ECLI:NL:RBHAA:2006:AY8331

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/500259-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Scholte
  • M. Hol
  • A. van Zutphen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet; voorwaardelijk opzet bij invoer van heroïne

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 30 maart 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2006 op Schiphol ongeveer 3957,9 gram heroïne heeft ingevoerd. De verdachte werd benaderd door een onbekende man op de luchthaven van Pakistan, die hem vroeg om drie pakketten mee te nemen naar Amsterdam, onder het voorwendsel dat deze pakketten 'cricketpads' bevatten. De verdachte heeft de pakketten zonder enige controle aangenomen en in zijn koffer gestopt, zonder te weten aan wie hij de pakketten moest overhandigen. Tijdens de rechtszitting ontkende de verdachte te weten dat hij heroïne vervoerde, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat hij iets strafbaars vervoerde. De rechtbank achtte het opzet in voorwaardelijke vorm bewezen, omdat de verdachte had nagelaten de inhoud van de pakketten te controleren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en een gevangenisstraf van vijfentwintig maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft de gevangenisstraf opgelegd, evenals de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen die in verband stonden met het strafbare feit. De rechtbank heeft ook de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/500259-06
Uitspraakdatum: 30 maart 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 maart 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Roermond, Roermond.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 12 februari 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3957,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsoverweging
Door verdachte is ontkend dat hij wist dat hij heroïne heeft vervoerd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op de luchthaven van Pakistan is benaderd door een hem onbekende Pakistaanse man, om voor deze man een drietal pakketten, waar zogenaamde ‘cricketpads’ in zouden moeten zitten, mee te nemen naar Amsterdam. Verdachte heeft deze pakketten zonder verdere vragen aangenomen en in zijn koffer gestopt. Verdachte heeft hierbij aangegeven de inhoud van de pakketten niet nader te hebben gecontroleerd. Voorts wist verdachte niet aan wie hij de pakketten af moest geven en heeft hij zijn eigen telefoonnummer afgegeven, zodat de onbekende man contact met verdachte op kon nemen.
Door het aannemen en meenemen van de drie pakketten en na te laten de inhoud van deze pakketten - waarin de heroïne zat verstopt - te controleren, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij iets strafbaars vervoerde in plaats van de zogenaamde ‘cricketpads’, hetgeen ook uiteindelijk het geval bleek te zijn aangezien de pakketten heroïne bevatten. De rechtbank acht derhalve het bestanddeel opzet, in de voorwaardelijke vorm, bewezen.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 12 februari 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3.957,9 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 Eis van de officier van justitie
Door de officier van justitie is – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijfentwintig maanden, met aftrek van de periode die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- verbeurdverklaring van het onder verdachte in beslag genomen vliegticket, een instapkaart, een boekingspapier en een telefoontoestel;
- teruggave van de onder verdachte in beslag genomen paspoorten, de notities, een nota, een telefoonboek en een identiteitsbewijs.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 3.957,9 gram van een materiaal bevattende heroïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vliegticket, instapkaart, boekingspapier en een telefoontoestel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwer-pen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aan-genomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFENTWINTIG (25) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechte-nis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 vliegticket Pakistan 02146274578474;
- 1 instapkaart Pakistan;
- 1 boekingspapier;
- 1 telefoontoestel, kleur grijs, Nokia.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 paspoort Pakistan KE751960;
- 1 paspoort Pakistan H588680;
- 9 notities en memo’s;
- 1 nota;
- 1 telefoonboek, kleur zwart;
- 1 identiteitsbewijs Spanje E6399937.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Scholte, voorzitter,
mrs. Hol en Van Zutphen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Touwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2006.
Mr. Hol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.