ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ1075

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127705
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een dienstwoning na strafontslag van een opzichter bij Staatsbosbeheer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 26 oktober 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Staatsbosbeheer en een voormalig opzichter die zijn dienstwoning weigert te verlaten na het ontvangen van strafontslag. De opzichter, die sinds 1977 in dienst was bij Staatsbosbeheer, kreeg in 2005 een voorwaardelijk strafontslag opgelegd, dat later werd omgezet in een onvoorwaardelijk strafontslag. Staatsbosbeheer vorderde de ontruiming van de dienstwoning, die aan de opzichter was toegewezen in het kader van zijn functie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzichter de woning moest verlaten, omdat het recht op bewoning van de dienstwoning eindigde met het ontslag. De rechter stelde vast dat de opzichter op de hoogte was van de status van de woning als dienstwoning en dat er geen rechtsgrond was voor het behoud van de woning na beëindiging van zijn dienstverband. De voorzieningenrechter wees de vordering van Staatsbosbeheer toe en veroordeelde de opzichter tot ontruiming van de woning voor 1 februari 2007, met veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder dienstwoningen aan ambtenaren worden toegewezen en de gevolgen van ontslag voor het recht op bewoning.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 127705 / KG ZA 06-428
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2006
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAATSBOSBEHEER,
zetelend te Driebergen,
eiseres,
procureur mr. S.I. van der Staal,
advocaat mr. J.Th van Oostrum te Alkmaar,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. L.A.L. Westerwoudt.
Partijen zullen hierna Staatsbosbeheer en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Staatsbosbeheer
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is met ingang van 1 april 1977 in vaste dienst getreden van Staatsbosbeheer. Vanaf 1 oktober 1985 vervulde hij de functie van opzichter terreinbeheerder.
2.2. Met ingang van 1 april 1987 heeft Staatsbosbeheer [gedaagde] de dienstwoning [adres], gelegen op het [landgoed E], toegewezen. Deze woning is onlosmakelijk verbonden met het poortgebouw.
2.3. Op 16 november 1987 heeft [gedaagde] een verklaring ondertekend waaruit volgt dat hij de voorschriften, vastgesteld bij beschikking van de minister van landbouw en Visserij d.d. 7 december 19811, nr. 14668, inzake de bewoning en het gebruik van dienstwoningen door ambtenaren bij Staatsbosbeheer, heeft ontvangen.
2.4. Artikel 1.1. van de ‘voorschriften inzake de bewoning en het gebruik van dienstwoningen door ambtenaren bij het Staatsbosbeheer’ luidt:
“De dienstwoning wordt aan de ambtenaar ter bewoning aangewezen uitsluitend om de vervulling van de hem opgedragen taak, waartoe mede behoort de bewaking van de gronden en het toezicht op eigendommen van de Staat, mogelijk te maken.
De woning dient derhalve te allen tijde beschikbaar te blijven ter verzorging van de belangen, die het Staatsbosbeheer behartigt.”
2.5. Artikel 1.6. van de ‘voorschriften inzake de bewoning en het gebruik van dienstwoningen door ambtenaren bij het Staatsbosbeheer’ luidt:
“Onverminderd het bepaalde in artikel 103 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement eindigt het gebruik van de dienstwoning bij beëindiging door betrokkene van de functie, waarin hij ten tijde van het betrekken van de woning was aangesteld en dient de woning onverwijld te worden ontruimd en in goede staat weder beschikbaar te worden gesteld aan het Staatsbosbeheer.”
2.6. Conform het besluit Betaling Emolumenten Burgerlijk Rijkspersoneel 1983 heeft Staatsbosbeheer voor het genot van de woning maandelijks een bedrag ingehouden op het salaris van [gedaagde].
2.7. Bij brief van 27 september 1995 schrijft het regiohoofd van Staatsbosbeheer aan de bewoners van de dienstwoningen in de regio Holland-Utrecht:
“De directeur neemt binnenkort een besluit om anders om te gaan met dienstwoningen dan tot nu toe het geval is geweest. Ik zal u bij deze informeren over de huidige stand van zaken.
Let wel op ik schrijf dit verhaal op dit moment uitsluitend om de bewoners van de dienstwoningen in de regio Holland-Utrecht op een gelijke wijze te informeren over de huidige stand van zaken. U kunt hier nog geen rechten aan ontlenen.
Binnen de regio Holland-Utrecht blijft er slechts één woning aangemerkt als dienstwoning en dat is de woning op de Donk bewoond door de [familie M]. De overige woningen die thans aangemerkt zijn als dienstwoning worden gewone huurwoningen.
Het is de bedoeling om aan de bewoners van de dienstwoningen een huurcontract aan te bieden
(...)
Alvorens de directeur een definitief besluit neemt over deze zaak zal hij ook de dienstcommissie raadplegen.”
2.8. Bij brief van 19 april 1996 schrijft de directeur van het Staatsbosbeheer aan de regiohoofden:
“Thans kan ik u – mede na ter zake gevoerd overleg met de fiscus en met instemming van de Dienstcommissie – als volgt berichten omtrent het door mij genomen besluit.
De thans als dienstwoning bewoonde woningen zullen die status behouden totdat de betrokken bewoner van functie verandert dan wel de woning om welke reden dan ook moet verlaten. Bij het laatste moet dan gedacht worden aan bijv. privé omstandigheden. Derhalve niet aan door de dienst opgelegde verplichting tot verlaten van de woning. Dit betekent derhalve een continuering van de huidige situatie qua status en bewoning en qua fiscale benadering.
Eerst indien bovenstaande redenen zich voordoen, zal de definitieve afweging inzake de eventuele handhaving van de status dienstwoning gemaakt worden.
(...)
Van 28 woningen heb ik vastgesteld dat er geen discussie meer over mogelijk is en dat zij ook na eventueel vrijkomen als dienstwoning gehandhaafd dienen te worden. Als bijlage treft u de lijst met die woningen aan.
(...)
Indien ik in de eerder beschreven situaties besluit de status dienstwoning aan de woning te ontnemen, zal dit er in de bewoonde situatie toe leiden dat de bewoner in een huurrelatie tot SBB zal komen te staan (...)”
De woning [adres] komt niet voor op genoemde lijst van 28 woningen.
2.9. Bij besluit van 14 april 2004 heeft Staatsbosbeheer aan [gedaagde] een voorwaardelijk strafontslag opgelegd en hem uit zijn functie ontheven. Bij besluit van 23 juli 2004 heeft Staatsbosbeheer [gedaagde] belast met de nieuwe functie van ‘feitelijk opgedragen functie’. [gedaagde] heeft aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juli 2004, maar dit bezwaar later ingetrokken.
2.10. Bij besluit d.d. 20 juni 2005 heeft Staatsbosbeheer aan [gedaagde] de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk strafontslag met onmiddellijke ingang opgelegd en hem tegelijk kenbaar gemaakt dat hij niet langer op [plaats] zal kunnen blijven wonen. Vanaf die datum functioneert [gedaagde] ook niet meer ten behoeve van Staatsbosbeheer.
2.11. Tegen het besluit van 20 juni 2005 heeft [gedaagde] bezwaar aangetekend. Bij besluit d.d. 20 april 2006 is dit bezwaar door de bezwarencommissie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij ongegrond verklaard. [gedaagde] is daarvan op 23 mei 2006 in beroep gekomen bij de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht.
2.12. De algemeen directeur van Staatsbosbeheer heeft op 21 juli 2005 het besluit genomen om de status van de dienstwoning op [plaats] te handhaven.
2.13. Bij brief d.d. 20 oktober 2005 schrijft de algemeen directeur van Staatsbosbeheer aan [gedaagde]:
“In het ontslagbesluit is aangekondigd dat u de dienstwoning zult moeten verlaten. Met het eind van uw aanstelling bij Staatsbosbeheer is er van rechtswege een eind gekomen aan het recht om deze dienstwoning te bewonen. Een recht op huur komt u niet toe. Inmiddels is bij besluit van de algemeen directeur van 21 juli jl. de status dienstwoning gehandhaafd en zal de woning derhalve betrokken dienen te worden door de aan te stellen opzichter.
(...)
Ik ben bereid – zonder dat daaraan verdere rechten kunnen worden ontleend – om u tot 1 februari 2006 de gelegenheid te geven de woning uit eigener beweging te ontruimen en op te leveren”.
3. Het geschil
3.1. Staatsbosbeheer vordert - samengevat – dat de voorzieningenrechter voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen tot ontruiming van de woning [adres] met alle daarin van hem aanwezige personen en zaken onder afgifte van sleutels en wel binnen 4 weken na betekening van dit vonnis en met machtiging van de sterke arm van politie en justitie, voor zover [gedaagde] met de tijdige ontruiming in gebreke mocht blijven, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter neemt bij zijn beoordeling tot uitgangspunt dat vast staat dat de woning die [gedaagde] in 1987 uit hoofde van de functie opzichter van Staatsbosbeheer kreeg toegewezen een dienstwoning was. Staatsbosbeheer heeft dit ook steeds duidelijk gecommuniceerd met [gedaagde]. Zo heeft [gedaagde] niet alleen een verklaring ondertekend voor ontvangst van de Voorschriften inzake de bewoning en het gebruik van dienstwoningen door ambtenaren bij het Staatsbosbeheer, hij heeft van Staatsbosbeheer ook een verhuisvergoeding ontvangen voor het betrekken van een dienstwoning, en Staatsbosbeheer heeft met ingang van 1 mei 1987 wegens het verstrekte genot van een woning maandelijks een bedrag op het salaris van [gedaagde] ingehouden. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat hij in 1987 wist dat het een dienstwoning betrof.
4.2. [gedaagde] stelt echter dat de status van de dienstwoning op enig moment zou zijn gewijzigd. [gedaagde] wijst in dit kader op de hiervoor onder 2.7 weergegeven brief van het regiohoofd van Staatsbosbeheer van 27 september 1995 waarin het regiohoofd aan de bewoners van diverse dienstwoningen schrijft dat het beleid ten aanzien van de dienstwoningen gewijzigd zal worden. Het regiohoofd schrijft daarin evenwel duidelijk dat aan die brief geen rechten ontleend kunnen worden. De brief heeft bovendien een duidelijk informatief karakter. Zo wordt er weliswaar gesproken over een wijziging van het beleid ten aanzien van dienstwoningen, maar het regiohoofd maakt tevens duidelijk dat de directeur daartoe eerst nog een besluit zal moeten nemen.
4.3. Uit de brief van de directeur van Staatsbosbeheer van 19 april 2006, hiervoor aangehaald onder 2.8, volgt dat de directeur uiteindelijk een besluit heeft genomen dat er op neer komt dat in bepaalde omstandigheden per geval een besluit over de dienstwoning zal worden genomen. Hoewel het de voorzieningenrechter onduidelijk is gebleven of dit besluit van de directeur al dan niet aan [gedaagde] kenbaar is gemaakt, staat in ieder geval vast dat de directeur, na de aanvankelijke aankondiging van 27 september 2005, geen besluit heeft genomen aangaande de dienstwoning van [gedaagde]. Dit betekent dat de status van dienstwoning ongewijzigd is gebleven. Eventuele andersluidende uitlating van medewerkers van Staatsbosbeheer, als door [gedaagde] ter zitting aangehaald, of anderszins opgewekte schijn doet daar niet aan af, nu [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat daardoor jegens hem door Staatsbosbeheer verwachtingen zijn opgewekt, waaraan zij thans redelijkerwijs niet meer voorbij kan gaan.
4.4. Voor zover [gedaagde] zich beroept op de omstandigheid dat het besluit aangaande zijn strafontslag nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, reden waarom hij de dienstwoning vooralsnog niet zou hoeven te verlaten, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De omstandigheid dat het strafverlof nog niet definitief is, laat onverlet dat [gedaagde] in 2004 akkoord is gegaan met een ontzetting uit de functie van opzichter, en heeft ingestemd met een nieuwe functie. Aldus staat vast dat [gedaagde] in ieder geval niet meer als opzichter voor Staatsbosbeheer op [Landgoed E] werkzaam zal zijn, zodat hij ook om deze reden geen aanspraak meer kan maken op het gebruik van de dienstwoning.
4.5. Een belangenafweging kan tenslotte evenmin tot een ander oordeel leiden. Het belang van Staatsbosbeheer om een definitieve scheiding aan te brengen tussen het [landgoed E] en [gedaagde], onder meer om zo te voorkomen dat [gedaagde] zich in de toekomst met het beleid van de binnen afzienbare tijd te benoemen nieuwe opzichter zal gaan bemoeien of hem op enigerlei wijze in de weg zal gaan lopen, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden zwaarder dan het belang van [gedaagde] om in de dienstwoning te mogen blijven wonen. Te meer ook omdat niet valt uit te sluiten dat [gedaagde] van de nog te verwachten uitspraak van de bestuursrechter – wanneer deze de eerder uitspraken bevestigt- in hoger beroep zal gaan bij de Centrale Raad van Beroep en het alsdan nog wel enige tijd zou kunnen duren voordat het besluit betreffende het strafontslag kracht van gewijsde krijgt.
4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] de dienstwoning zal moeten ontruimen. [gedaagde] zal nog wel een aantal maanden in de gelegenheid worden gesteld om vervangende woonruimte te vinden.
4.7. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
4.8. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Staatsbosbeheer worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,32
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.135,32
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk 1 februari 2007 met al het zijne en al de zijnen de woning aan de Elswoutlaan 12 te 2051 AE Overveen te ontruimen en ontruimd te houden, zulks onder afgifte van de sleutels van de woning aan Staatsbosbeheer,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Staatsbosbeheer tot op heden begroot op EUR 1.135,32,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2006.?