ECLI:NL:RBHAA:2006:AY7943

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
307583 AO VERZ 06-618
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst na arbeidsongeval en reïntegratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, [verweerder], die na een arbeidsongeval zijn functie om medische redenen niet meer kon uitoefenen. De verzoekster, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), had het verzoek ingediend omdat zij meende dat de werknemer niet meer in staat was om zijn oorspronkelijke functie te vervullen. De werknemer was sinds 1 augustus 1995 in dienst bij KLM en was arbeidsongeschikt geraakt na een ongeval in maart 2001. Ondanks verschillende herplaatsingspogingen en een arbeidsdeskundig onderzoek door het UWV, concludeerde de kantonrechter dat KLM niet aan haar reïntegratieverplichtingen had voldaan. Het UWV had vastgesteld dat de functie van gereedschapsuitgever geschikt was voor de werknemer, maar KLM had deze conclusie naast zich neergelegd. De kantonrechter oordeelde dat KLM de werknemer niet voor deze functie in aanmerking had mogen laten komen, wat in strijd was met de reïntegratieverplichtingen. De rechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, omdat er geen gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 307583/AO VERZ 06-618
datum uitspraak: 31 mei 2006
BESCHIKKING AFWIJZING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
te Amstelveen
verzoekster
hierna: KLM
gemachtigde: mr. M. van Riel
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. R. Reumkens
De procedure
Op 10 april 2006 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van KLM. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 24 mei 2006. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van KLM heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
a. [verweerder], 39 jaar oud, is sinds 1 augustus 1995 bij KLM in dienst, laatstelijk in de functie van Teamlid Omdraaiteam tegen een salaris van € 2.125,52 bruto per maand exclusief emolumenten.
b. In maart 2001 is [verweerder] als gevolg van een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt geraakt. Hij is geschept door een auto van KLM en heeft daardoor letsel opgelopen aan zijn voet. In een later stadium heeft hij rugklachten gekregen.
c. Vanaf april 2002 is [verweerder] blijvend ongeschikt geacht voor zijn oorspronkelijke functie van Teamlid Omdraaiteam. Per 1 oktober 2002 is zijn arbeidsongeschiktheid bepaald op 80-100 %. Per 14 maart 2003 werd hij afgeschat op 65-80% en geschikt geacht voor halve dagen passend werk, per 27 mei 2003 is hij afgeschat op 55-65 % met geschiktheid voor 32 uur per week aangepast werk en per 3 juni 2004 op 35-45 %, waarbij [verweerder] in staat werd geacht tot het fulltime verrichten van werkzaamheden in een passende functie.
d. Vanaf mei 2002 is een intern arbeidsbemiddelingstraject opgestart via het Mobiliteitscentrum van KLM. In dat kader zijn diverse functies onderzocht en hebben er proefplaatsingen plaatsgevonden. In de periode augustus 2003 - augustus 2004 is [verweerder] op proef geplaatst als Gereedschapsuitgever in het magazijn van de divisie Engineering & Maintenance, waarbij hij voor 80 % werkte. Nadat dit eindigde is hij in oktober 2004 op proef geplaatst als Service Supervisor bij de afdeling General Aviation. Ook deze plaatsing is geëindigd.
e. In december 2004 heeft KLM het herplaatsingstraject beëindigd en heeft zij een verzoek ingediend bij het CWI om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te mogen zeggen. Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft in dat kader een onderzoek gedaan, met name naar de functie van Gereedschapsuitgever, waarbij hij concludeert dat dit werk weliswaar niet passend lijkt, maar dat voortzetting daarvan toch reëel mag worden geacht, gelet op de periode dat [verweerder] deze werkzaamheden feitelijk heeft gedaan.
f. Bij beslissing van 9 juni 2005 heeft het CWI aan KLM de ontslagvergunning onthouden “omdat het belang van werknemer thans groter is bij het in stand blijven van de arbeidsverhouding dan het belang van werkgever bij afgifte van de ontslagvergunning, temeer nu de arbeidsdeskundige van mening is dat werknemer kan hervatten in ander passend werk bij werkgever”.
g. KLM en [verweerder] zijn vervolgens voortgegaan met het herplaatsingstraject. [verweerder] is zonder resultaat voorgedragen voor een aantal functies. Begin oktober 2005 is hij tijdelijk geplaatst bij de afdeling Component Services. Deze plaatsing is echter begin november 2005 beëindigd.
h. Op 9 december 2005 is [verweerder] tijdelijk geplaatst bij de afdeling Accounting Services en begin januari 2006 heeft hij meegelopen in de vertrekhal om te beoordelen of de functie Service Agent iets voor hem is. Eind februari 2006 wordt het herplaatsingstraject zonder resultaat beëindigd.
Het verzoek
KLM verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt KLM - samengevat - het volgende. Zij heeft thans aan haar reïntegratieverplichting voldaan. Dit heeft niet geleid tot een andere baan voor [verweerder]. [verweerder] had zijn kansen op werk kunnen vergroten door niet zo halsstarrig vast te houden aan een zo breed mogelijke scope, maar zich meer te focussen op een bepaalde zoekrichting. Zijn negatieve houding heeft herplaatsing ook bemoeilijkt. Daarnaast heeft belemmerend gewerkt dat [verweerder] hoge eisen stelde aan tijdelijke werkzaamheden, terwijl deze werkzaamheden juist een grote kans bieden op een vaste plaatsing. Terugkerend probleem was dat [verweerder] voorgedragen wilde worden voor functies, waarvan door KLM al op voorhand werd ingeschat dat deze niet passend waren.
Een ontbindingsvergoeding is - een parallel trekkend met kennelijk onredelijk ontslag procedures indien na een langdurige arbeidsongeschiktheid een ontslagvergunning is verkregen - niet op zijn plaats.
Het verweer
[verweerder] concludeert tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt hij om toekenning van een vergoeding met een C-factor tussen de 2 en de 3.
Ter toelichting voert [verweerder] - samengevat - het volgende aan. Er zijn binnen KLM meer dan voldoende mogelijkheden om te reïntegreren. KLM heeft deze mogelijkheden niet ten volle benut, hetgeen ook door het CWI is vastgesteld. Het is te verwachten dat de functie van Gereedschapsuitgever op korte termijn weer vacant zal komen. Reeds daarom dient het ontbindingsverzoek te worden afgewezen. [verweerder] heeft zijn herplaatsingsmogelijkheden nimmer beperkt. Tijdens het gehele traject en ook tijdens de sollicitatiegesprekken heeft hij een positieve houding gehad. Er is gedurende het hele traject geen profiel opgesteld en er is door KLM geen poging gedaan om te focussen, iets waar [verweerder] zich akkoord mee had verklaard.
De beoordeling van het verzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
Vast staat dat [verweerder] als gevolg van zijn medische beperkingen niet meer in zijn oude functie kan terugkeren. KLM dient derhalve op grond van de op haar rustende reïntegratieverplichting ander passend werk voor [verweerder] te zoeken.
Uitgangspunt is dat het onderhavige ontbindingsverzoek moet worden afgewezen indien aannemelijk is dat KLM binnen haar organisatie een passende functie voor [verweerder] heeft, dan wel te verwachten is dat deze zich op korte termijn voordoet. Met betrekking tot de vraag of binnen KLM dergelijke functies voorhanden zijn, is medio 2005 naar aanleiding van een onderzoek door een arbeidsdeskundige van het UWV in de CWI-procedure uitdrukkelijk bepaald dat de functie van Gereedschapsuitgever - die gedurende een jaar voor 80 % door [verweerder] was vervuld - als een geschikte functie moet worden aangemerkt. Op grond van die omstandigheid is KLM destijds een ontslagvergunning onthouden.
Thans blijkt dat KLM in het reïntegratietraject dat na deze negatieve beslissing is gevolgd met deze vaststelling van het CWI (dat de functie van Gereedschapsuitgever geschikt moet worden geacht voor [verweerder]) niets gedaan heeft, omdat zij het er - verwijzend naar het rapport van de arbeidsdeskundige van haar eigen arbodienst - niet mee eens is. De kantonrechter kan deze handelwijze niet volgen. Het CWI heeft in een deugdelijk onderbouwde beslissing aangegeven dat deze functie gezien de beperkingen van [verweerder] weliswaar niet passend lijkt, maar het in dit geval - gezien de omstandigheid dat hij deze functie gedurende een jaar zonder bijzondere uitval heeft verricht - toch is. KLM had [verweerder] op basis van deze CWI-beslissing voor een dergelijke functie in aanmerking moeten laten komen. Daarbij geldt dat indien een functie nagenoeg passend is van een goed werkgever verwacht mag worden dat zij zich inspant om deze functie voor een reïntegrerende werknemer passend te maken. Dit zou uiteraard anders zijn indien deze functie om wat voor reden dan ook in de afgelopen periode niet vacant is geweest en voorlopig ook niet meer vacant wordt. KLM heeft echter de stelling van [verweerder] dat juist deze functie in de afgelopen periode meerdere malen vacant is geweest en dat verwacht mag worden dat deze frequent vacant komt niet - althans niet voldoende gemotiveerd - betwist. De enkele mondelinge mededeling ter zitting van de gemachtigde van KLM “dat dit haar niet bekend is”, is in dat kader naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende. Deze gegevens zouden immers juist bij KLM tot in detail bekend moeten zijn. Uitgangspunt is daarom dat er de afgelopen periode vacatures voor deze functie zijn geweest en dat deze ook op korte termijn te verwachten zijn.
Al het voorgaande in aanmerking nemende komt de kantonrechter daarom tot de conclusie dat er geen gewichtige redenen bestaan om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Vogel en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.