ECLI:NL:RBHAA:2006:AY8299

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/533230-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortgezette handeling van verduistering en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door ambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 25 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van meervoudige verduistering van slikkersbollen, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, valsheid in geschrift en het opzettelijk onbruikbaar maken van een cameraopstelling die bestemd was voor bewijsvoering. De feiten vonden plaats tussen november 2004 en september 2005, waarbij de verdachte op 27 mei 2005 een slikkersbol met cocaïne heeft ontvreemd en de cameraopstelling heeft gemanipuleerd om zijn daden te verbergen. Hij heeft ook een productielijst vervalst door een collega te misleiden over het aantal geproduceerde bollen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren in het voorbereidend onderzoek heeft verklaard dat hij slikkersbollen heeft verduisterd en dat hij dit deed onder druk van derden. Tijdens de zitting ontkende hij echter deze verklaringen en beweerde hij dat hij geen strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn functie als ambtenaar heeft misbruikt en dat zijn daden ernstige gevolgen hadden voor de strafrechtelijke procedures tegen de betrokken drugskoeriers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen en dat hij als gevolg van deze zaak zijn functie had verloren. De rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/533230-05
Uitspraakdatum: 25 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van november 2004 tot september 2005, onder meer op 27 mei 2005, te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk 8 keer, althans een of meerdere malen,(een) slikkersbol(len), in elk geval enig goed,(telkens) geheel of ten dele toebehorende(n) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van buitengewoon opsporingsambtenaar bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol, als Arrestanten- en passantenwacht belast met het spoelen, tellen en in een kluis deponeren van geproduceerde slikkersbollen, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van november 2004 tot september 2005 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, meermalen, althans eenmaal opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2005 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, een geschrift, te weten een productielijst (mutatienummer 05-047852) behorende bij slikker [betrokkene1], dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt/vervalst, althans heeft doen opmaken/vervalsen, immers heeft verdachte valselijk aan zijn collega [collega] aangegeven dat slikker [betrokkene1] 18 in plaats van 19 slikkersbollen had geproduceerd waarna collega [collega] op productielijst van slikker [betrokkene1] het aantal 18 heeft vermeld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
4.
hij op of omstreeks 27 mei 2005 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, als ambtenaar of als degene met een openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast, opzettelijk (een) za(a)k(en), te weten een cameraopstelling in de spoelruimte van de A-unit van het cellencomplex Oude Meer, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, welke hij, verdachte in zijn bediening onder zich had, vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van deze vordering is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewijsoverweging
Verdachte heeft verschillende keren in het voorbereidend strafrechtelijk onderzoek tegenover de verbalisanten verklaard dat hij op 27 mei 2005 een slikkersbol met cocaïne heeft achtergehouden en dat hij dit vaker heeft gedaan. Tevens heeft verdachte in dit vooronderzoek bekend zijn collega [collega] op 27 mei 2005 een lager aantal bollen, die door verdachte [betrokkene 1] waren uitgescheiden, te hebben opgegeven, waardoor dit verkeerd op de productielijst van die [betrokkene 1] is vermeld en waardoor verdachte een slikkersbol achterover kon drukken. Het zou allemaal zijn begonnen in november 2004 en zijn opgehouden in juni 2005. Volgens verdachte zou hij hiertoe zijn gedwongen door een stel Colombianen dat hij kende uit het uitgaansleven en zou hij hen verschillende keren bollen hebben gegeven.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn eerdere verklaringen niet waar zijn, dat hij deze heeft afgelegd omdat hij bij zijn zwangere vrouw wilde zijn en dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de verwijten in de tenlastelegging. Verdachte heeft erkend op 27 mei 2005 aan de camera(opstelling) in de spoelruimte van het slikkertoilet in het Detentiecentrum Schiphol te hebben gezeten. Zijn bedoeling was evenwel niet ervoor te zorgen dat deze camera geen beelden van hem zou maken, maar dat juist goede opnames zouden worden gemaakt. Met deze camera waren problemen, aldus verdachte.
De raadsvrouwe heeft nog aangevoerd dat het mogelijk is dat slikkersbollen - zo ook in geval van verdachte [betrokkene 1] op 27 mei 2005 - in het proces van uitscheiden en schoonmaken daarvan kunnen verdwijnen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Anders dan verdachte heeft verklaard blijkt uit het dossier dat de camera(opstelling) die indertijd in de spoelruimte van het Detentiecentrum op Schiphol was geplaatst geen mankementen vertoonde. Verdachte heeft na de camera te hebben verdraaid ook niet gecontroleerd of de camera (goede) opnames maakte van hetgeen zich afspeelde in de spoelruimte. Daarom houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte uitsluitend om te voorkomen te worden betrapt bij het wegnemen van cocaïne de cameraopstelling zodanig heeft gemanipuleerd dat deze alleen opnames van het plafond van de spoelruimte maakte. Voorts biedt het dossier geen aanknopingspunten voor de stelling dat één van de door [betrokkene 1] uitgescheiden slikkersbollen met cocaïne anders dan door toedoen van verdachte is verdwenen. De rechtbank houdt verdachte dan ook aan de verklaringen die hij heeft afgelegd in het vooronderzoek, met dien verstande dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte anders dan uit eigen gewin is gekomen tot het achterhouden van bollen met cocaïne die aangehouden en zich in voorlopige hechtenis bevindende koeriers hebben uitgescheiden en dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat op 27 mei 2005 de productielijst van eerdergenoemde [betrokkene 1] verkeerd is ingevuld.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij in de periode van november 2004 tot september 2005, onder meer op 27 mei 2005, te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk meermalen slikkersbollen, telkens toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van buitengewoon opsporingsambtenaar bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol, als Arrestanten- en passantenwacht belast met het spoelen, tellen en in een kluis deponeren van geproduceerde slikkersbollen, onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
2.
hij in de periode van november 2004 tot september 2005 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, meermalen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op 27 mei 2005 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, een geschrift, te weten een productielijst (mutatienummer 05-047852) behorende bij slikker [betrokkene1], dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft doen opmaken, immers heeft verdachte valselijk aan zijn collega [collega] aangegeven dat slikker [betrokkene1] 18 in plaats van 19 slikkersbollen had geproduceerd waarna collega [collega] op productielijst van slikker [betrokkene1] het aantal 18 heeft vermeld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
4.
hij op 27 mei 2005 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, als ambtenaar opzettelijk een zaak, te weten een cameraopstelling in de spoelruimte van de A-unit van het cellencomplex Oude Meer, waarvan de opnames bestemd waren om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, welke cameraopstelling hij, verdachte in zijn bediening onder zich had, onbruikbaar heeft gemaakt.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze, voor zover bewezen verklaard, verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1, 2: Voortgezette handeling van verduistering en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
3. Valsheid in geschrift
4. Als ambtenaar opzettelijk zaken, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, in zijn bediening onbruikbaar maken
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie en motivering van de sanctie
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft door drugskoeriers uitgescheiden cocaïnebollen verduisterd. Dit gebeurde meermalen in een periode van ongeveer negen maanden en telkens terwijl hij werkzaam was in zijn functie van buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee in het Detentiecentrum op Schiphol. Teneinde ervoor te zorgen dat dit niet zou worden bemerkt, heeft verdachte - in ieder geval op 27 mei 2005 - de cameraopstelling die de spoelruimte filmt zo gemanipuleerd dat deze geen opnames kon maken van het ontvreemden door verdachte van een bol met cocaïne in de spoelruimte van het slikkertoilet. Ook heeft verdachte een productielijst, waarop het aantal geproduceerde bollen per slikker dient te worden ingevuld, door een nietsvermoedende collega verkeerd laten invullen door die collega te melden dat de betreffende drugskoerier minder bollen had geproduceerd dan werkelijk het geval was geweest. Hierdoor heeft verdachte niet alleen zichzelf bevoordeeld maar ook de strafrechtelijke procedure tegen bedoelde koerier beïnvloed. De rechtbank tilt zwaar aan het feit dat verdachte bij dit alles handelde uit hoofde van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar.
Slechts in het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en in het feit dat verdachte als gevolg van de onderhavige strafzaak ontslagen is bij de Koninklijke Marechaussee, ziet de rechtbank reden een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Dit voorwaardelijk deel dient tevens als stok achter de deur opdat verdachte er in de toekomst van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, aangezien de rechtbank deze onvoldoende recht vindt doen aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 56, 57, 225, 321, 361 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES (6), niet ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van TWEE (2) jaar en bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakker, voorzitter,
mrs. Van Dijk en Janse van Mantgem, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2006.
Mrs. Bakker en Janse van Mantgem zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.