ECLI:NL:RBHAA:2006:AY0141

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
115434/HA ZA 05-1055
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid opdrachtgever voor schade werknemer door val van gebrekkig dak

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de opdrachtgever, Corus Staal B.V., voor de schade die een werknemer van de aannemer, Steenmetz Daktechniek B.V., heeft geleden na een val door een gebrekkig dak. Het ongeval vond plaats op 23 augustus 2000, toen de dakdekker E.M. van M. door een lichtdoorlatend dakpaneel viel en ernstig letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opdrachtgever niet aansprakelijk is, omdat de werknemer zich niet aan de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen heeft gehouden. De Arbeidsinspectie concludeerde dat de werknemers van Steenmetz geen gebruik hadden gemaakt van veiligheidsgordels en dat er onvoldoende toezicht was gehouden op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de fout van de werknemer en zijn werkgever, Steenmetz, van zodanig ernstige aard was dat de vergoedingsplicht van Corus volledig verviel. Delta Lloyd, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Steenmetz, had vorderingen ingesteld tegen Corus, maar de rechtbank wees deze vorderingen af. De rechtbank concludeerde dat Corus niet de werkgever was van Van M. en dat haar zorgplicht ten opzichte van hem minder ver ging dan die van Steenmetz. De rechtbank oordeelde dat Corus voldoende veiligheidsinstructies had gegeven en dat het aan Steenmetz was om ervoor te zorgen dat de veiligheidsmaatregelen werden nageleefd. De vordering van Delta Lloyd werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 115434 / HA ZA 05-1055
Vonnis van 28 juni 2006
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. F.M. van Sloun te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORUS STAAL B.V.,
gevestigd te IJmuiden, gemeente Velsen,
gedaagde,
procureur mr. H.K. Garvelink,
advocaat mr. P.N. van Regteren Altena te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Delta Lloyd en Corus genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 12 januari 2006
- de akte van Delta Lloyd
- de akte van Corus.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 23 augustus 2000 heeft zich op het bedrijfsterrein van Corus aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord tijdens het uitvoeren van dakwerkzaamheden een ongeval voorgedaan. Bij dat ongeval is E.M. van M., dakdekker, op een niet-dragend en lichtdoorlatend dakpaneel gaan staan. Van M. is door het betreffende dakpaneel heen gezakt en 6,5 meter naar beneden gevallen waardoor hij ernstig letsel heeft opgelopen.
2.2. Ten tijde van de werkzaamheden was Van M. in dienst van de besloten vennootschap Steenmetz Daktechniek B.V. (hierna: Steenmetz), welk bedrijf in opdracht van Corus de betreffende werkzaamheden uitvoerde.
2.3. Naar aanleiding van het ongeval heeft de Arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld. In haar ongevallenrapport van 23 augustus 2000 is, voor zover van belang, opgenomen:
Bij het werken op hoogte hebben de werknemers van Steenmetz ter voorkoming van valgevaar geen gebruik gemaakt van veiligheidsgordels met vanglijnen (…) Daarnaast zijn de werknemers niet doeltreffend voorgelicht over de aan de werkzaamheden verbonden risico’s en is onvoldoende toezicht gehouden over het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, (…)
Ik zag de kapotte glasvezelplaat; de bovenzijde van deze plaat was wat bruin gekleurd en moeilijk te onderscheiden van de andere dakplaten. (…)
Het werk is bekeken door de heer K.C. Kossen van Corus en de heer H. Meeuwsen van Steenmetz. Omdat het werk van korte duur zou zijn is besloten dat met veiligheidsgordels en vanglijnen gewerkt moest worden en dit is ook op de werkvergunning (zie bijlage 4) van Corus aan Steenmetz vermeld. De lichtdoorlatende glasvezelplaten zijn ook opgemerkt maar daar is geen melding van gemaakt op de werkvergunning.
Vervolgens heeft de heer Meeuwsen, meewerkend voorman van Steenmetz, aan J. Muller en E.M. van M., opdracht gegeven het werk uit te voeren. Er zijn nauwelijks specifieke veiligheidsinstructies gegeven; alleen de werkvergunning werd aan de twee dakdekkers overhandigd. De heer Meeuwsen regelt het werk op het Corus-terrein maar is niet functioneel aangesteld als uitvoerder belast met toezichthoudende taken. Alleen de heer J. Muller had een veiligheidsgordel en twee lifelijnen; voor het slachtoffer was een veiligheidsgordel in bestelling. (…) Het slachtoffer droeg echter bij de werkzaamheden geen vanggordel, omdat deze nog in bestelling was en ook zijn collega dakwerker had geen veiligheidsgordel om. Bij de instructie van de dakdekkers had gecontroleerd moeten worden of beide dakdekkers een veiligheidsgordel hadden. Daarnaast had aangegeven moeten worden waar de vanglijnen aan vastgezet hadden moeten worden en wel zo snel mogelijk na het betreden van het dak. Verder is onvoldoende gewezen op de mogelijke gevaren van de zwakke lichtdoorlatende glasvezelplaten. Het toezicht dat ook daadwerkelijk de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen nageleefd worden berustte bij de dakdekkers zelf en de heer Meeuwsen als meewerkend voorman.
Aan Steenmetz is een boete opgelegd wegens het feit dat Van M. geen veiligheidsgordel met vanglijn droeg.
2.4. Op de door Corus ingevulde en door de heer Muller, werkzaam bij Steenmetz ondertekende werkbon, is vermeld: Mogelijke gevaren / type werkzaamheden: Valgevaar. Maatregel(en) / Af te schakelen installatiedelen: Gebruik van een Valgordel + Lifelijn.
2.5. Voor Van M. was op de dag van het ongeval geen valgordel en lifelijn beschikbaar: deze waren door Steenmetz, waarbij Van M. enkele dagen eerder in dienst was getreden, besteld maar nog niet geleverd.
2.6 Van M. heeft zijn werkgever Steenmetz voor de schade die hij als gevolg van voornoemd ongeval heeft geleden, aansprakelijk gesteld. Delta Lloyd heeft als aansprakelijkheidsverzekeraar van Steenmetz in het kader van een minnelijke regeling een bedrag van € 230.000,-- wegens schadevergoeding aan Van M. betaald, vermeerderd met een bedrag van € 26.186,89 aan buitengerechtelijke kosten. Met de schaderegeling is een bedrag van € 13.744,70 gemoeid geweest.
3. De vordering
3.1. Delta Lloyd vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat Corus volledig aansprakelijk is voor alle gevolgen van schade in verleden en toekomst veroorzaakt door het ongeval dat Van M. is overkomen;
2. Corus veroordeelt tot betaling aan Delta Lloyd van een bedrag van € 45.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der betaling, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
3. Corus veroordeelt tot betaling aan Delta Lloyd van alle overige betalingen en uitkeringen, terzake waarvan Delta Lloyd ten deze is gesubrogeerd of zal worden, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. Corus veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.788,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
5. Corus veroordeelt in de proceskosten.
3.2. Delta Lloyd voert daartoe aan dat sprake was van een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW, omdat (van de buitenzijde) niet zichtbaar was dat de dakplaat waar Van M. doorheen is gezakt, onvoldoende dragende vermogen had. Corus is als eigenaar, althans bedrijfsmatig gebruiker van deze opstal aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van voornoemd gebrek. Voorts voert Delta Lloyd aan dat Corus onrechtmatig heeft gehandeld door Van M. te laten werken op een onveilig dak zonder specifieke veiligheidsinstructies te geven.
4. Het verweer
Corus voert de volgende verweren.
? Ten eerste betwist Corus dat sprake was van een gebrekkige opstal, omdat Van M. binnen in de betreffende hal heeft kunnen zien dat zich lichtdoorlatende kunststofpanelen in het dak bevonden die geen draagkracht hadden.
? Ten tweede betwist Corus dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht voor de veiligheid nu zij de werknemers van Steenmetz, een gespecialiseerd dakdekkerbedrijf, gelegenheid heeft gegeven het dak te inspecteren, en veiligheidsmaatregelen in de vorm van een valgordel en een lifelijn met Steenmetz is overeengekomen.
? Ten derde doet Corus een beroep op een exonoratieclausule in de door haar gehanteerde algemene voorwaarden.
? Ten slotte stelt Corus dat wanneer zij al aansprakelijk zou zijn, de onderlinge verdeling van de schade dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 6:101 BW, waarbij de fout van Steenmetz ten opzichte van haar werknemer door het niet ter beschikking stellen van veiligheidsmateriaal, veel ernstiger is dan de “fout” van Corus.
5. De beoordeling
5.1. Ter onderbouwing van haar stelling dat het dak gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW, heeft Delta Lloyd gewezen op artikel 289 van het thans vervallen Bouwbesluit, waaruit volgt dat een dak bestand moet zijn tegen een (punt-)belasting van 1,5 kiloNewton (150 kilogram). Alleen transparante dakplaten waarvan zichtbaar is dat zich onder het dakvlak geen dragende constructie bevindt, behoeven niet bestand te zijn tegen een dergelijke belasting, maar daarvan was volgens Delta Lloyd geen sprake omdat de betreffende dakplaat vuil en oud was.
5.2. Daartegen voert Corus aan dat Van M. het dak van binnen in de hal heeft geïnspecteerd en toen heeft kunnen zien dat sprake was van lichtdoorlatende dakplaten waaronder zich geen dragende constructie bevond. Daarnaast was volgens Corus ook aan de buitenzijde, in elk geval voor een gespecialiseerd dakdekker, zichtbaar dat de betreffende dakplaat het gewicht van een man niet zou kunnen dragen.
5.3. De rechtbank is dienaangaande van oordeel dat gelet op hetgeen Delta Lloyd heeft gesteld, sprake is van een gebrekkig dak in de zin van artikel 6:174 BW nu vast staat dat het betreffende dakpaneel het gewicht van een man niet kon dragen en gezien de overgelegde foto’s het lichtdoorlatende dakpaneel wat betreft de kleur weliswaar enigszins afwijkt van de overige panelen, maar niet zodanig dat een vergissing uitgesloten is, althans onwaarschijnlijk is. Het feit dat het gaat om gespecialiseerde dakdekkers die volgens Corus zelf aan de binnenzijde van de hal het dak hebben geïnspecteerd, doet aan het voorgaande niet af omdat, zelfs als Van M. en zijn collega het dak aan de binnenzijde hebben gezien, hetgeen niet volgt uit de getuigenverklaringen, een vergissing kennelijk snel is gemaakt hetgeen wel blijkt uit het feit dat zij net voor het ongeval de verkeerde dakplaat hadden verwijderd.
5.4. Het gebrek kan evenwel niet tot aansprakelijkheid van Corus leiden. Daarvoor is het volgende redengevend. Vast staat dat Van M. ten tijde van het ongeval niet beschikte over een valgordel en een lifelijn. Blijkens de werkbon waren deze wel verplicht gesteld door Corus. Het was aan Steenmetz als werkgever van Van M. om er voor zorg te dragen dat deze veiligheidsmaterialen beschikbaar waren en om er op toe te zien dat deze ook werden gebruikt. Dit geldt temeer nu de voorman van Van M., de heer H. Meeuwsen, blijkens zijn eigen verklaring (behorend bij het onder 2.3. genoemde rapport van de Arbeidsinspectie) te voren het werk had geïnspecteerd en had geconstateerd dat er lichtdoorlatende panelen in het dak aanwezig waren, waarvan hij uit ervaring wist dat deze zwak waren.
5.5. Nu als niet weersproken vast staat dat het ongeval zich niet, althans niet op deze wijze, had voorgedaan indien gebruik was gemaakt van de voorgeschreven valgordel en lifelijn, is de ontstane schade (mede) het gevolg van een omstandigheid die aan Steenmetz (en Van M. zelf) kan worden toegerekend. Deze fout is, mede in relatie tot het gebrekkige dak, van zodanig ernstige aard dat de vergoedingsplicht van Corus daardoor in zijn geheel komt te vervallen Het is immers de verantwoordelijkheid van de werkgever om voldoende maatregelen ten behoeve van de veiligheid van zijn werknemers te nemen, terwijl van gediplomeerde dakdekkers mag worden verwacht dat zij zich bekommeren om hun eigen veiligheid. Dat geldt zeker voor een dakdekker(bedrijf), omdat door de aard van het werk een dakdekker snel een ongeval kan overkomen (ook als het dak niet gebrekkig is) en de gevolgen daarvan zeer ernstig kunnen zijn. Het voorgaande sluit ook aan op de conclusies van de Arbeidsinspectie, die wegens het niet gebruiken van veiligheidsmateriaal Steenmetz een boete heeft opgelegd en die vervolgens toegestaan heeft dat het werk werd hervat onder de voorwaarde dat uitsluitend door aangelijnde werknemers het dak betreden werd.
5.6. De stelling van Delta Lloyd dat Corus onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende veiligheidsinstructies te geven, door op het dak geen preventieve maatregelen te nemen (ingevolge Europese Richtlijn 92/57/EEG) en door geen coördinator aan te stellen (ingevolge artikelen 2.33 t/m 2.35 Arbeidsomstandighedenbesluit) kan evenmin leiden tot toewijzing van de vordering.
5.7. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat Corus niet de werkgever van Van M. was en dus ook niet en in een gezagsverhouding met hem stond. Corus was niet meer dan een niet opdrachtgever die voor specifieke dakwerkzaamheden een gespecialiseerd dakdekkerbedrijf heeft ingeschakeld. Haar zorgplicht ten opzichte van Van M. gaat dan ook minder ver dan die van Steenmetz ten opzichte van haar werknemer. Aan die zorgplicht heeft Corus voldaan door het voorschrijven van een valgordel en een lifelijn (waarmee zij dus wel degelijk veiligheidsinstructies heeft gegeven) en door de voorman van Steenmetz, Meeuwsen, in de gelegenheid te stellen het werk tevoren te inspecteren waarbij Meeuwsen de lichtdoorlatende platen heeft opgemerkt en zich dus bewust was van het gevaar. Het was vervolgens aan Steenmetz om er op toe te zien dat de betrokken werknemers deugdelijk werden geïnstrueerd en dat zij de veiligheidsmaatregelen naleefden. Nu op het werk slechts één onderneming werkzaam was (te weten Steenmetz) kan Delta Lloyd geen steun ontlenen aan de onder 5.6. genoemde Europese Richtlijn of artikelen van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
5.8. Voor zover Corus in verband met het onder 5.6. gestelde al enig onrechtmatig handelen zou kunnen worden verweten, heeft ook hier te gelden dat haar fout in het licht van de fouten die Steenmetz (en Van M. zelf) heeft gemaakt (het niet beschikbaar stellen, althans het niet dragen van veiligheidsgordels en lifelijnen) van dien aard is dat de aansprakelijkheid van Corus voor de schade in zijn geheel komt te vervallen (zoals overwogen onder 5.5.).
5.9. De slotsom is dan ook dat geen van de aangevoerde grondslagen de vordering kan dragen zodat de vordering zal worden afgewezen. De verdere verweren behoeven geen bespreking meer.
5.10. Delta Lloyd zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Corus worden begroot op:
- vast recht € 1.030,00
- salaris procureur 2.235,00 ( 2,5 punt x tarief € 894,00)
Totaal € 3.265,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt Delta Lloyd in de proceskosten, aan de zijde van Corus tot op heden begroot op € 3.265,00,
6.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2006.?