ECLI:NL:RBHAA:2006:AY8845

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320717 / VV EXPL 06-207
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en toeslagen in kort geding

In deze zaak heeft eiser, een bakker, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, zijn werkgever, vanwege een vordering tot betaling van achterstallig salaris en toeslagen. Eiser is op 6 maart 2006 in dienst getreden bij gedaagde en heeft zich op 20 juli 2006 ziek gemeld. Gedaagde heeft het loon over juli 2006 niet tijdig betaald en heeft op 14 september 2006 een bedrag van € 1.638,-- netto aan eiser betaald. Eiser vordert nu betaling van het cao-loon vanaf 20 juli 2006, inclusief de hem toekomende toeslagen en overuren. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser niet het recht heeft op het cao-loon, omdat hij niet als zelfstandig werkende bakker heeft gefunctioneerd, maar eerder als hulp in de bakkerij. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op de toeslagen die in de cao zijn opgenomen, maar dat de vordering voor het functieloon moet worden afgewezen, omdat niet voldoende is aangetoond dat eiser als ambachtelijk bakker kan worden aangemerkt. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 534,-- netto en een toeslag van 33% op het minimumuurloon voor de gewerkte uren die in aanmerking komen voor toeslagen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 320717 / VV EXPL 06-207
datum uitspraak: 22 september 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. N.A. Wilms
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. Croissanterie Boerhaave
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
verschenen in persoon
De procedure
[eiser] heeft [gedaagde] op 5 september 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2006, waarbij de gemachtigde van [eiser] zich heeft bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
[eiser] is op 6 maart 2006 voor de duur van 6 maanden bij [gedaagde] in dienst getreden. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat als functie vermeld bakker van Turkse broodsoorten en als bruto maandsalaris € 1.279,-- exclusief vakantietoeslag.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Bakkersbedrijf van toepassing.
Op 20 juli 2006 heeft [eiser] zich bij [gedaagde] ziek gemeld. [gedaagde] heeft op 22 augustus 2006 een arbodienst ingeschakeld. Op 13 september 2006 heeft een deskundige van het UWV geoordeeld dat [eiser] op 21 juli 2006 niet geschikt was voor het eigen werk.
[gedaagde] heeft [eiser] het loon over juli 2006 niet op tijd betaald. Op 14 september 2006 heeft [gedaagde] [eiser] € 1.638,-- netto betaald. Aan de arbeidsovereenkomst is per 6 september 2006 een einde gekomen.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het cao-loon vanaf 20 juli 2006, het [eiser] nog toekomende loon op basis van de cao alsook de hem toekomende toeslagen en overuren vanaf datum indiensttreding. [eiser] stelt daartoe onder meer het volgende.
Ten onrechte heeft [gedaagde] hem het loon niet doorbetaald tijdens ziekte, vanaf 20 juli 2006.
Ten onrechte heeft [gedaagde] [eiser] een lager uurloon betaald dan het cao-loon dat behoort bij zijn functie van bakker, die valt in de functieklasse D 1.23 Broodbakker (ambachtelijk). Het daarbij behorende bruto uurloon is € 11,16. Ook heeft [gedaagde] verzuimd [eiser] toeslagen te betalen voor de gewerkte vroege uren en de in het weekend gewerkte uren. Verder heeft [gedaagde] ten onrechte de gewerkte overuren niet uitbetaald.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan.
In de schriftelijke overeenkomst is duidelijk afgesproken dat [eiser] in voorkomende gevallen zou werken van 03.00 uur tot 18.00 uur tegen het in die overeenkomst aangegeven loon, zijnde het minimumloon. Overuren heeft [eiser] niet gemaakt; die worden binnen het bedrijf van [gedaagde] helemaal niet gemaakt. [gedaagde] heeft een lijst overgelegd van de uren die [eiser] volgens hem heeft gewerkt. Verder staat in de overeenkomst wel vermeld dat de functie van [eiser] bakker was, maar dat komt niet overeen met het werk dat hij werkelijk deed. Hij was niet een zelfstandig werkende bakker, hij werkte samen met een ander en verrichtte voorbereidende werkzaamheden. Het eigenlijke bakkerswerk werd door anderen gedaan, waaronder [gedaagde] zelf en zijn neef. [eiser] heeft dus in ieder geval geen recht op het uurloon dat de cao aan een broodbakker (ambachtelijk) toekent. [eiser] valt eerder in de functiegroep hulp bakkerij (ambachtelijk), waarbij het minimum-functieuurloon hoort.
[gedaagde] heeft inmiddels een eindafrekening tot 6 september 2006 laten opstellen, die uitkwam op aan [eiser] te betalen bedragen van € 1.638,-- netto en € 534,-- netto voor achterstallig loon vanaf 20 juli 2006 en vakantiegeld. Een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen is daarin nog niet opgenomen, echter anderzijds is in die berekening een bruto bedrag als netto opgenomen, waardoor er ook teveel is betaald.
De beoordeling van het geschil
Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit deels het geval is.
[eiser] heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] aangevoerd dat het bedrag van € 1.638,-- wel maar dat van € 534,-- niet is ontvangen. [gedaagde] heeft niet langer betwist dat [eiser] vanaf 20 juli 2006 arbeidsongeschikt was, zoals hij aanvankelijk wel heeft gedaan. Nu [gedaagde] € 1.638,-- netto aan loon heeft betaald en [eiser] die ook heeft ontvangen, zal dat deel van de vordering worden afgewezen.
Het bedrag van € 534,-- is weltoewijsbaar; indien ook dat inmiddels door [eiser] mocht zijn ontvangen, dient dat deel van het vonnis buiten effect te blijven. Vergoeding van niet genoten vakantiedagen is niet gevorderd, zodat die nu buiten behandeling blijft.
Wat het functieloon betreft overweegt de kantonrechter als volgt.
In de algemeen verbindend verklaarde cao Bakkersbedrijf is bepaald dat het functie-loon 38 x het toepasselijke functie-uurloon is per week.
Voor de A1 functies is het functie-uurloon gelijk aan het wettelijk minimum-uurloon. [gedaagde] stelt dat zij dat ook heeft betaald, zodat zij [eiser] niets meer verschuldigd is.
[eiser] baseert zijn vordering onder meer daarop dat hij recht had op méér dan het minimumloon.
Of [eiser] inderdaad zoals hij stelt ambachtelijk bakker was, is voorshands echter onvoldoende duidelijk geworden. Enerzijds stelt [eiser] dat hij in Turkije al bakker was en daarom ook bij [gedaagde] als bakker is gaan werken, anderzijds stelt [gedaagde] dat voor de functie van ambachtelijk bakker ruime ervaring vereist is. In deze procedure is naar voren gekomen dat [eiser] eerst in maart 2006 in Nederland aan het werk is gegaan bij een bakkerij, en dat hij naar eigen zeggen in Turkije gedurende zes maanden als bakker heeft gewerkt. Of hij moet worden geacht een zelfstandig werkend bakker te zijn in de zin van de cao zal in een bodemprocedure nader onderzocht en beslist moeten worden. Op een positief resultaat voor [eiser] kan daarom nu niet vooruit worden gelopen, zodat de vordering voor zover dat op het functieloon betrekking heeft moet worden afgewezen.
Wat de gevorderde toeslag betreft overweegt de kantonrechter als volgt.
In artikel 4.2 van de cao is de bepaling opgenomen dat in het minimumloon niet mogen worden meegerekend de toeslag voor het werken op bepaalde uren, vergoeding overuren en enige andere toeslagen.
Voor zover [eiser] heeft gewerkt op uren die op grond van de cao voor een toeslag in aanmerking komen, moet [gedaagde] hem die toeslag dus uitbetalen, ongeacht wat in de individuele arbeidsovereenkomst over dat minimumloon is opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van die toeslagen is met name artikel 5.12 van de cao van belang. In overzicht B bij dat artikel staat onder meer vermeld dat voor gewerkte uren tussen 24.00 uur en 06.00 uur op de dagen maandag tot en met vrijdag een toeslag van 33 % op het functieuurloon verschuldigd is en voor de gewerkte uren op zaterdag tussen 24.00 uur en 18.00 uur eveneens 33 %.
In deze procedure wordt als uitgangspunt voor de berekening van de verschuldigde toeslagen de lijst van de door [eiser] gewerkte uren genomen die [gedaagde] heeft opgesteld op 24 juli 2006 en als productie 2 in het geding heeft gebracht. Een kopie van die lijst is aan dit vonnis gehecht.
Omdat er - zoals hiervoor overwogen - vooralsnog vanuit gegaan wordt dat [eiser] het minimum-uurloon toekwam, zal [gedaagde] nog een toeslag moeten betalen van 33% van het minimum-uurloon voor elk gewerkt uur dat binnen de hiervoor genoemde perioden ligt. Dat deel van de vordering zal daarom worden toegewezen zoals hierna te melden.
De wettelijke verhoging wordt afgewezen, omdat, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, het niet onwaarschijnlijk is dat de bodemrechter die zal matigen.
De vordering ter zake van uitbetaling van overuren wordt eveneens afgewezen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] heeft [eiser] die vordering onvoldoende onderbouwd of met stukken gestaafd.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Omdat beide partijen deels in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te melden wijze.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening om aan [eiser] te betalen € 534,-- netto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der verschuldigdheid;
- veroordeelt [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening om aan [eiser] te betalen 33 % toeslag op het minimumuurloon over de volgens de aan dit vonnis gehechte lijst van de door [eiser] gewerkte uren tussen 24.00 uur en 06.00 uur op de dagen maandag tot en met vrijdag en op zaterdag tussen 24.00 uur en 18.00 uur, vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen telkens vanaf de dag der verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.