2006 en 13 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard,
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven (bijlage I a t/m e).
Op de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is de tenlastelegging ter terechtzitting aangepast. Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
[Zaaksdossiers 3-11-32: Handel in verdovende middelen]
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2002 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne, in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
PRIMAIR:
[Zaaksdossier 6-7 en 44: Heroinepers op de [adres 1] te Zaandam + bereidingsbenodigdheden in perceel [adres 2] te Zaandam]
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2005 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende heroïne, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
SUBSIDIAIR:
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of elders in Nederland en/of te Turkije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit (en),
immers heeft hij verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), opzettelijk
- een persmachine vanuit Turkije naar (de [bedrijf 1] in)Zaandam laten vervoeren en/of
- deze persmachine vervoerd (van de [bedrijf 1]) naar perceel [adres 1] te Zaandam en/of
- deze persmachine in voornoemd perceel [adres 1] te Zaandam geplaatst en/of
- deze persmachine in voornoemd perceel [adres 1] te Zaandam voorhanden gehad en/of onderhouden
en/of (in perceel [adres 2] te Zaandam)
- een electrische koffiemolen en/of een of meer zeven en/of een weegschaal en/of een vuistje en/of een deegroller en/of tape en/of een bovenplaat en/of een mal en/of drie blokken hout en/of twee stofmaskers en/of ongeveer 2.270 gram poedermengsel (paracetamol en/of coffeïne) voorhanden gehad;
3.
[Zaaksdossier 48: Heroine op de [adres 3] te Zaandam]
hij op of omstreeks 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in perceel [adres 3] te Zaandam) ongeveer 4.252 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
PRIMAIR:
[Zaaksdossier 50: uitvoer 37,5 kilo heroïne naar België door [betrokkene]]
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 19 september 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 38 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
althans
op of omstreeks 17 september 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
SUBSIDIAIR:
hij in of omstreeks de periode van 05 tot en met 19 september 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 50 kilogram, althans een hoeveelheid, heroïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), opzettelijk
- ontmoetingen bijgewoond en/of gehad aangaande en/of (telefoon)gesprekken gevoerd en/of aan SMS-verkeer deelgenomen over voornoemde hoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of
- (eerst) een hoeveelheid van ongeveer 1,5 kilo heroïne in ontvangst genomen en/of overgenomen en/of
- (vervolgens) (een dag later) ongeveer 1 kilo heroïne (weer) (terug) heeft gebracht en/of geleverd (aan de perso(o)n(en), van wie de 1,5 kilo heroïne in ontvangst was genomen);
5.
[Zaaksdossier 30: de criminele organisatie]
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2002 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Turkije en/of te Groot-Brittannië en/of te Zwitserland en/of elders in Europa, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- witwassen;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3a. Vrijspraak
Aan verdachte is onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegd dat hij zich - kort gezegd – zou hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van het afleveren van 38 kilo heroïne, althans anderhalve kilo, dan wel het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe in september 2005. Uit de zich in zaaksdossier 50 bevindende stukken kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte contacten had met personen die mogelijk betrokken waren bij de aflevering van 38 dan wel anderhalve kilo heroïne, in de periode dat die aflevering heeft plaatsgevonden. Het betreft telefoongesprekken in verhullende taal waaruit kan worden afgeleid dat er blijkbaar iets viel te verbergen. Echter, de rechtbank is van oordeel dat bewezenverklaring van daadwerkelijke betrokkenheid bij de tenlaste gelegde afleveringen een te vergaande interpretatie van die telefoongesprekken zou vergen, welke interpretatie niet kan worden onderbouwd met overige bewijsmiddelen, die ontbreken. Om die reden moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
3b. Verweren met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het niet geoorloofd is op basis van alleen CIE-informatie telefoongesprekken af te luisteren. Alle afgeluisterde telefoongesprekken dienen derhalve van het bewijs te worden uitgesloten omdat deze onrechtmatig zijn verkregen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
In het dossier bevindt zich een aantal processen-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) (proces-verbaal van relaas onderzoek pagina 37 e.v.) waaruit blijkt dat in de periode 2000 tot en met begin 2005 meermalen informatie bij de CIE is binnengekomen over een organisatie rond [medeverdachte 1] die zich zou bezighouden met de handel in verdovende middelen. Hierbij werd ook de naam van verdachte een aantal keer genoemd. Het betrof een veelheid aan informatie die is binnengekomen over een langere periode, en die bovendien vrij concreet en consistent was, zodat zij voldoende grondslag vormde voor de start van het opsporingsonderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris dan ook in redelijkheid machtigingen tot het afluisteren van de telefoongesprekken kunnen afgeven. Dat in een aantal gevallen de betrouwbaarheid van de informatie niet kon worden getoetst, doet daaraan niet af.
Voorts heeft de raadsman met betrekking tot feit 3 gesteld dat de verklaring van getuige [medeverdachte 2] niet als bewijs kan worden gebruikt. De raadsman voert hiertoe aan dat [medeverdachte 2] tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat bepaalde door hem gedane uitspraken tijdens zijn verhoren door de politie niet goed zijn weergegeven in het proces-verbaal van de politie. [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de naam van verdachte nooit heeft genoemd, terwijl dit wel zou kunnen worden afgeleid uit dit proces-verbaal. Nu [medeverdachte 2] niet ter terechtzitting door de rechtbank over dit feit is gehoord, dient de rechtbank verdachte van dit feit vrij te spreken bij gebrek aan overige bewijsmiddelen, dan wel de zaak aan te houden om [medeverdachte 2] alsnog ter zitting als getuige te horen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verklaring van getuige [medeverdachte 2] wel degelijk tot het bewijs kan worden gebezigd, nu getuige [medeverdachte 2] zijn verklaring over verdachte bij de politie afgelegd, tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris niet ondubbelzinnig heeft ingetrokken of gewijzigd. Immers, getuige [medeverdachte 2] heeft zich, nadat hij de belofte had afgelegd dat hij de waarheid zal spreken, op zijn verschoningsrecht beroepen toen de rechter-commissaris hem vroeg of het de waarheid is dat hij niets met verdachte te maken heeft gehad. Overigens wordt een groot deel van de belastende verklaringen die [medeverdachte 2] over verdachte heeft afgelegd, bevestigd door hetgeen medeverdachte [medeverdachte 3] over verdachte heeft verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden om [medeverdachte 2] als getuige ter zitting te horen.
3c. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij in de periode van 01 juni 2002 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
PRIMAIR:
hij in de periode van 01 juni 2005 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad in perceel [adres 3] te Zaandam ongeveer 4.252 gram van een materiaal bevattende heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij in de periode van 01 juni 2002 tot en met 22 november 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam en/of te Turkije, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of,
- het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- witwassen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie en motivering van de straf
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenlastegelegde feiten bewezen geacht en gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ruim drie jaar lang deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met onder meer (internationaal) transport, handel en opslag van (aanzienlijke) hoeveelheden harddrugs, voornamelijk heroïne, alsmede witwassen. Heroïne is schadelijk voor de volksgezondheid, terwijl witwassen de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast.
Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit in Europa, in het bijzonder in Nederland. Voorts heeft hij er aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie werden onttrokken.
In deze organisatie vervulde iedere deelnemer zijn eigen rol. Verdachte zat hoog in de hiërarchie van de organisatie. Verdachte stuurde andere leden van de organisatie aan bij de leveringen van heroïne en de betalingen daarvan. Hij hield zich voorts bezig met het laten testen van heroïne en het afzetten van heroïne aan dealers. Het ging daarbij om aanzienlijke hoeveelheden. Daarnaast heeft verdachte zich bezig gehouden met het bewerken en verwerken van heroïne. Tenslotte is bij een doorzoeking in de woning van de moeder van medeverdachte [medeverdachte 2] ruim 4 kilo heroïne aangetroffen, welke heroïne in opdracht van verdachte aldaar was opgeslagen.
De rechtbank merkt op dat binnen de criminele organisatie sprake was van een sfeer van intimidatie en angst. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er bij een aantal leden van de organisatie vuurwapens zijn aangetroffen en uit het feit dat een aantal leden van de organisatie heeft verklaard bang te zijn dat henzelf of hun gezin iets zou worden aangedaan, nu zij over de criminele organisatie en diens leden een verklaring hebben afgelegd. Overigens is niet gebleken dat er daadwerkelijk fysiek geweld is gebruikt. Voorts was sprake van een professionele werkwijze binnen de organisatie, mede gelet op de wijze waarop men met elkaar communiceerde (vanuit telefooncellen, met versluierd taalgebruik) en de frequentie waarmee men zaken deed.
De rechtbank neemt in aanmerking dat een organisatie als de onderhavige – gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen - de rechtsorde ondermijnt. Kenmerkend voor zo’n organisatie is dat het –door het bestaan van een samenwerkingsverband – criminaliteitsbevorderend werkt. Hierbij dient te worden betrokken dat door de ontplooide activiteiten grote illegale geldstromen plegen te worden gegenereerd. Verdachte heeft zodoende een aandeel gehad in de verspreiding van verdovende middelen waarbij hij, naar de rechtbank concludeert, zijn eigen belang, geldelijk gewin, heeft voorop gesteld en daarmee geen oog heeft gehad voor de schade voor de samenleving die uit het gebruik van dergelijke drugs en uit witwaspraktijken die daarmee samengaan kunnen voortvloeien.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank niet alle feiten bewezen zal verklaren die de officier van justitie bewezen acht.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57, 140 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10, van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het 4 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair, 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals
hiervoor onder 3c. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Grosheide, voorzitter,
mrs. Van Andel en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. Van der Zalm en De Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2006.