RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 308516 CV EXPL 06-2473
datum uitspraak: 17 augustus 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. W.A. Swildens
Amstelvliet Bouw B.V.
te Landsmeer
gedaagde partij
hierna te noemen Amstelvliet Bouw
gemachtigde mr. R.A.M. Schram.
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Amstelvliet Bouw.
Hierop heeft Amstelvliet Bouw geantwoord.
Vervolgens zijn partijen, nadat de mondelinge behandeling van 11 juli 2006 op dringend verzoek van Amstelvliet Bouw en verzet daartegen van [eiser] was verdaagd, op 19 juli 2006 (wederom) ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
De gemachtigden van partijen hebben de zaak toen tevens bepleit. De gemachtigde van [eiser] heeft een pleitnota overgelegd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Amstelvliet Bouw zal veroordelen aan [eiser] te betalen de somma van € 102.609,97 wegens schadevergoeding ex artikel 7.681 van het Burgerlijk Wetboek met proceskosten.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is die vordering, zoals de kantonrechter begrijpt, in hoofdsom verminderd tot € 56.999,25.
De vordering is gebaseerd op een volgens [eiser] kennelijk onredelijk ontslag, zoals bedoeld in artikel 7.681 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de arbeidsovereenkomst onder opgave van een valse of voorgewende reden zou zijn opgezegd en/of omdat de gevolgen van de opzegging voor [eiser] in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging te ernstig zouden zijn, dit wegens het ontbreken van enige voor [eiser] getroffen voorziening alsmede vanwege de gelet op zijn leeftijd en slechte gezondheidstoestand zeer geringe mogelijkheden om ander passend werk te vinden.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering. Amstelvliet Bouw betwist dat sprake is geweest van een valse of voorgewende reden. Voor wat betreft de gestelde gevolgen van de opzegging meent Amstelvliet Bouw dat deze, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet dusdanig zijn dat deze aanleiding zouden behoren te geven tot toekenning van de gevorderde schadevergoeding.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eiser], geboren op [geboortedatum], is sinds 1983 bij Amstelvliet Bouw werkzaam geweest, tot 1 januari 1991 als zelfstandige en vanaf 1 januari 1991 op basis van een arbeidsovereenkomst. Zijn laatste functie was timmerman en zijn laatst verdiende loon bedroeg (omgerekend) € 2.533,53 bruto per maand.
2. [eiser] lijdt aan hartklachten. Vanwege hartritmestoornissen en een tweewekelijks bezoek aan de trombosedienst is hij slechts vier dagen per week belastbaar. Hij maakte dan ook bij Amstelvliet Bouw reeds geruime tijd gebruik van de zogenaamde 55+- regeling ingevolge de bouw CAO.
3. In februari 2004 heeft Amstelvliet Bouw aan 13 werknemers medegedeeld dat zij vanwege de slechte economische omstandigheden moest inkrimpen. Vervolgens hebben 7 werknemers elders werk gezocht en gevonden. [eiser] heeft toen geen actie ondernomen om elders aan de slag te gaan..
4. Op 10 mei 2005 heeft Amstelvliet Bouw voor 6 overgebleven timmerlieden en voor 1 administratief werknemer een ontslagvergunning gevraagd en verkregen bij het CWI, dit op bedrijfseconomische gronden. Eén van de betrokkenen kon vanwege ziekte vooralsnog niet worden ontslagen; de overige 6 wel. Op 21 juli 2005 heeft Amstelvliet Bouw ook de arbeidsovereenkomst met [eiser], met gebruikmaking van de ontslagvergunning opgezegd en wel tegen 10 februari 2006. De arbeidsovereenkomst is per die datum rechtsgeldig geëindigd.
5. Op 17 maart is namens [eiser] verzocht om een ordentelijke afvloeiingsregeling. Die is door Amstelvliet Bouw geweigerd. [eiser] heeft, behoudens een staatslot (waarop geen prijs was gevallen), niets van Amstelvliet Bouw gekregen.
6. Amstelvliet Bouw maakt deel uit van het KIKA concern. Kika Beheer BV heeft 100% van de aandelen van Amstelvliet BV, welke vennootschap weer 100% van de aandelen in handen heeft van dochters Amstelvliet Bouw BV, Amstelvliet Projectontwikkeling BV en Amstelvliet Onderhoud BV. Uiteindelijk heeft directeur Van den Heuvel het voor het zeggen, want hij houdt alle aandelen in Kika Beheer BV. Het concern heeft in 2003 en 2004 een bescheiden netto-winst geboekt. De cijfers over 2005 zijn nog niet openbaar.
7. Ingevolge de thans geldende wetgeving mag [eiser], die niet in aanmerking komt voor een VUT-uitkering, tot 64 jarige leeftijd rekenen op een WW uitkering op basis van 70% van het laatstverdiende salaris, waarna hij in de bijstand zal komen (IOAW).
De beoordeling van het geschil
Partijen zijn allereerst verdeeld over de vraag of de opgegeven ontslaggrond, te weten de bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag, ten tijde van het einde van de dienstbetrekking (nog) daadwerkelijk bestond. Daaromtrent hoeft echter niet te worden beslist omdat, zoals hierna zal blijken, het ontslag gegeven de bijzondere omstandigheden van het geval reeds kennelijk onredelijk wordt bevonden vanwege het ontbreken van enige ontslagvergoeding.
Wat dat laatste betreft heeft het volgende te gelden.
Aan Amstelvliet Bouw moet onmiddellijk worden toegegeven dat een opzegging zonder toekenning van een ontslagvergoeding niet reeds op die enkele grond als kennelijk onredelijk mag worden aangemerkt. Zoals ik in zaken als deze echter reeds vele malen heb overwogen, dient een dergelijk koud ontslag bij een oudere werknemer met een groot aantal dienstjaren wel een nadere motivering, die de toets der kennelijke onredelijkheid kan doorstaan. Daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake.
Ik wil wel aannemen dat Amstelvliet Bouw bedrijfseconomisch een moeilijke periode heeft doorgemaakt en misschien nog steeds doormaakt. Zo bezien is alleszins begrijpelijk dat zij heeft gestreefd naar een reductie van het aantal vaste werknemers en het opvangen van piekbelasting door de inzet van ZZP-ers.
Daar staat echter tegenover dat de positie van [eiser] op de arbeidsmarkt, gelet op zijn leeftijd en zijn slechte gezondheidstoestand, ronduit slecht mag worden genoemd. Het zou mij in elk geval zeer verbazen als hij nog elders in loondienst zou worden aangenomen. In feite resteert voor hem alleen nog de mogelijkheid om, vanwege zijn hartklachten slechts op beperkte schaal, werkzaamheden als zelfstandige te verrichten. Ook daarvan verwacht ik weinig. Het zal er dus wel op neerkomen dat [eiser] het tot zijn AOW moet doen met de WW en aanvullend de IOAW.
Verder is niet, dan wel onvoldoende gebleken, dat Amstelvliet Bouw werkelijk niet in staat was om een voor [eiser] in gevallen als de onderhavige toch wel gebruikelijke afvloeiingsregeling te treffen, van welke aard en/of grootte dan ook. Van een volstrekte onmogelijkheid was en is kennelijk geen sprake.
Samenvattend acht ik het onaanvaardbaar om [eiser] onder deze omstandigheden zonder enige vergoeding heen te sturen. Dat kan een goed werkgever jegens een oudere, zieke werknemer met zo'n staat van dienst als [eiser] naar mijn oordeel gewoon niet verantwoorden. Er is op die grond dus sprake van een kennelijk onredelijk ontslag, die aanleiding geeft tot het toekennen van een schadevergoeding aan [eiser].
Anders dan door Amstelvliet Bouw aangevoerd kan de bij ontbinding van een arbeidsovereenkomst ex artikel 7.685 BW veelal toegepaste kantonrechterformule ook bij de begroting van een schadevergoeding ex artikel 7.681 van het Burgerlijk Wetboek tot uitgangspunt dienen. Met alle tekortkomingen die daaraan kleven geeft deze formule in elk geval enig objectief houvast.
Met inachtneming van het voorgaande zal ik de schadevergoeding als volgt begroten:
bruto maandloon inclusief 8% = € 2.533,53
aantal gewogen dienstjaren = 26
correctiefactor 0,4,
hetgeen oplevert € 26.348,71 bruto.
De correctiefactor wordt aanmerkelijk lager begroot dan de bij neutrale arbeidsontbindingen gebruikelijke factor 1, dit enerzijds omdat voldoende aannemelijk is geworden dat de financiële mogelijkheden tot het betalen van een ontslagvergoeding voor Amstelvliet Bouw slechts beperkt zijn en anderzijds omdat de overbruggingsperiode tussen de verwachte WW en de AOW (al dan niet met aanvullend ouderdomspensioen) voor [eiser] relatief kort is.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Amstelvliet Bouw wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen de somma van € 26.348,71 bruto.
Iedere partij draagt de eigen proceskosten.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.