ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ1221

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/500983-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kronenberg
  • mrs. Brouwer
  • mrs. Mateman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne via Schiphol met voorwaardelijk opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De verdachte had een pakketje, dat volgens haar alleen zeep bevatte, van een persoon in Ghana ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat zij verdovende middelen vervoerde, gezien het gewicht van het pakket en de omstandigheden waaronder het was ontvangen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte geen opzet had op de invoer van cocaïne, en achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de invoer van cocaïne een ernstig feit is, dat schadelijk is voor de gezondheid van personen en dat de hoeveelheid cocaïne die was ingevoerd, bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en handel. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, omdat deze aan de verdachte toebehoorden en gebruikt waren bij het bewezenverklaarde feit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/500983-06
Uitspraakdatum: 27 oktober 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-Oost – HvB Ter Peel Evertsoord, te Evertsoord.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 14 juli 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 6.045,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de invoer van cocaïne en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Uit geen van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ervan op de hoogte was dat zij cocaïne Nederland heeft binnen gebracht. De verklaring van cliënt is geloofwaardig te achten. Zij had een duidelijk reisdoel en heeft daartoe ter onderbouwing stukken overlegd. Verdachte kende de persoon die haar de tas heeft meegegeven. De zeep was niet verdacht verpakt en rook naar zeep. Verdachte had geen reden aan het verhaal van deze persoon te twijfelen. Ze heeft geen geld voor deze dienst ontvangen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt in dit verband als volgt.
De zeep die verdachte in ontvangst heeft genomen van de betreffende persoon in Ghana, genaamd Doctor woog zes kilo. Deze Doctor heeft verdachte verteld dat de zeep bedoeld was voor zijn oma in Amsterdam die waterpokken had. Verdachte heeft de zeep vervolgens voor hem vervoerd naar Nederland waar iemand het pakketje van haar zou overnemen. Verdachte heeft het pakketje niet aan enige controle kunnen onderwerpen aangezien uit de bevindingen van de politie blijkt dat de zeep geheel gesloten was verpakt.
Door van iemand een pakket te accepteren om dat van Ghana naar Nederland te vervoeren, zonder dit pakketje, waarin enkel zeep zou zitten, aan enige controle te (kunnen) onderwerpen, terwijl het gewicht, het doel en de bestemming van de zeep ernstig reden tot twijfel geeft, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij verdovende middelen vervoerde.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan
zij op 14 juli 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven ver-bod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
6.1 Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, veroordeling van verdachte terzake tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de op de beslaglijst genoemde goederen heeft de officier van justitie geëist dat deze zullen worden verbeurd verklaard.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 6.036.60 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 1.00 STK Vliegticket, KLM electronis
3. 1.00 STK Claimtag, KLM, KL005037
4. 1.00 STK Instapkaart, KLM, 0744316556979
9. 1.00 STK Telefoontoestel, NOKIA
10. 1.00 STK Ontvangstbewijs, e-ticket
11. 1.00 STK Telefoontoestel, MOTOROLA
12. Geld buitenlands, 3 x 100 dollar en 1 x 50 dollar
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenver-klaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aan-genomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (zegge: dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechte-nis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
2. 1.00 STK Vliegticket, KLM electronis
3. 1.00 STK Claimtag, KLM, KL005037
4. 1.00 STK Instapkaart, KLM, 0744316556979
9. 1.00 STK Telefoontoestel, NOKIA
10. 1.00 STK Ontvangstbewijs, e-ticket
11. 1.00 STK Telefoontoestel, MOTOROLA
12. Geld buitenlands, 3 x 100 dollar en 1 x 50 dollar
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Kronenberg, voorzitter,
mrs. Brouwer en Mateman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Ket,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2006.