RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 27 juli 2006
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juli 2006 en
13 juli 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]),
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting aangepast. Na de aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
[Zaaksdossier B 01: voorbereiding van cocainesmokkel vanuit Zuid-Amerika]
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2005 tot en met 08 november 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Haarlem en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om (een) feit(en), bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s), opzettelijk
- (een/of meer van) zijn mededader(s) naar een of meer ontmoeting(en) en/of een of meer bespreking(en) met (weer (een) andere) mededader(s) gestuurd en/of aangespoord, althans gevraagd te gaan en/of
- (een of meer van) zijn mededader(s) (met elkaar) (telefonisch en/of persoonlijk) in contact gebracht en/of bij elkaar geintroduceerd
- een of meer ontmoetingen gearrangeerd en/of afgesproken en/of gehad en/of een of meer persoonlijke en/of telefonische gesprekken gevoerd en/of een of meer afspraken gemaakt aangaande
* de tussen hem en (een of meer van) zijn mededader(s) te gebruiken communicatiemiddelen en/of communicatiecode's en/of
* de wijze(n), waarop en/of de route (op de luchthaven Schiphol), waarlangs de hoeveelhe(i)d(en) cocaine, althans (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, binnen het grondgebied van Nederland zou(den) (moeten) worden gebracht en/of
* de (verdeling van) taken en/of activiteiten tussen hem en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voorafgaande aan en/of bij en/of tijdens en/of na het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de hoeveelhe(i)d(en) cocaine, althans (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
* de/het tijdstip(pen), waarop en/of de termijn(en), waarbinnen de hoeveelhe(i)d(en) cocaine, althans (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, binnen het grondgebied van Nederland zou(den)(moeten) worden gebracht,
- een notitie met daarop (fonetisch) geschreven: "GAMEKA mondeggo bay mrtino", "Sondo Domonko", "Pondo kondo", "Puarda plata","Mrtino", "Mesksika siti", "KAL" voorhanden gehad en/of
- een plattegrond van de Business Lounge op de luchthaven Schiphol voorhanden gehad en/of
- een of meer notitie(s) met daarop (fonetisch) geschreven: "Mexico City", "Cancoon", "Sao Paolo", "Sante domingo", "Trinidrad", "Porcomar/Venuezuala (La Isla M.)" overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of voorhanden gehad
- een of meer foto's (van (nog) te arriveren koerier(s)) voorhanden gehad en/of (aan elkaar) getoond en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of
- een bij en/of tijdens het arriveren van (een) koerier(s) te gebruiken telefoon voorhanden gehad en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen;
[Zaaksdossier B 09: Aangehouden drugskoerier, 06 oktober 2005]
hij op of omstreeks 06 oktober 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
[Zaaksdossier B 10: Aangehouden drugskoerier, 27 september 2005]
hij op of omstreeks 27 september 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet, ongeveer
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – tot het navolgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zesenzestig (66) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het aan verdachte tenlastegelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet in de periode van 1 juli 2005 tot en met 8 november 2005. Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat verdachte telefonische contacten heeft onderhouden met medeverdachte [medeverdachte] op 17 juli 2005 tijdens de ontmoeting bij een café in Amsterdam van die [medeverdachte] met medeverdachten [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] en dat verdachte na die ontmoeting zelf nog [medeverdachte] en [medeverdachte] bij dit café heeft ontmoet. Verder bevindt zich in het dossier nog de verklaring van [medeverdachte], die verklaart dat gesproken werd over prijzen van het binnenbrengen van verdovende middelen door [medeverdachte]. Bovendien bevindt zich in het dossier de verklaring van [medeverdachte], dat hij in opdracht van [verdachte] met [medeverdachte] werd meegestuurd naar de bespreking en hij met verdachte heeft gebeld, bij welke gelegenheid verdachte bij [medeverdachte] heeft geïnformeerd of de bespreking heeft plaatsgevonden. Deze omstandigheden en verklaringen bieden onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot het bewijs dat verdachte enige dan wel zodanige betrokkenheid heeft gehad bij de onderhavige voorbereidingshandelingen dat kan worden gesproken van het medeplegen daarvan. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1. tenlastegelegde.
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen het aan verdachte tenlastegelegde medeplegen van de invoer van cocaïne op 27 september 2005 en 6 oktober 2005 door [medeverdachte]
Uit de processen-verbaal van bevindingen van het aantreffen van respectievelijk circa 5.686,8 en 9.031 gram cocaïne en de verklaringen van de daarbij betrokken koeriers blijkt dat deze in hun handbagage grote hoeveelheden cocaïne vervoerden die zij in Nederland moesten afgegeven aan één of meer personen van de organisatie voor wie zij de cocaïne vervoerden. Zij hadden van de organisatie opdracht om naar een bepaalde plek op Schiphol te gaan en daar de afhalers te ontmoeten, die een afgesproken code zouden noemen, tegen wie zij op hun beurt een code moesten noemen waarna zij de cocaïne moesten afgegeven. Medeverdachte [medeverdachte] heeft aanvankelijk over het transport van 6 oktober 2005 een soortgelijke verklaring afgelegd met dien verstande dat hij de passagier, die iets illegaals met zich meevoerde, op Schiphol naar de aankomsthal met de minste douanecontroles moest begeleiden. Volgens [medeverdachte] gingen de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken met verdachte en de onbekend gebleven man daar ook over. [medeverdachte] heeft als getuige in de zaak van verdachte verklaard dat hij in opdracht van verdachte ongeveer vier uur heeft gewacht op een collega die maar niet kwam opdagen. Verdachte heeft steeds verklaard dat de telefoongesprekken met [medeverdachte] in september en oktober 2005 voorafgaand aan en op de dag dat de respectievelijke koeriers aankwamen niet gingen over een koerier, maar over het werk, dan wel een uitzendkracht die zou komen werken. In het licht van het dossier bezien en dan met name de eerste verklaring van [medeverdachte] dat hij op 6 oktober 2005 iemand moest begeleiden die met iets illegaals aankwam op Schiphol in combinatie met de inhoud van de telefoongesprekken is het aannemelijk dat verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij de invoer van cocaïne op 6 oktober 2005. Hetzelfde geldt voor hun betrokkenheid bij het cocaïnetransport van
27 september 2005. Deze zaak vertoont zoveel overeenkomsten met die van 6 oktober 2005 dat ook in dat geval geen sprake kan zijn geweest van gesprekken over het werk of een collega, maar juist over de aanhouding van een koerier voor verdachte, [medeverdachte] en hun achterban.
De vraag die nu voorligt is of hier sprake is van een nauwe bewuste samenwerking met betrekking tot de (verlengde) invoer tussen [medeverdachte] en zijn medeverdachten. Uit de dossierstukken blijkt met betrekking tot feit 2 dat verdachte, [medeverdachte] en de onbekend gebleven persoon in afwachting zijn van de koerier, maar dat deze al is aangehouden voordat voornoemde verdachten, buiten het beschikbaar zijn, het afwachten, het kijken of de vlucht van de desbetreffende koerier was aangekomen en het elkaar op de hoogte stellen van het verloop, hun (resterende) aandeel in het transport konden vervullen. Contacten van verdachte en/of zijn medeverdachten met de koerier zijn immers niet vastgesteld. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde feit. Met betrekking tot feit 3 geldt eveneens dat de koerier is aangehouden alvorens verdachte en/of zijn mededader contact kon(den) leggen. Ook van dit feit dient verdachte te worden vrijgesproken.
Hoewel de aan verdachte verweten gedragingen vallen onder de voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Opiumwet en binnen de termijn van het onder 1. tenlastegelegde, heeft de rechtbank niet zover willen gaan om deze verwijten daadwerkelijk daarbij in te lezen. Uit de redactie van de tenlastelegging
- waarin bij het onder 1. tenlastegelegde wordt verwezen naar zaaksdossier B01 en bij 2 en 3 naar B09 respectievelijk B10 - en het requisitoir van de officier van justitie is namelijk naar voren gekomen dat het de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging is geweest aan het onderhavige feit het medeplegen van andere voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Opiumwet ten grondslag te leggen.
5. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem tenlastegelegde feiten.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. Van Zutphen en Van Acker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Dijkstra en Ket,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2006.