ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9525

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321870 / VV EXPL 06-218
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, een medewerkster van Sfinx Bodycare, in kort geding loondoorbetaling na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. Eiseres stelt dat zij niet heeft ingestemd met de beëindiging van haar contract en dat Sfinx haar geen loon meer heeft betaald sinds juli 2006, terwijl zij arbeidsongeschikt was door zwangerschapsgerelateerde klachten. De kantonrechter heeft op 26 september 2006 uitspraak gedaan en de vordering van eiseres afgewezen. De rechter oordeelt dat het aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal blijken dat eiseres welbewust heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Eiseres was op 1 april 2006 in dienst getreden en had haar contract op 23 mei 2006 aangepast, maar heeft vanaf 1 juni 2006 niet meer voor Sfinx gewerkt. Sfinx betwist de vordering en stelt dat er een schriftelijke beëindigingsovereenkomst is ondertekend op 31 mei 2006, waaruit blijkt dat eiseres akkoord ging met de beëindiging van haar dienstverband. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ondertekende overeenkomst cruciaal is voor de beoordeling van de zaak. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zij niet heeft ingestemd met de beëindiging. De rechter concludeert dat de vordering van eiseres niet kan worden toegewezen, omdat niet aannemelijk is dat zij in een bodemprocedure gelijk zal krijgen. De proceskosten worden aan eiseres opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 321870 / VV EXPL 06-218
datum uitspraak: 26 september 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. M.M.H. van de Vijver-Aeckerlin
tegen
de vennootschap onder firma ZONNECENTRUM SFINX V.O.F., h.o.d.n. Sfinx Bodycare
te Beverwijk
gedaagde partij
hierna te noemen Sfinx
gemachtigde mr. G.F.H. Velthuizen
De procedure
[eiseres] heeft Sfinx op 7 september 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2006, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
[eiseres] is op 1 april 2006 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Sfinx in de functie van zonnecentrum en saunacentrum medewerkster tegen een nettoloon van € 885,00 per maand voor 36 uur per week. Op 23 mei 2006 zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] met ingang van 1 juni 2006 tegen een nettoloon van € 830,00 per maand 35 uur per week zou gaan werken.
Vanaf 1 juni 2006 heeft [eiseres] niet meer voor Sfinx gewerkt.
[eiseres] is arbeidsongeschikt vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten. Op 1 juni 2006 wist [eiseres] nog niet dat zij zwanger was.
Sfinx heeft [eiseres] ondanks aanmaning daartoe geen loon meer betaald vanaf 1 juli 2006.
De vordering
[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Sfinx tot betaling van het bruto loon ad € 949,47 per maand vanaf juli 2006 en zolang de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt, een en ander vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. [eiseres] stelt daartoe onder meer het volgende.
Op 23 mei 2006 is de arbeidsovereenkomst nog aangepast van 36 uur naar 35 uur per week op verzoek van Sfinx. Vervolgens heeft een van de vennoten van Sfinx, de heer [XXX], [eiseres] op 1 juni 2006 op non actief gesteld, waarbij hij heeft toegezegd [eiseres] het loon door te betalen tot zij ander werk zou hebben gevonden. [eiseres] heeft Sfinx schriftelijk laten weten - door middel van een ongedateerde brief welke zij niet aangetekend heeft verstuurd - dat Sfinx verplicht is haar het loon tijdens de non actiefstelling door te betalen. Voor de zekerheid heeft zij in die brief de nietigheid van het mogelijk gegeven ontslag ingeroepen en is zij teruggekomen op een instemming met ontslag.
[eiseres] is inmiddels in financiële problemen geraakt door het uitblijven van de loonbetaling. Zij heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vordering.
Het verweer
Sfinx betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan.
Tijdens het functioneringsgesprek dat [XXX] met [eiseres] heeft gevoerd op 31 mei 2006 zijn onder meer de voorafgaande functioneringsgesprekken geëvalueerd. [eiseres] functioneerde niet naar tevredenheid van Sfinx. Partijen hebben rustig overleg gevoerd, waarvan de uitkomst was dat partijen niet meer met elkaar verder zouden gaan en dat Sfinx nog een maand salaris aan [eiseres] zou betalen. [XXX] heeft die middag een schriftelijke beëindigingsovereenkomst opgesteld, die vervolgens door hem en [eiseres] is ondertekend in het bijzijn van de andere vennoot, mevrouw [XXX]. Er is geen sprake van dat [eiseres] op non actief was gesteld.
Sfinx heeft het salaris over juni nog voldaan en ook heeft de eindafrekening plaatsgevonden. Daarmee heeft Sfinx aan haar verplichtingen voldaan.
Sfinx was daarom verrast door de brief van [eiseres] waarin zij aanspraak maakte op doorbetaling van het loon tijdens op non actiefstelling en zij terugkwam op haar instemming met ontslag. Die ongedateerde brief van [eiseres] heeft Sfinx pas op 22 augustus 2006 ontvangen. Sfinx heeft [eiseres] bij brief van haar gemachtigde van 31 augustus 2006 bericht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden per 1 juli 2006 was geëindigd en dat Sfinx [eiseres] niets meer verschuldigd is.
De beoordeling van het geschil
Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiseres] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit niet het geval is.
Tegenover de betwisting door [eiseres] zal naar alle waarschijnlijkheid Sfinx in een bodemprocedure moeten bewijzen dat [eiseres] heeft ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat zij dat welbewust heeft gedaan terwijl zij met de mogelijke gevolgen van die keuze bekend was.
De kantonrechter acht het voorshands aannemelijk dat Sfinx in dat bewijs zal slagen.
Daarbij speelt het ondertekende stuk dat gedateerd is op 31 mei 2006 een cruciale rol. Daarin staat onder meer:
“Woensdag 31 mei hebben werkgever en werkneemster een functioneringsgesprek gehad waarin alle voorafgaande functioneringsgesprekken geëvalueerd werden en de afgelopen dagen besproken worden. Tevens gaan werkgever en werkneemster akkoord met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst per 1 juli op basis van een onthoudbare samenwerking.”
[eiseres] heeft erkend dat zij dat stuk heeft ondertekend, al stelt zij dat de laatste zin er niet stond toen zij het ondertekende. Dat stuk zou zij nooit met die zin erbij hebben ondertekend, omdat zij zich toen al, vanwege haar eigen historie bij een vorige werkgever, terdege bewust was van de eventuele gevolgen, zoals het mogelijk niet kunnen verkrijgen van een ww-uitkering of een volledige bijstandsuitkering.
Ook de datum klopt volgens haar niet; het gesprek is gehouden op 23 mei 2006 en niet op 31 mei 2006.
Volgens Sfinx heeft dat gesprek wel degelijk plaatsgevonden op 31 mei 2006 en zij heeft betwist dat er na ondertekening iets aan dat stuk zou zijn veranderd.
De kantonrechter heeft ter zitting het originele stuk van de in het geding gebrachte kopie gezien en zelf geen afwijkende karakteristieken gezien tussen de eerste en de tweede tevens laatste zin van dat stuk. Zonder die laatste zin komt de inhoud van dat stuk de kantonrechter bovendien zinledig voor, waardoor het nog minder waarschijnlijk is dat er met dat stuk geknoeid is op een wijze zoals [eiseres] wel stelt. Verder is in de eerste op zich onbetwist gebleven zin de datum woensdag 31 mei opgenomen, zodat vooralsnog van de juistheid van die vermelding moet worden uitgegaan. Tot slot hebben de beide vennoten verklaard dat [eiseres] heel goed wist wat de gevolgen van deze beëindiging zouden zijn, zoals [eiseres] ter zitting zelf ook heeft verklaard.
Gelet op het voorgaande, gevoegd bij het feit dat niet vast is komen te staan of aannemelijk is geworden dat [eiseres] al vóór 22 augustus 2006 heeft geprotesteerd tegen de handelwijze van Sfinx waaronder het niet uitbetalen van het loon over juli 2006, is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat [eiseres] in een eventueel te voeren bodemprocedure het gelijk aan haar zijde zal krijgen. Op dat oordeel strandt haar vordering.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- weigert de gevorderde voorlopige voorziening;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Sfinx tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.