RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 309973 CV EXPL 06-2794
datum uitspraak: 27 juli 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Cold Food B.V.
te Oostzaan
eisende partij
hierna te noemen Cold Food
gemachtigde mr. A.A. Camonier
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. J.K. Boesveld.
Cold Food heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde] (vordering in conventie).
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord. Daarbij is een tegenvordering ingesteld (vordering in reconventie).
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het doen bepleiten van de zaak, het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die op verzoek in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd.
Voorafgaande aan de comparitie van partijen is Cold Food nog in de gelegenheid gesteld te antwoorden op de tegenvordering.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
Cold Food vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan Cold Food te betalen de somma van € 52.981,40 met rente en kosten.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, primair voor recht zal verklaren dat het in deze procedure bedoelde concurrentiebeding geen rechtskracht heeft, althans dat Cold Food daaraan geen rechten kan ontlenen, dan wel subsidiair dit beding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen, dan wel meer subsidiair dit beding te matigen, alles zoals in de conclusie van eis in reconventie nader omschreven, met veroordeling van Cold Food in de proceskosten.
De verweren
De verweren strekken tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de respectieve vorderingen.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [gedaagde] is van 1 augustus 2002 tot en met 25 februari 2005 op arbeidsovereenkomstig voor Cold Food werkzaam geweest in de functie van KAM-medewerker (kwaliteit, arbo en milieu) tegen een loon dat op het laatst € 3.851,-- bruto per vier weken bedroeg. De werkzaamheden werden te Oostzaan verricht. Het dienstverband is op initiatief van [gedaagde] beëindigd.
2. Cold Food houdt zich bezig met de fabricage van en de groothandel in snacks ten behoeve van de horeca, waarbij de fabricage van en de handel in kwaliteitskroketten een belangrijk onderdeel uitmaakt.
3. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen was -naast een geheimhoudingsbeding- een concurrentiebeding opgenomen, dat luidt als volgt:
De werknemer zal zonder schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende de arbeidsovereenkomst en na het einde hiervan gedurende een tijdvak van één jaar niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van de werkgever vestigen, drijven of mededrijven of doen drijven hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak belang hebben, of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn al dan niet in dienstbetrekking. Bij overtreding van het in dit artikel bepaalde zal de werknemer jegens de werkgever een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren van € 45.378,02 per overtreding en € 226,89 voor iedere dag waarop een overtreding eventueel voortduurt, onverminderd de overige rechten van de werkgever krachtens de wet of onderhavige overeenkomst.
4. Aansluitend is [gedaagde] voor vier dagen per week op arbeidscontract voor de duur van een jaar als kwaliteitsmanager in dienst getreden bij Gourmet B.V. een bedrijf dat zich richt op de teelt van uien, sjalotten en knoflook. Na verloop van enige tijd bleek echter dat op termijn onvoldoende werk beschikbaar was bij Gourmet, waarop [gedaagde] is gaan uitzien naar andere/aanvullende werkzaamheden.
5. Vervolgens is [gedaagde] met ingang van 10 oktober 2005 op arbeidscontract voor de duur van een half jaar als BRC-manager (sushi handbook) in dienst getreden bij De Winter Food Production B.V. (verder te noemen Winter Food). Dit voor één dag per week tegen een loon van € 910,40 bruto per vier weken. Hij ging tegelijkertijd een dag minder voor Gourmet werken.
6. Volgens de zogenaamde BRC normen moet het productieproces voldoen aan bepaalde normen, waarvan het kwaliteitsmanagementssysteem, normen voor de fabrieksomgeving en productbeheersing belangrijke onderdelen vormen.
7. Winter Food houdt zich bezig met het ontwikkelen en produceren van snacks (waaronder kroketten) en sushi. De feitelijke productie van kroketten is ondergebracht bij dochtervennootschap Excellent Food & Snacks B.V. (verder te noemen Excellent). Inmiddels is ook de feitelijke productie van sushi ondergebracht bij een -andere- dochtervennootschap.
8. Nadat Cold Food in december 2005 had vernomen dat [gedaagde] werkzaam was bij/voor Winter Food/Excellent bleek haar verder dat [gedaagde] vanaf maart 2005 meermalen telefonisch informatie had opgevraagd bij zijn oude collega’s bij Cold Food over interne arbo-reglementen, procedures die gevolgd moeten worden om voedselveiligheid en hygiëne te waarborgen, alsmede grondstofanalyses van bij Cold Food gemaakte producten. Hierop heeft Cold Food zowel [gedaagde] als Excellent gesommeerd hun samenwerking onmiddellijk te beëindigen, hetgeen is gebeurd. De arbeidsovereenkomst werd in elk geval onmiddellijk beëindigd.
9. Na afloop van de duur van het concurrentiebeding is [gedaagde] weer voor een dag per week bij Winter Food in dienst betreden. Per 1 september a.s. zal zijn dienstverband bij Gourmet van 3 dagen naar nog maar één dag worden afgebouwd.
De beoordeling van het geschil
Cold Food, die zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] doelbewust in strijd heeft gehandeld met het voor hem geldende concurrentiebeding, is van mening dat hij daarmee de overeengekomen boete heeft verbeurd. Deze boete wordt in deze procedure opgeëist.
[gedaagde] heeft daartegen een aantal verweren gevoerd, die zich deels vertalen in de tegenvordering. Deze verweren worden hierna -voor zover nodig- behandeld.
Rechtsgeldigheid concurrentiebeding.
Volgens [gedaagde] is het concurrentiebeding veel te algemeen geformuleerd en daarom veel te verstrekkend, waardoor het rechtsgeldigheid zou ontberen, mede gelet op het recht van [gedaagde] op vrije arbeidskeuze.
Dat verweer wordt verworpen nu het betreffende beding, zoals dat dient te worden uitgelegd, naar mijn oordeel slechts betrekking heeft op (in dit geval) arbeid voor bedrijven die zich bezig houden met de ontwikkeling, productie en groothandel in snacks. Anders dan door [gedaagde] aangevoerd heeft dit beding dus geen betrekking op de gehele voedselindustrie. Cold Food had, anders dan door [gedaagde] aangevoerd, wel degelijk een redelijk belang bij dat betreffende beding, nu [gedaagde] als KAM medewerker een dusdanige positie in nam in haar bedrijf, dat de daar opgedane kennis en ervaring in elk geval als concurrentiegevoelig mocht worden aangemerkt.
In strijd gehandeld met het concurrentiebeding.
Van de kant van [gedaagde] is voorts betoogd dat zijn werk voor Winter Food geen inbreuk betekende op het concurrentiebeding, kort gezegd omdat Winter Food geen concurrent zou zijn van Cold Food en hij in elk geval zèlf geen concurrerende werkzaamheden zou hebben verricht, nu hij slechts was ingehuurd voor en werkzaam was ten behoeve van de productie van sushi.
Ook dat verweer wordt verworpen. Om te beginnen is in deze procedure komen vast te staan dat ook Winter Food zich, al dan niet met gebruikmaking van een of meer dochtervennootschappen, richt op de ontwikkeling en productie van, alsmede de groothandel in snacks, waaronder kroketten. Het mag waar zijn dat Winter Food op dat terrein, vergeleken met Cold Food, slechts een relatief kleine speler op de markt voor snacks (kroketten) is, maar dat neemt niet weg dat zij op dat gebied wel degelijk in concurrentie treedt met Cold Food.
Verder is het zo dat [gedaagde] door het enkele in dienst treden bij Winter Food reeds inbreuk maakte op het voor hem geldende concurrentiebeding. Daaraan kan niet afdoen dat hij zich bij Winter Food mogelijk geheel, dan wel in belangrijke mate slechts bezig hield met sushi in plaats van snacks.
Overigens is ter terechtzitting nog komen vast te staan dat [gedaagde] kennelijk wèl in de positie was om bij Winter Food deel te nemen aan (informeel) bedrijfsoverleg over de samenstelling van kroketten, al viel dat dan mogelijk buiten zijn eigenlijke takenpakket, waarmee maar gezegd wil zijn dat de grens tussen beide bedrijfsactiviteiten in de praktijk kennelijk niet zo scherp werd getrokken als door [gedaagde] voorgesteld.
In dat verband moet hoe dan ook worden vastgesteld dat voldoende is dát komt vast te staan dat het concurrentieverbod is overtreden, zoals in dit geval is gebeurd. Daarnaast hoeft niet ook nog eens komen vast te staan dat daadwerkelijk concurrerende of anderszins ongeoorloofde handelingen zijn verricht, hetgeen natuurlijk in de praktijk de kracht vormt van het concurrentiebeding. In zoverre is de betwisting van de kant van [gedaagde], dat hij bedrijfsgevoelige informatie aan Winter Food ter beschikking zou hebben gesteld en de stelling dat het opvragen van informatie bij voormalige collega’s niet verboden was, dus niet relevant.
Belangenafweging.
Van de kant van [gedaagde] is verder aangevoerd dat Cold Food in dit concrete geval geen in redelijkheid te respecteren belang had om hem te verbieden bij Winter Food werkzaam te zijn, hetgeen mede gelet op de tegenvordering wordt opgevat als een beroep op het bepaalde in artikel 7.653 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dat verweer treft evenmin doel.
Aan [gedaagde] moet wèl worden toegegeven dat hij, geconfronteerd met teruglopende werkzaamheden bij Gourmet en teleurstellende resultaten van sollicitaties elders, een groot belang had bij het vinden van ander/aanvullend werk. Dat hij dat werk bij Winter Food kon vinden was daarom een buitenkans.
Daar tegenover staat echter dat Winter Food, zoals ik genoegzaam aangetoond acht, als een directe concurrent van Cold Food mag worden aangemerkt, met name waar het gaat om de markt in kwaliteitskroketten. Nu mag het heel wel zo zijn dat [gedaagde] in elk geval formeel niets met de kroketten van doen had, maar dat kon Cold Food in de praktijk niet of nauwelijks controleren. Zij werd geconfronteerd met een ex-werknemer van behoorlijk niveau die uitgerekend bij een directe concurrent in dienst trad, zonder dat zij enige garantie had dat deze overstap geen enkel concurrentiegevoelig gevolg kon hebben. Dat klemt te meer omdat [gedaagde] deze overstap zonder vooroverleg met Cold Food heeft gemaakt en dat Cold Food dit zelf moest ontdekken.
Daarbij komt nog dat het slechts om één dag in de week ging, zodat enerzijds niet kan worden volgehouden dat [gedaagde] daarvan voor zijn levensonderhoud afhankelijk was, maar anderzijds het concurrentiegevoelige karakter van deze overstap onverkort bleef gelden.
Samenvattend ben ik dan ook van oordeel dat [gedaagde] door het in deze procedure bedoelde concurrentiebeding, in verhouding tot het daardoor beschermde belang van Cold Food, niet dusdanig onbillijk werd benadeeld dat dit een gehele of gedeeltelijke vernietiging van dat beding zou rechtvaardigen.
Matiging van de boete.
Tenslotte wordt door [gedaagde] aangevoerd dat de gevorderde boete dient te worden gematigd.
Dat verweer treft doel. Gelet op het bij Winter Food verdiende, zeer bescheiden salaris dat, aangevuld met het bij Gourmet nog verdiende salaris, vast niet veel méér zal bedragen dan het voorheen bij Cold Food verdiende salaris, zou toewijzing van de gevorderde, volgens het arbeidscontract verbeurde boete, neerkomen op een boete gelijk aan méér dan 12 jaar salaris! Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] vanwege de hiervoor vastgestelde overtreding van het concurrentiebeding een aanmerkelijk financieel voordeel zou hebben genoten en/of hem van de zijde van Winterfood zou zijn toegezegd dat een mogelijke boete door laatstgenoemde zou worden gedragen, oordeel ik die boete dusdanig zwaar, dat deze inderdaad gematigd moet worden omdat de billijkheid dit klaarblijkelijk eist.
Rekening houdend met de in de tijd gerekend geringe duur van de overtreding, de daarmee door [gedaagde] gegenereerde inkomsten en het ontbreken van aanwijzingen dat Cold Food daadwerkelijk schade heeft geleden, zal ik de boete matigen tot een bedrag groot € 7.500,--.
Samenvatting en slotsom.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Cold Food slechts kan worden toegewezen tot een bedrag groot € 7.500,-- en dat de tegenvordering van [gedaagde] in al zijn onderdelen moet worden afgewezen.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan Cold Food te betalen de somma van € 7.500,-- met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2006 tot de dag dat alles betaald is.
Dit vonnis wordt tot zover uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
De vordering wordt afgewezen.
In conventie en in reconventie:
Iedere partij draagt de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.