ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6215
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verstrekkingen in het kader van de Regeling Opvang Asielzoekers
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 30 juni 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de beëindiging van verstrekkingen aan een asielzoeker onder de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.P.A. Zwart, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, dat de verstrekkingen per 1 juli 2006 zou beëindigen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende stappen heeft ondernomen om terugkeer naar zijn land van herkomst mogelijk te maken, ondanks eerdere negatieve verblijfsprocedures. De voorzieningenrechter oordeelde dat de grief van verzoeker over het niet kunnen geven van een zienswijze terecht was, maar dat dit niet leidde tot toewijzing van de voorlopige voorziening, aangezien de zienswijze alsnog in de bezwaarprocedure betrokken kan worden.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de rechtbank 's-Gravenhage eerder het beroep van verzoeker ongegrond had verklaard en dat verzoeker sinds 3 mei 2006 rechtmatig verwijderbaar is. Dit betekent dat het voor hem strafbaar is om in Nederland te verblijven. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het bestreden besluit naar voorlopig oordeel rechtmatig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.