RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 303058 CV EXPL 06-1276
datum uitspraak: 6 juli 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Vereniging BOVAG
te Bunnik
eisende partij
hierna te noemen BOVAG,
gemachtigde deurwaarder J.C. Huyer
[gedaagde], [gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde : geen (procedeert in persoon).
BOVAG heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
BOVAG vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan BOVAG te betalen de somma van € 4.829,54 met (verdere) rente en kosten.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Op 26 mei 2005, verzenddatum 7 juni 2005, is door de Geschillencommissie Voertuigen een (vervolg) bindend advies, zoals bedoeld in artikel 7.900 van het Burgerlijk Wetboek, gegeven in het geschil tussen [belanghebbende] en [gedaagde], over een door eerstgenoemde van laatstgenoemde gekochte auto. Ingevolge dit bindend advies moest [gedaagde] binnen een maand na de verzenddatum van dat bindend advies de somma van € 4.115,-- aan [belanghebbende] betalen, met rente als niet op tijd betaald zou worden.
2. Ingevolge artikel 26 van het toepasselijk Reglement Geschillencommissie Voertuigen moest dit bindend advies binnen twee maanden na de verzenddatum ter toetsing aan de gewone rechter worden voorgelegd, als vernietiging daarvan werd gewenst. Bij gebreke daarvan wordt de uitspraak volgens dat reglement onaantastbaar. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
3. Nadat [belanghebbende] geen betaling had kunnen verkrijgen van het haar ingevolge het bindend advies toekomende bedrag heeft zij haar rechten daarop in eigendom overgedragen aan BOVAG, die op haar beurt vruchteloos heeft geprobeerd om betaling te verkrijgen. In dat verband heeft BOVAG buitengerechtelijke kosten moeten maken.
De beoordeling van het geschil
BOVAG wenst als rechtsopvolgster van [belanghebbende] betaling van hetgeen [gedaagde] ingevolge het bindend advies verschuldigd is.
Het verweer van [gedaagde] komt hierop neer dat hij de inhoudelijke juistheid bestrijdt van het bindend advies. Volgens hem is hij ten onrechte veroordeeld om te betalen. Dit verweer kan hem echter niet baten nu hij ingevolge artikel 7.900 van het Burgerlijk Wetboek nu eenmaal gebonden is aan dat bindend advies. Het is niet aan de gewone rechter om de inhoudelijke juistheid van zo’n bindend advies te toetsen.
Dat zou alleen anders zijn als het bindend advies mocht lijden aan dermate ernstige inhoudelijke en/of procedurele gebreken dat gebondenheid daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Het gaat daarbij om fouten van dusdanige ernst dat niet meer van een in redelijkheid houdbare beslissing kan worden gesproken. Daarvan is in deze procedure niet gebleken.
Vastgesteld moet in elk geval worden dat [gedaagde] op die grond geen vernietiging heeft gevorderd van het bindend advies, laat staan dat dit binnen de daartoe gestelde termijn is gebeurd.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die in de weg zouden staan aan de gebondenheid van [gedaagde] aan dat bindend advies is het pleit daarmee beslecht. Het bindend advies is voor [gedaagde] onaantastbaar geworden, zodat de daaruit aan BOVAG in eigendom overgedragen vordering door [gedaagde] moet worden betaald, met inbegrip van vertragingsrente en buitengerechtelijke kosten.
Gelet op het voorgaande zal het duidelijk zijn dat een mondelinge toelichting op de feitelijke achtergronden van de zaak van de kant van [gedaagde], waarom hij nog heeft verzocht, geen zin heeft.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan BOVAG te betalen de somma van € 4.829,54 met de wettelijke rente over € 4.115,-- vanaf 17 februari 2006 tot de dag dat alles betaald is.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van BOVAG tot op heden begroot op € 669,82 waarvan € 400,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.