RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/3133
Uitspraakdatum: 31 juli 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
gemachtigde: A
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan eiser is met dagtekening 20 december 2002 voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.743 en met een verhoging van 50% van de nagevorderde belasting van ƒ 3.476.
1.2. Na bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 31 mei 2005 de in de navorderingsaanslag begrepen verhoging verminderd tot ƒ 1.390 en de aanslag voor het overige gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld bij brief van 26 mei 2005, ontvangen bij de rechtbank op 8 juli 2005. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiser heeft een conclusie van repliek ingediend, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van 1 juni 2006, gelijktijdig met de beroepen die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de nummers 05/1501, 05/1521, 05/1522, 05/1523, 05/1524, 05/1525, 05/1526 en 05/1527. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn echtgenote en C. Namens verweerder zijn verschenen D, E, F en G. Ter zitting hebben beide partijen een pleitnota met bijlagen overgelegd. De pleitnota’s met bijlagen worden, met uitzondering van bijlage 4 van de pleitnota van verweerder, tot de stukken van het geding gerekend.
2.1. Eiser is werkzaam als taxichauffeur in de regio R. In de periode van 1997 tot en met 2000 exploiteerde hij tezamen met C en H een taxibedrijf onder de naam V.O.F. T1. Voor hun werkzaamheden maakten eiser en C gebruik van een auto, merk Mercedes, type E 290, met kenteken AA-BB-00 (de taxi). Het kenteken van de taxi stond op naam van eiser. De cataloguswaarde van de taxi was ƒ 128.636.
2.2. Tot de gedingstukken behoort een factuur van 25 maart 1997 van I gericht aan T1 waarin is vermeld:
“1.0 taxameter inbouw excl. materiaal 285.00 285.00
17,5% B.T.W. over 285.00 49.88
Totaal 334.88”
2.3. Tot de gedingstukken behoort verder een afschrift van een bladzijde uit de agenda van I betreffende 25 maart 1997 waarin is vermeld:
“V T1, Merc. E290 inbouw meter + mob
[telefoonnummer] Diversen [mobiel telefoonnummer]”
Eveneens tot de gedingstukken behoren afschriften van bladzijden uit dezelfde agenda van 21 mei 1997, waarin voor zover hier van belang is vermeld:
“T2 Mercedes 290 inbouw + Div + afst bed.
T x 30 s
+IJken + mob”
Tot de stukken behoort verder een afschrift van een werkbon met betrekking tot Taxi T2 van 21 mei 1997, waarin onder meer is vermeld:
“Inbouw taxameter en mobilofoon (...)
Inbouw meter 285
Inbouw mob 185
Antenne 102,50
Contacten 8,80
IJken 200”
2.4. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een proces-verbaal, afkomstig van Regiopolitie Q, van verbalisanten J en K, opgemaakt op 4 december 2000, waarin onder meer is vermeld:
“Sinds wanneer bent u begonnen bij de (--) te (--)
Ik ben daar begonnen per 1 mei 1999
(...)
Hoe is de taakverdeling tussen (--) en mij?
We zijn beiden voor (--) eigenaar en zijn beiden vennoot van de (--) en allebei onbeperkt bevoegd.
(--) doet het garagegedeelte en ik hou mij bezig met het administratieve gedeelte. Personeel aannemen doen wij beiden. (...)
Kilometertelleronderbrekers (--)
Bij ons, (--), wordt ongeveer twee a drie maal per week een kilometertelleronderbreker ingebouwd.
Deze worden ingebouwd door (---). Het materiaal wordt ingekocht door (--) bij (---) (...)
Kosten en winstverdeling
De klant betaalde een paar honderd gulden bij ons voor een kilometeronderbreker. Dit bedrag is afhankelijk van het type auto. De Toyota’s en de Passats, Omega’s deden wij wel. BMW’s en Audi’s en Volvo’s werd moeilijk, daar hadden we de spullen en de technische know how niet voor. Naar ik weet gingen taxiondernemers naar (-) of (-). Dit is de standaard uitspraak van de chauffeurs op het moment dat ik ze weg stuurde. Dit gebeurde ook als ze voor een bepaald type mobilofoon kwamen.
(--) deed de Mercedessen. Hij is daar in gespecialiseerd. (...)
Ik wil als laatste toevoegen aan deze verklaring dat (-) en ik niet het brein zijn van het kilometertelleronderbreker verhaal. Door de overname van (---) hebben wij dit er bij gekregen. (---) is op zich een goede kracht en wilden we er bij hebben. Zonder hem hadden we de zaak eigenlijk niet over willen nemen. We baalden dat hij alleen de maandag, dinsdag en woensdag wilde werken en niet de hele week voor de gewone werkzaamheden.”
2.5. Een kilometertelleronderbreker (kto) is een in een auto aangebrachte schakeling of gemonteerd apparaat. De kto zorgt ervoor dat de kilometerteller na inschakeling tijdens het rijden niet oploopt, dan wel dat de kilometerteller, indien deze wel oploopt tijdens het rijden, na uitschakeling weer terugspringt naar de stand op het moment van inschakeling. Het was in 1997 mogelijk een kto van een afstandsbediening te voorzien.
2.6. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een proces-verbaal, dossiernummer (...), PV code: AH/09 van de Fiod vestiging R, van verbalisanten L en M, opgemaakt op 25 juni 2001, waarin onder meer is vermeld:
“Uit het onderzoek ingesteld naar de administratie, zoals afsprakenagenda’s en facturen, van (---) over de jaren 1999 en 2000 is naar voren gekomen dat een afspraak voor de inbouw van een kilometertelleronderbreker in de afsprakenagenda van (---) werd geboekt onder de term “diverse”. In een later stadium werd de inbouw van kilometertelleronderbrekers veelal met geel gearceerd. Omdat men bang was dat dit op zou vallen, zijn er na verloop van tijd ook andere afspraken met geel gearceerd. De opbrengst, behaald met de inbouw van kilometertelleronderbrekers, is niet als omzet verantwoord (zie AH/04).
Op grond van bovenstaande hebben wij verbalisanten, onderzocht of dergelijke praktijken ook plaatsvonden in de periode dat 4e verdachte (-) nog eigenaar van de (-) was, dus vóór 1 mei 1999.
(---) verklaart op 5 december 2000 over het boeken van afspraken met betrekking tot de inbouw van kilometertelleronderbrekers (pv-code V04/01):
“Dit gebeurde onder andere onder de post diversen..”
en op 23 februari 2001 verklaart (---) hieromtrent (pv-code V04/04):
“De omzet van de kilometerteller-onderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometeronderbrekers kochten zich niet bekend wilde maken of wilde worden...”
en
“Uit de door u getoonde agenda’s is heel moeilijk vast te stellen wat betrekking heeft op de verzwegen omzet. Dit zou dan moeten gebeuren aan de hand van de uitgeschreven bonnen. Zoals al eerder heb verklaard is de omzet alleen te halen uit de administratie vermeld onder het hoofd Diversen...”
Over de inbouw van kilometertelleronderbrekers verklaart (---) op 5 december 2000 (V04/01):
“Door (---) werden er in de jaren 1997, 1998 en 1999 gemiddeld zo’n zeven kilometertelleronderbrekers per week ingebouwd. Zeker weten doe ik het niet. Het kunnen er ook meer geweest zijn. In ieder geval minder dan zeven zullen het er in ieder geval niet geweest zijn”.
2.7. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een proces-verbaal, dossiernummer (...), PV code: AH/05 van de Fiod vestiging R, van verbalisanten L en M, opgemaakt op 29 augustus 2001, waarin onder meer is vermeld:
“Op de vraag of de bedragen, ontvangen door het inbouwen van kilometertelleronderbrekers buiten de boeken zijn gebleven heeft verdachte (---) verklaard:
“Tot nu toe heb ik alle verdiensten van de onderbrekers buiten de boekhouding gehouden en dat geldt ook voor (---) het geld was dus zwart” (...)
Verdachte (---) verklaart op de vraag of hij op de hoogte was van het feit dat de volledige omzet in de boekhouding moet worden verwerkt en wat de reden is voor het niet in de boekhouding opnemen van de ontvangen bedragen:
“Natuurlijk ben ik daarvan op de hoogte. De reden voor het niet verwerken in de boekhouding ligt in het feit dat de chauffeurs geen rekening wilden hebben. (...)
Door ons, verbalisanten, is een overzicht samengesteld van de afspraken welke in het afsprakenboek van de (---) zijn geboekt onder de term “diversen” dan wel afspraken die (donker)geel zijn gearceerd. Deze afspraken hebben vermoedelijk betrekking op de inbouw van kilometertelleronderbrekers (voor een uitgebreide beschrijving van het fraudepatroon verwijzen wij, verbalisanten, naar proces-verbaal met pv-code AH/04).(...)
4e Verdachte (---) verklaart op 13 december 2000 over de inbouw van kilometertelleronderbrekers door (---) (pv-code V-04/03):
(---) is toen begin maart 1997 begonnen met de inbouw van de kilometeronderbrekers in de Mercedessen in mijn bedrijf voor fl (---) per onderbreker. Medio 1998 is de prijs van de levering en de inbouw van de kilometeronderbreker voor de Mercedessen verhoogd naar fl (---). Vanaf 1 januari 1999 is de prijs verhoogd naar fl (---). Deze prijs is gebleven tot 1 mei 1999 toen ik mijn bedrijf verkocht”.
Met betrekking tot het feit dat de inbouw van kilometertelleronderbrekers ook plaatsvond ná overname van de (---) door 2e verdachte (---) en 3e verdachte (---) verklaart (---) op 5 december 2000 (V-02/04):
..”Toen we de zaak overnamen, merkten dat daar kilometeronderbrekers werden ingebouwd. Dit gebeurde door (---)
Over de bedragen die klanten moesten betalen voor de inbouw van een kilometertelleronderbreker verklaart 2e verdachte (---) (pv-code V02/04) op 5 december 2000:
“Dat hing een beetje van de auto af. De Mercedessen E-klasse kostten Fl(--). (...)”
2.8. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een proces-verbaal, dossiernummer (...), PV code: AH/10 van de Fiod vestiging R, van verbalisanten L en M, opgemaakt op 29 augustus 2001, waarin onder meer is vermeld:
“Cijfermatige uitwerking
Minimale positie
1997
- In het eerste kwartaal van het jaar 1997 is er in (-) gevallen sprake van de omschrijving “diverse” in de afsprakenagenda van (-). In (-) van deze gevallen heeft dit betrekking op de inbouw van een kilometertelleronderbreker in een Mercedes. De helft van de opbrengst die hiermee is behaald dient aan (-) toegerekend te worden. Uitgaande van een gemiddelde opbrengst van fl (-) per inbouw van een kilometertelleronderbreker in een Mercedes én een opbrengst van fl (-) voor de overige auto’s bedraagt de vermoedelijk niet verantwoorde opbrengst in het eerste kwartaal van de 1997 fl (-).”
2.9. Op 10 september 2002 heeft de belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld naar de aan eiser toegekende teruggaven van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen over de periode 26 maart 1997 tot en met 25 maart 2000. Dit onderzoek heeft geleid tot correcties bij eiser voor meerdere jaren en diverse heffingen, waaronder de onderhavige. In het controlerapport van 2 mei 2003 is, voor zover hier van belang, vermeld:
“1 Algemeen
1.1. Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht werd de juistheid van de verzoeken tot teruggaven van de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM), betreffende de auto met het kenteken AA-BB-00 over de periode 26 maart 1997 tot en met 25 maart 2000. Ook is gekeken naar de directe gevolgen die een gebleken onjuistheid van het verzoek heeft voor de heffing van de inkomstenbelasting, de omzetbelasting en de premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Met name betreft het hier de correctie in verband met het privé-gebruik van de auto.
(...)
3.5 Conclusie ten aanzien van de kilometeradministratie
Op grond van de volgende punten is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie;
- In de auto is een kilometertelleronderbreker ingebouwd, waardoor er geen waarde aan de juistheid van de kilometeradministratie kan worden gehecht omdat de controleerbaarheid op volledigheid hierdoor onmogelijk wordt.
- De door de garage opgenomen stand van de kilometerteller wijkt altijd af van de stand van de kilometer die door belanghebbende [eiser] en C worden genoteerd. De laatste stand voor dat de auto naar de garage gaat en de eerste stand nadat de auto naar de garage is geweest, zijn meestal lager dan de stand in de garage. Het in- of uitgeschakeld zijn van de kilometertelleronderbreker op het moment van het opnemen van de kilometerstand kan een verklaring zijn voor het groter en/of kleiner worden van het verschil.
- De auto rijdt daadwerkelijk rond op momenten dat er volgens de aanwezige administratie niet gereden is. Er kan op deze momenten met of zonder ingeschakelde taxameter gereden zijn. Door op deze momenten de kilometertelleronderbreker in te schakelen zijn deze kilometers niet meer te achterhalen en blijft de administratie op papier sluitend.
(...)
4.4 Conclusie ten aanzien van de overige administratie
Op grond van de volgende punten voldoet ook de overige administratie niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 52 van de Awr.
- Ten aanzien van de taxameter is er niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 Awr;
- De rittenkaarten zijn niet of niet volledig ingevuld;
- De rittenkaarten over 2000 van de heer C zijn niet overgelegd;
- De ritten op rekening declaraties zijn niet bewaard dan wel niet overgelegd.
- Door deze gebreken is de controle op de juistheid en volledigheid van de overige administratie onmogelijk geworden.
(...)
7 Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
7.1 Privé gebruik van de auto
(...)
Door omkering van de bewijslast kan met de overgelegde administratie niet aangetoond worden dat met de auto per kalenderjaar minder dan 1000 (...) kilometer privé is gereden.
Ook anderszins kunt u dit niet overtuigend bewijzen. (...)
11.2 Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
Over de jaren 1998 t/m 2000 zullen wij navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opleggen. Deze zijn gebaseerd op art. 16 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Over het jaar 1997 is reeds ter behoud van rechten een navorderingsaanslag aangekondigd en opgelegd.(...)
12.2 Boete inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (...)
12.4 Feiten en omstandigheden
De feiten en omstandigheden op grond waarvan wij voornemens zijn deze (vergrijp)boete op te leggen betreffen:
- het laten inbouwen van een kilometertelleronderbreker waardoor de administratie bewust oncontroleerbaar is gemaakt;
- het gebruiken van de kilometertelleronderbreker;
- de gegevens van de taxameter worden niet bewaard dan wel niet geprint;
- de rittenkaarten(staten) worden niet op de juiste wijze ingevuld;
- niet alle ritten zijn op de rittenkaarten(staten) ingevuld.
- de ritten op rekening administratie is niet bewaard c.q. overgelegd;
- hiaten in de kilometeradministratie welke niet verklaard kunnen worden, anders dan door het daadwerkelijk gebruik van de kilometertelleronderbreker.
Op grond van het bovenstaand is het aan de opzet van belastingplichtige te wijten dat er teveel belasting is terugontvangen dan wel te weinig belasting is betaald. (...)”
2.10. Naar aanleiding van voormeld onderzoek heeft verweerder voor de jaren 1997 tot en met 2000 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. De winstcorrectie als gevolg van het privé-gebruik van de taxi bedraagt voor 1997 ƒ 17.151 (8/12 jaar).
2.11. Tot de gedingstukken behoort een verklaring van N van 19 december 2003, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“L.S.
Na een Fiod inval op 5 Dec. 2000, en diverse verhoren, heb ik tot 11-12-2003 niets meer vernomen.(...)
De Fiod heeft naar aanleiding van de inhoud een eigen uitleg gegeven aan de afspraken die daar in stonden. Deze agenda betrof alle telefonisch gemaakte afspraken, als een klant meerdere reparaties had, dan vermeldde ik dat als diversen. Ik heb veel geld contant ontvangen zonder dat de klant een factuur wilde, deze contanten boekte ik in mijn boekhouding onder de noemer balieverkoop of diversen. Er werd verondersteld dat ik twee mensen uitbetaald zou hebben zonder het in de boekhouding te vermelden,
Dit klopt ook niet, de Hr. O, de leverancier van de kastjes voor telleronderbreking bij Mercedes, maakte deze kastjes, bepaalde de prijs, bouwde met mijn hulp de kastjes in, in mijn werkplaats, en gaf mij een afgesproken bedrag.
De Hr. AA ontwierp schema’s voor andere type auto’s op dezelfde condities.
(...)
Mei 1999 heb ik mijn zaak voor weinig geld verkocht (...)”
2.12. Tot de pleitnota behoort een emailbericht van 31 mei 2006 van AB BV aan gemachtigde met onderwerp “RE: test”, waarin onder meer is vermeld:
“Naar aanleiding van het onderzoek in de zaak van [eiser] wil ik graag de volgende verklaring afleggen:
In de periode 1997 waarin [eiser] er van beschuldigd wordt dat hij een onderbreker in zijn auto heeft laten inbouwen, was er alleen de mogelijkheid om dit in een Mercedes 200D te doen.
Degene die deze onderbrekers maakte, had nog niet de technische kennis om het type Mercedes 290D te onderbreken.
Het waren kant en klare kastjes, die alle bestemd waren voor de Mercedes 200D.
De mogelijkheid om een onderbreker te plaatsen in een Mercedes 290D was in deze periode zeker niet aanwezig.
Ik kan dit met zekerheid vaststellen, daar ik samen met mijn compagnon de zaak VOF I per 1 mei 1999 heb overgenomen.
Wij waren pas in staat in 2002 na lang onderzoek om ook andere types dan de 200D van Mercedes te onderbreken.
Hopende u voldoende te hebben geïnformeerd
Met vriendelijke groet
AC”
2.13. Tot de gedingstukken behoren diverse facturen van AD automobielbedrijven N.V. (AD), gericht aan V.O.F. T1, waarop kilometerstanden zijn genoteerd. De kilometeradministratie van eiser vermeldt per gelijke datum ook kilometerstanden. Schematisch weergegeven leidt dit tot het volgende overzicht:
Datum km stand -AD Administratie eiser
09.07.97 23.170 22.999
19.01.98 44.348 44.111
04.03.98 50.876 50.418
23.03.98 13 53.407
31.03.98 55.490 datum niet vermeld, per 30.03.98: 54.629
17.06.98 66.899 66.283
22.09.98 13 78.311
27.11.98 89.857 datum niet vermeld, per 26.11.98: 88.190
09.12.98 91.292 datum niet vermeld, per 07.12.98: 89.647
01.04.99 106.663 106.746
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of eiser heeft doen blijken dat de taxi in 1997 voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord is voorts in geschil:
- of de bijtelling op grond van het gelijkheidsbeginsel achterwege had moeten blijven;
- of de bijtelling privé-gebruik, op grond van een redelijke wetstoepassing dan wel het gelijkheidsbeginsel dient te worden verminderd omdat de taxi door twee chauffeurs is gebruikt;
- of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding en het aan de uitspraak gehechte proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 42, tweede en vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (de Wet) worden bij het bepalen van winst uit onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot een bedrag van ten minste twintig percent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
4.2. Gelet op de tekst van de Wet rust op eiser de last om overtuigend aan te tonen dat de taxi voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Eiser is vrij in de wijze waarop hij dit bewijs levert. Op verweerder rust de last om zijn stelling dat in de taxi een kto is ingebouwd aannemelijk te maken.
4.3. Uit de onder 2.4., 2.6., 2.7., 2.11. en 2.12. opgenomen verklaringen van onder meer de eigenaar van I vanaf 1 mei 1999, N, eigenaar van I vóór 1 mei 1999, en aldaar werkzame personen, leidt de rechtbank af dat het vanaf 1997 tot de gebruikelijke werkzaamheden van I behoorde om naast taxameters ook kto’s in taxi’s in te bouwen. Voor inbouw van een kto in een Mercedes kwam, zo concludeert de rechtbank op basis van de stukken en het verklaarde ter zitting, op maandag, dinsdag of woensdag een in dit merk gespecialiseerde kracht naar I. Aannemelijk is dat het in verband met inbouw van een kto gebruikelijk was om in de agenda de aanduiding “diversen” op te nemen. De omstandigheid dat N in 2003 minder eenduidig dan voorheen stelde dat “diversen” betrekking had op de inbouw van een kto, doet aan zijn eerder afgelegde ondubbelzinnige verklaring niet af. Nu niet in geschil is dat de afspraak voor 25 maart 1997 in de agenda als vermeld onder 2.3. betrekking heeft op de taxi van eiser, ontleent de rechtbank daaraan onder de gegeven omstandigheden, mede gelet op het feit dat eiser geen verklaring heeft voor de toevoeging “diversen”, het sterke vermoeden dat in de taxi van eiser een kto is ingebouwd.
4.4. Dat het, naar eiser onder verwijzing naar de onder 2.12. opgenomen verklaring van AC stelt, in maart 1997 niet mogelijk was om een kto in te bouwen in het type Mercedes van eiser, is niet aannemelijk geworden. Nu voornoemde AC I pas op 1 mei 1999 heeft overgenomen en niet gesteld of gebleken is dat hij voordien bij dit bedrijf betrokken was en uit eigen ervaring kan verklaren wat de gang van zaken in 1997 was, hecht de rechtbank aan deze verklaring geen waarde. In aanmerking genomen dat de rechtbank de aanduiding “diversen” conform de verklaring van I en zijn werknemer opvat als een verwijzing naar de inbouw van een kto, doet de afspraak voor 21 mei 1997 voor taxi T2, type E 290, bovendien vermoeden dat inbouw wel degelijk al in 1997, en niet pas in 2002, zoals AC verklaarde, tot de mogelijkheden behoorde. Ook bij deze afspraak zijn de niet op de werkbon aansluitende werkzaamheden “Div + afst bed.” vermeld, te begrijpen als “diversen en afstandsbediening”, welke vermelding in de regel dienden te worden opgevat als een verwijzing naar de inbouw van een kto met afstandsbediening.
4.5. Het voorliggende bewijs en de verklaringen van eiser en anderen afgewogen is het aan de stukken te ontlenen sterke vermoeden dat in de taxi een kto was ingebouwd onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat in de taxi een kto was ingebouwd. Onder deze omstandigheden dient bij de beoordeling van de door eiser overgelegde rittenadministratie rekening te worden gehouden met de inbouw en het mogelijke gebruik van een kto. Dientengevolge is de aan de kilometerteller te ontlenen stand niet betrouwbaar en kan aan de registratie door en de diverse tussenstanden van de kilometerteller geen waarde worden gehecht.
4.6. Eiser heeft zijn omzet verantwoord op basis van de door hem ingevulde rittenkaarten waarop de omzet van de diverse tijdens een dienst verreden ritten is vermeld. De rittenkaarten zijn ingevuld aan de hand van de aanwezige taxameter, die steeds na afloop van de dienst handmatig op nul werd gezet. Eiser stelt dat de op de kaart ingevulde beginstand van een dienst gelijk was aan de eindstand van de vorige dienst. Op de kaart werd het totaal van de per dienst verreden kilometers opgeteld bij de beginstand, wat vervolgens weer resulteerde in de eindstand van de dienst, tevens beginstand voor de volgende dienst. Een dergelijke wijze van administreren aan de hand van een geijkte taxameter is in beginsel voor het ter zake van het privé-gebruik van de taxi te leveren bewijs aanvaardbaar indien de aldus verreden en op de rittenkaarten genoteerde kilometers aansluiten op de stand van de in de auto aanwezige kilometerteller en voorts deze kilometerteller-stand objectief controleerbaar is door aansluiting op door derden, zoals garagebedrijven, vastgelegde kilometertellerstanden.
Nu echter de stand van de aanwezige kilometerteller, zoals hierboven overwogen, niet betrouwbaar is, kan deze niet dienen ter onderbouwing van de kilometeradministratie. Eiser heeft dan ook met zijn administratie of anderszins niet overtuigend aangetoond dat de taxi op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, nog daargelaten dat de op basis van de taxameter bijgehouden kilometeradministratie ten opzichte van de door de garage genoteerde standen niet afdoende verklaarde verschillen vertoont.
4.7. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op, nu het hier geen gelijke gevallen betreft. In een aantal gevallen waarin geen navorderingsaanslag is opgelegd was immers geen sprake van afwezigheid van declaraties, terwijl dit bij eiser wel het geval was. Verder blijkt uit andere overgelegde controlerapporten dat verweerder wel degelijk bij diverse taxichauffeurs is overgegaan tot navordering wegens privé-gebruik van de taxi, zodat geen meerderheid van gevallen is aan te wijzen terwijl evenmin aannemelijk is geworden dat sprake is van een begunstigend beleid.
4.8. Wat de omvang van de winstcorrectie bij eiser betreft is de rechtbank van oordeel dat, nu aannemelijk is dat de taxi aan beide vennoten in gelijke mate ter beschikking stond en beide vennoten een volledig dienstrooster hadden, de taxi voor eiser slechts beperkt beschikbaar was. Indien het bedrag van de onttrekking ingevolge artikel 42, tweede lid van de Wet geheel bij eiser in aanmerking zou worden genomen, zou dat in geval van winstcorrectie bij beide ondernemers resulteren in een bijtelling tot 40% van de cataloguswaarde. Een redelijke wetstoepassing brengt in geval van gedeeld gebruik van de taxi mee dat de bijtelling van
ƒ 25.727 slechts naar rato van het gebruik en de gerechtigdheid, hier de helft, wordt toegerekend aan eiser. Dit leidt er toe dat het belastbaar inkomen met ƒ 8.575 dient te worden verminderd tot ƒ 17.168 (€ 7.790). Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard.
4.9. Wat de boete betreft overweegt de rechtbank dat aannemelijk is dat eiser opzettelijk onjuiste aangifte heeft gedaan, hetgeen in beginsel een boete van 50% rechtvaardigt. Na bezwaar heeft verweerder de boete verminderd tot 20% van de nagevorderde belasting en aldus rekening gehouden met het repeterende karakter daarvan en het tijdsverloop sinds het moment van aanzegging. De rechtbank acht de boete tot dit percentage onder de gegeven omstandigheden passend en geboden.
Nu het beroep gegrond is ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 1.207,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1,5 vanwege de samenhang met de onder 1.4 genoemde beroepen). Voor een hogere vergoeding, in verband met de behandeling door een nieuwe adviseur, is geen reden, nu dit een omstandigheid betreft die voor rekening van eiser dient te blijven.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag voor wat betreft de nagevorderde belasting tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 7.790;
- vermindert de in de navorderingsaanslag begrepen verhoging tot 20% van het na vermindering vastgestelde bedrag van de nagevorderde belasting;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.207,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 31 juli 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. Roelvink-Verhoeff, voorzitter, mrs. R.G. Kemmers en A.M. van Amsterdam, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.