ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3026

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630581-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Pott Hofstede
  • Verpalen
  • Malsch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutel en valse aangifte door servicemonteur

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met een valse sleutel en het doen van een valse aangifte. De verdachte had gedurende een periode van bijna drie jaar geldbedragen weggenomen uit de kluis van de praktijk van zijn broer, waarbij hij gebruik maakte van een sleutel die hij had, maar die hij onbevoegd gebruikte. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat er geen sprake was van een valse sleutel, en stelt vast dat het onbevoegd gebruik van een sleutel deze tot een valse sleutel maakt. De verdachte heeft in totaal ongeveer € 37.500,-- gestolen. Daarnaast heeft hij bij zijn vorige werkgever goederen verduisterd en een valse aangifte van diefstal gedaan om verdenking te voorkomen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte het vertrouwen van zijn broer en werkgever ernstig heeft beschaamd en hen financiële schade heeft toegebracht. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. De rechtbank legt uiteindelijk een taakstraf op van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank houdt rekening met de spijt van de verdachte, zijn therapie en de terugbetaling van een deel van het gestolen bedrag aan zijn broer.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630581-05
Uitspraakdatum: 27 oktober 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2002 tot 3 augustus 2005 te Purmerend met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis (die zich bevindt in de behandelkamer van de [praktijk]) (telkens) heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal ongeveer 60.000 euro), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [praktijk], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2004 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [medewerker], medewerker publieksopvang van de politie Zaanstreek Waterland, wijktem Koog/Zaandijk opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal door middel van braak en/of verbreking van een hoeveelheid gereedschap en/of een fotocamera en/of twee ordners uit/vanaf een bedrijfsauto in de periode van 10 oktober 2004 tot en met 11 oktober 2004 te Zaandam;
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2004 tot en met 11 oktober 2004 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk een hoeveelheid gereedschap en/of een digitale camera en/of een twee ordners, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan installatiebedrijf [installatiebedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als servicemonteur, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 1 moet worden vrijgesproken waar het de kwalificerende omstandigheid "met een valse sleutel" betreft. Immers, zo heeft de raadsman aangevoerd, verdachte heeft de kluis geopend met de daartoe bestemde sleutel. Er is derhalve geen gebruik gemaakt van een valse sleutel.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De raadsman gaat er aldus aan voorbij dat volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad 20 mei 1986, NJ 1987, 130) het onbevoegd gebruik van een sleutel, die sleutel tot een valse sleutel maakt.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2002 tot 3 augustus 2005 te Purmerend met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis die zich bevindt in de behandelkamer van de [praktijk] telkens heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 37.500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [praktijk], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij op 21 oktober 2004 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [medewerker], medewerker publieksopvang van de politie Zaanstreek Waterland, wijkteam Koog/Zaandijk opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal door middel van braak of verbreking van een hoeveelheid gereedschap en een fotocamera en twee ordners uit een bedrijfsauto in de periode van 10 oktober 2004 tot en met 11 oktober 2004 te Zaandam;
3.
hij in de periode van 10 oktober 2004 tot en met 11 oktober 2004 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk een hoeveelheid gereedschap en een digitale camera en twee ordners, die toebehoorden aan installatiebedrijf [installatiebedrijf], en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als servicemonteur onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
feit 2:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
feit 3:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1 Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de drie ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de door de reclassering te geven aanwijzingen en voorts verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, uitgebrachte rapport van 4 november 2005 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van bijna drie jaar geldbedragen weggenomen uit de kluis van de [praktijk] praktijk van zijn broer. Verdachte, die over een sleutel van de praktijk beschikte en aldus vrijelijk in en uit kon lopen, heeft met de door hem aldaar gevonden kluissleutel de kluis geopend en uit de daarin opgeborgen portemonnee en enveloppen telkens kleine stapeltjes papiergeld weggenomen. Hij deed dit naar eigen zeggen één tot twee keer per week. Verdachte heeft zulks gedurende lange tijd ongemerkt kunnen doen en is met deze diefstallen net zolang doorgegaan totdat hij betrapt werd. In totaal heeft verdachte een bedrag van ongeveer € 37.500,-- van zijn broer gestolen.
Daarnaast heeft verdachte bij zijn vorige werkgever goederen, die in een bedrijfsauto lagen, verduisterd. Kennelijk om te voorkomen dat zijn werkgever hem terzake zou verdenken, heeft verdachte een valse aangifte van diefstal gedaan.
Verdachte heeft aldus het vertrouwen dat zijn broer en zijn werkgever in hem stelden en ook mochten stellen, ernstig beschaamd en hen beide financiële schade toegebracht.
De rechtbank neemt ten voordele van verdachte in aanmerking dat hij het laakbare van zijn handelen inziet, zich erg schaamt voor wat hij zijn broer heeft aangedaan en inmiddels vrijwillig in therapie is bij De Waag. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een betalingsregeling heeft getroffen met zijn broer en al een groot deel van het gestolen bedrag aan hem heeft terugbetaald. Tenslotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank voortzetting van de behandeling bij de Waag, gecombineerd met verplicht contact met de Reclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 188, 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 160 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat 14 uren taakstraf in mindering worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER MAANDEN, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling dit nodig acht, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Waag.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Pott Hofstede, voorzitter,
mrs. Verpalen en Malsch, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2006.
Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.