ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2892
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Evers-Ederveen
- A. van Dam
- C. Baauw-de Bruijn
- Rechtspraak.nl
Mishandeling van partner en kind door verdachte in Beverwijk
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 26 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn vriendin en dochter. De verdachte heeft op 8 juli 2006 in Beverwijk een stoel naar zijn vriendin gegooid, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Daarnaast heeft hij zijn dochter een harde klap gegeven, wat ook pijn heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.
De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen beoordeeld. Ten eerste werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn vriendin, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De officier van justitie had deze feiten als bewezen beschouwd, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de bewijsstukken en het verhandelde tijdens de zitting niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.
Wel achtte de rechtbank bewezen dat de verdachte zijn vriendin had mishandeld door de stoel te gooien, en dat hij zijn dochter had geslagen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere beschuldigingen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn vriendin en dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De benadeelde partij, de dochter van de verdachte, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank de verdachte van de zwaardere beschuldigingen had vrijgesproken.