ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2719

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-6791, 06-6919 en 06-6933
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verkeersbesluit Aalsmeerderweg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 8 november 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een verkeersbesluit van het College van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Ridder, hebben bezwaar gemaakt tegen de gedeeltelijke afsluiting van de noordoostelijke aansluiting van de Aalsmeerderweg op de N201. Dit besluit, genomen op 22 juni 2004, was bedoeld om de verkeerssituatie te verbeteren en de doorstroming te bevorderen. Verzoekers stelden dat er onvoldoende rekening was gehouden met hun belangen en dat de belangenafweging onjuist was, omdat er te veel nadruk was gelegd op kostenbesparing.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen grond was voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit had kunnen komen. De rechter benadrukte dat de afweging van belangen, zoals de veiligheid van weggebruikers en de doorstroming van het verkeer, zorgvuldig was uitgevoerd. Verweerder had verschillende varianten onderzocht en gekozen voor de gedeeltelijke afsluiting, die als tijdelijk werd beschouwd en vooruitliep op een definitieve situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekers niet voldoende hadden aangetoond dat de door het verkeersbesluit veroorzaakte schade onevenredig was ten opzichte van de doelen die met het besluit werden gediend.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het besluit van verweerder. De verzoekers werden geadviseerd om, indien nodig, een afzonderlijk schadebesluit aan te vragen op basis van een onderbouwde specificatie van hun schade.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 06 - 6791, 06-6919 en 06-6933
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 november 2006
in de zaken van:
[verzoekers],
verzoekers,
gemachtigde: mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam
tegen:
het College van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2004, gepubliceerd op 20 augustus 2004, heeft verweerder onder meer beslist "de noordoostelijke aansluiting van de Aalsmeerderweg op de N201 gedeeltelijk fysiek af te sluiten, zodat het voor gemotoriseerd verkeer niet meer mogelijk is om van de Parallelle Kruisweg en de Aalsmeerderweg de N201 op te rijden, alsmede vanaf de N201 uit de richting Hoofddorp komend, en vanuit het zuidwesten via de Aalsmeerderweg komend, de Parallelle Kruisweg en de noordooselijke tak van de Aalsmeerderweg op te rijden".
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 30 augustus 2004, respectievelijk 30 september 2004 en 16 september 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluiten van 7 maart 2006 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bij brief van 17 april 2006, respectievelijk 13 april 2006 en eveneens 13 april 2006 beroep ingesteld. Bij brief van 16 augustus 2006 is door mr. Ridder, voornoemd, namens alle verzoekers tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 oktober 2006, alwaar [verzoekers zijn verschenen]. Zij worden bijgestaan door mr. Ridder, voornoemd.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Bes en ing. G.J. Beijer.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De in het onderhavige geval verkregen informatie is echter van dien aard dat wat betreft de beoordeling van de hoofdzaak nader onderzoek gewenst wordt geacht. Voor zover thans, teneinde de belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening te kunnen afwegen tegen het belang dat is gemoeid met een onmiddellijke uitvoering van het besluit, een beoordeling van de hoofdzaak plaatsvindt is dit oordeel voorlopig van aard.
2.3 Het in geding zijnde verkeersbesluit - de afsluiting van de noordoostelijke aansluiting van de Aalsmeerderweg op de N201 - maakt onderdeel uit van nog twee voorgenomen maatregelen om de verkeerssituatie in het gebied te verbeteren. Het betreft het voltooien van de ring rondom Schiphol door het verleggen van de Beech Avenue van Schiphol-Rijk naar de Rijkerstreek en de verbreding van de N201 naar 2 x 3 rijstroken. Verweerder is tot zijn besluit gekomen nadat hij ook de volgende varianten had onderzocht:
a. aanpassen van de kruising Aalsmeerderweg/N201/parallelle Kruisweg;
b. instellen éénrichtingsverkeer op de parallelle Kruisweg;
c. Dynamische afsluiting van de parallelle Kruisweg.
Bij de beoordeling van de verschillende varianten heeft verweerder verschillende aspecten laten meewegen, zoals de hoogte van de kosten, de effectiviteit en de verkeersveiligheid. Hoewel bij de gekozen variant de vrijheid van de weggebruikers wordt beperkt heeft verweerder een goede doorstroming van het verkeer, waarbij met name het openbaar vervoer en het bedrijfsvervoer gebaat is, zwaarder laten wegen.
Verweerder heeft zijn besluit - zakelijk weergegeven - als volgt gemotiveerd:
- de situatie is tijdelijk en loopt vooruit op de gehele afsluiting bij realisatie van de Beech Avenue;
- de doorstroming verbetert sterk;
- de oplossing is gemakkelijk te realiseren en is relatief goedkoop;
- de veiligheid van de fietser wordt centraal gesteld en
- de bereikbaarheid van de bedrijven en bewoners vanaf de N201 uit de richting Aalsmeer blijft mogelijk.
In de loop van de procedure heeft verweerder, teneinde te trachten de doorstroming te verbeteren, de parallelle Kruisweg ter hoogte van de Aalsmeerderweg met 60 cm verbreed. Op basis van een onderzoek, verricht door Telwerk BV heeft verweerder vastgesteld dat die verbreding niet tot een wezenlijk andere situatie heeft geleid, omdat door de wegverbreding het aantal voertuigen dat door groen rijdt slechts fractioneel is gestegen.
2.4 Verzoekers stellen allereerst dat niet duidelijk is welke bezwaren zijn meegewogen in de beslissing op bezwaar, omdat er zeven belanghebbenden zijn genoemd en er slechts vijf bezwaren zijn behandeld.
Ook stellen zij dat er onvoldoende gemotiveerd voorbij is gegaan aan de conclusie van ingenieur Stienstra van de Adviesgroep Verkeer & Infrastructuur dat er in de verkeersonderzoeken van november 2004 en februari 2005 een te korte onderzoeksperiode is gehanteerd om de wenselijkheid tot het nemen van een verkeersmaatregel goed te kunnen onderbouwen. Ook had volgens deze verkeersdeskundige de optie van tweerichtingsverkeer en een busbaan tenminste dienen te worden onderzocht.
Voorts stellen verzoekers dat er sprake is van een onjuiste belangenafweging, omdat er te veel gewicht is toegekend aan kostenbesparing. Ook de feiten op grond waarvan de belangenafweging plaatsvond zijn volgens verzoekers gewijzigd, omdat er een grote kans bestaat dat de realisering van de Beech Avenue na de omlegging van de N201 in verband met de realisatie van de parallelle kaagbaan niet meer nodig zal zijn en de omlegging van de N201 in ieder geval nog vele jaren zal duren. Tot slot zijn verzoekers van oordeel dat er sprake is van een onjuiste belangenafweging, omdat de (financiële) gevolgen voor verzoekers niet zijn meegewogen en dat het besluit onrechtmatig is, omdat er geen nadeelcompensatie is toegekend.
Eiser [X] stelt aanvullend dat de afsluiting pas gerealiseerd zou mogen worden na realisatie van de Beech Avenue en dat het besluit in strijd is met verweerders eigen beleid, omdat in de actuele ruimtelijke onderbouwing met het oog op een nog te nemen beslissing op bezwaren ex artikel 19, lid 1 WRO ter zake de aanleg van de Beech Avenue van 16 mei 2001 onder meer wordt gesteld dat na aanleg van de Beech Avenue in elk geval de noordelijke aansluiting van de Aalsmeerderweg op de N201 wordt afgesloten.
2.5 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.6 Artikel 2 Wegenverkeerswet (WVW) luidt, voor zover van belang:
"1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer".
2.7 Naar vaste jurisprudentie, zoals neergelegd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2000, no. 200001648/1, moet het treffen van een verkeersmaatregel als een normale maatschappelijke ontwikkeling worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van betrokkenen behoren te blijven. De bevoegdheid tot het nemen van verkeersmaatregelen kent ruime beoordelingsmarges, waarbinnen het daartoe bevoegde bestuursorgaan de belangen die bij het nemen van een verkeersbesluit zijn betrokken tegen elkaar afweegt. Dit neemt niet echter niet weg dat zich feiten en/of omstandigheden kunnen voordoen waardoor een individueel belang ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat het bestuursorgaan, na afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot het treffen van een verkeersmaatregel heeft kunnen besluiten, dan wel het nadeel daarvan redelijkerwijs niet ten laste van betrokkenen dient te blijven. Of zich een zodanige onevenwichtigheid in de belangenafweging voordoet, dient de rechter met terughoudendheid te toetsen.
2.8 De voorzieningenrechter acht geen grond aanwezig voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten zoals hij heeft gedaan, noch voor het oordeel dat het verkeersbesluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en genomen of dat daaraan anderszins zodanige gebreken kleven dat het in rechte geen stand kan houden. Verweerder heeft alvorens tot zijn keuze te komen verschillende varianten onderzocht en getracht door middel van een verbreding van 60 cm van de parallelle Kruisweg ter hoogte van de Aalsmeerderweg de doorstroming te verbeteren. Deze verbreding heeft niet tot het door verweerder gewenste resultaat geleid. Wat betreft de uiteindelijke keuze tussen de verschillende varianten heeft verweerder gekozen voor gedeeltelijke afsluiting, omdat die oplossing vooruit loopt op de definitieve situatie (volledige afsluiting), de doorstroming van het verkeer sterk verbetert, de oplossing gemakkelijk te realiseren is en relatief goedkoop is, terwijl de bereikbaarheid van de bedrijven en bewoners vanaf de N201 vanuit de richting Aalsmeer (nog) mogelijk blijft en de veiligheid van de fietser toeneemt.
2.9 Niet gebleken is dat het door verweerder aan zijn besluit ten grondslag gelegde onderzoek heeft plaatsgevonden op grond van naar algemene opvattingen onaanvaardbare inzichten ter zake of dat dit onderzoek anderszins op onzorgvuldige of ondeskundige wijze heeft plaatsgevonden. Niet valt dan ook in te zien dat verweerder zijn besluit niet op de uitkomsten van dit onderzoek mocht baseren. Verzoekers hebben gesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat niet zeker meer zou zijn dat de Beech Avenue nog wordt aangelegd. Door verweerder wordt dit uitdrukkelijk ontkend. In het voornemen tot het aanleggen van de Beech Avenue is volgens verweerder geen enkele verandering gekomen. De voorzieningenrechter ziet geen reden hieraan te twijfelen.
2.10 Verzoekers stellen dat verweerder na afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het treffen van de verkeersmaatregel hadden kunnen overgaan zonder het nadeel van het verkeersbesluit voor verzoekers te compenseren. Verzoekers lopen het risico schade te lijden, onder andere omzetderving, meer kilometers moeten omrijden, langere wachttijden bij de uitwegen enz.
2.11 Verweerder heeft aangegeven dat het gedeeltelijk afsluiten van de N201 voordat de Beech Avenue is gerealiseerd, invloed zal hebben op de bereikbaarheid van bewoners en bedrijven die aan de parallelle Kruisweg, maar dat uitgangspunt is geweest dat bewoners en bedrijven zonder meer bereikbaar moesten blijven. Na uitvoering van de gedeeltelijke afsluiting kan het verkeer uit Hoofddorp voor het bereiken van de parallelle Kruisweg gebruik maken van 2 kruisingen: de Fokkerweg en de Hoeksteen. Verkeer vanuit Aalsmeer kan nog gewoon gebruik maken van de slechts gedeeltelijk afgesloten kruising, aldus verweerder.
2.12 De belangen bij de bereikbaarheid en daarmee de vrijheid van verkeer zijn afgewogen tegen de belangen welke zijn gediend bij een goede doorstroming van het verkeer. Verweerder heeft laatstgenoemd belang zwaarder laten wegen. Van een onevenredig schending van de belangen van verzoekers is volgens verweerder echter geen sprake.
2.13 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het standpunt van verweerder in rechte stand houdt. Het ligt op de weg van verzoekers om aannemelijk te maken dat de door het verkeersbesluit veroorzaakte schade op grond van bijzondere omstandigheden slechts dan niet onevenredig is ten opzichte van de met het verkeersbesluit te dienen doelen, indien verweerder bij dat besluit compensatie voor die schade zou hebben geboden (ABRRvSt AB 2006, 310).
2.14 Daarin zijn verzoekers niet geslaagd. Met uitzondering van [verzoeker Y] hebben verzoekers slechts in algemene termen en zonder specificatie aangegeven dat schade wordt geleden, zodat het niet in de rede ligt daarover tot besluitvorming te komen in het kader van de besluitvorming over het verkeersbesluit. Het ligt meer in de rede dat verzoekers op basis van een onderbouwde specificatie om een afzonderlijk schadebesluit verzoeken. In dat kader kan ook aan de orde komen welke betekenis moet worden toegekend aan de door verweerder uitgevoerde berekening met betrekking tot de afname van het aantal voertuigen over de parallelle Kruisweg tussen de Aalsmeerderweg en de Rijkerstreek.
2.15 Voor verzoeker [Y] geldt dat hij weliswaar cijfermatige gegevens heeft overgelegd ter staving van zijn stelling dat de verkeersmaatregel een aanzienlijke omzetdaling tot gevolg zal hebben, maar hieraan kan de voorzieningenrechter niet de door verzoeker voorgestane betekenis hechten. De voorzieningenrechter acht met name van belang dat verweerder ten tijde van zijn besluitvorming niet kon beschikken over de verklaring het bedrijf [A] van 24 augustus 2006, een van de grotere klanten van verzoeker [Y]. Bovendien roept deze verklaring door de gebruikte bewoordingen "Naar verwachting zullen de vrachtagens van [A] na de afsluiting dan ook niet meer tanken bij benzinestation [Y]" de vraag op of er stellig van kan worden uitgegaan dat [verzoeker Y] deze klant zal kwijtraken. Nader bewijs lijkt hier op zijn plaats. Ook overigens komt het de voorzieningenrechter voor dat nadere bewijsvoering op zijn plaats is, nu er omzetcijfers zijn overgelegd over slechts 1 jaar, namelijk 2005.
2.16 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken daartoe worden derhalve afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 8 november 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.